Pastoralis actio

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

Pastoralis actio
Instructie over het Doopsel van kinderen
Franjo Kardinaal Seper
Congregatie voor de Geloofsleer
20 oktober 1980
Curie - Instructies
1981, Archief van de Kerken, jrg. 16 p. 719-730
juli 1981
Archief van de Kerken
24 maart 2023
3467
nl
Toon meer

Referenties naar dit document: 1

Open uitgebreid overzicht

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media

Referenties naar alinea 14: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
- Artikel 3 De zending van de Kerk
11
De Kerk heeft de plicht te beantwoorden aan de zending welke Christus na zijn verrijzenis aan de apostelen toevertrouwde, en welke op bijzonder plechtige wijze in het Evangelie volgens Matteüs wordt vermeld: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest'. (Mt. 28, 19)[b:Mt. 28, 19]1[[b:Mc. 16, 15-16]] De overdracht van het geloof en de toediening van het Doopsel, welke ten gevolge van deze opdracht van Christus nauw met elkaar zijn verbonden, maken noodzakelijk deel uit van de zending van de Kerk die universeel is en nooit zal kunnen ophouden dat te zijn.

Referenties naar alinea 11: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De Kerk heeft deze zending althans vanaf de eerste tijd zo verstaan, en zeker niet alleen ten aanzien van de volwassenen. Want de woorden welke Jezus tot Nicodemus sprak heeft de kerk altijd zo begrepen, 'dat kinderen niet van het Doopsel mochten worden uitgesloten'. 2[[2726]] Deze woorden hadden namelijk een zo universele en absolute vorm, dat zij door de vaders als geschikt zouden worden vastgehouden om de noodzaak van het Doopsel vast te stellen en door het leergezag uitdrukkelijk op kinderen zouden worden toegepast: 3[[al:6-7]] 4Eraan toegevoegd kan worden de geloofsbelijdenis van patriarch Dosithaeus van Jeruzalem (1672), Mansi 34, 1746 ook voor hen moet dit Sacrament voor het toetreden tot het volk van God 5[[1080]] 6[[[1080]]]

Referenties naar alinea 12: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Door zo te leren en te handelen heeft de Kerk getoond, dat zij geen andere weg kent dan het Doopsel om voor de kinderen de toegang tot de eeuwige zaligheid te waarborgen; daarom draagt zij er zorg voor de van de Heer ontvangen zending niet te verwaarlozen en aan allen die gedoopt kunnen worden de wedergeboorte 'uit water en Heilige Geest' te schenken. Wat echter de kinderen betreft die zonder Doopsel zijn gestorven, kan de Kerk niets anders doen dan hen aan de barmhartigheid van God toevertrouwen, zoals zij in feite doet in de begrafenisritus welke voor hen is opgesteld. 7[[2727]]

Referenties naar alinea 13: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Dat de kinderen hun geloof nog niet zelf kunnen belijden verhindert de kerk geenszins hun dit Sacrament toe te dienen, omdat zij hen namelijk in haar eigen geloof doopt. Dit leerstuk is reeds door de heilige Augustinus duidelijk omschreven; hij schreef immers: 'Want de kinderen worden aangeboden om de geestelijke genade te ontvangen, niet zozeer door hen door wie ze op de armen worden gedragen (ofschoon ook door hen als zij goede gelovigen zijn), als wel door de hele gemeenschap van de heiligen en gelovigen ... de moederkerk die in haar geheel in de heiligen bestaat, doet dit dus, omdat zij zowel aan allen tezamen als aan ieder afzonderlijk het leven schenkt'. 8[[858]] 9[[[880]]] De heilige Thomas van Aquino[d:242] en na hem alle theologen hernemen deze leer: het kind dat wordt gedoopt, gelooft niet zelf of door een eigen daad, maar door anderen, 'door het geloof van de Kerk dat aan het kind wordt meegedeeld'. 10[[t:iiia q. 69 a. 5 ad 3]] 11[[[t:iiia q. 68 a. 9 ad 3]]] Dezelfde leer wordt ook in de vernieuwde orde van dienst voor het Doopsel verondersteld, wanneer de bedienaar de ouders, peter en meter vraagt het geloof te belijden van de Kerk waarin de kinderen worden gedoopt. 12[[[2726]]]

Referenties naar alinea 14: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Hoewel de Kerk zich inderdaad bewust is van de doeltreffendheid van haar geloof dat in het Doopsel van de kinderen werkzaam is, en van de geldigheid van het Sacrament dat zij hen toedient, erkent zij in haar praktijk evenwel bepaalde beperkingen, daar zij een kind buiten stervensgevaar niet tot het Sacrament toelaat tenzij met toestemming van de ouders en de ernstig verkregen waarborg dat de gedoopte een katholieke opvoeding wordt gegeven: 13[[2726]] 14[[[2726|(56)]]] haar gaan immers zowel de natuurlijke rechten van de ouders ter harte als de eisen van de geloofsontwikkeling in het kind.

Referenties naar alinea 15: 0

Geen referenties naar deze alinea

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media