Sollicitudo Rei Socialis
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Sollicitudo Rei Socialis
De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI
Paus Johannes Paulus II
30 december 1987
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1987, Stg. RKVoorlichting, Oegstgeest
30 december 1987
Stg. RKVoorlichting, Oegstgeest
http://www.colomba.nl/shop/1788-sollicitudo-rei-sociales.html
14 april 2022
350
nl
Referenties naar dit document: 27
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- HOOFDSTUK 1 Inleiding
1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Eerbiedwaardige broeders, dierbare zonen en dochters, heil en apostolische zegen!De sociale zorg van de Kerk die een authentieke ontwikkeling van de mens en de maatschappij beoogt welke de menselijke persoon in al zijn dimensies eerbiedigt en bevordert, is steeds op de meest verschillende wijzen tot uitdrukking gekomen. Eén van de bevoorrechte middelen waarmee de Kerk in de jongste tijd tussenbeide is gekomen, is het leergezag van de pausen dat, vanaf de encycliek Rerum Novarum [651] van Leo XIII als referentiepunt, dikwijls gehandeld heeft over het sociale vraagstuk en de publicatie van de verschillende sociale documenten enige malen heeft laten samenvallen met de herdenking van dat eerste document. Quadragesimo Anno [[652]] Mater et Magistra [[90]] Octogesima Adveniens [[809]] Laborem Exercens [[712]] La Solennità [[778]]. De pausen hebben niet nagelaten door die interventies ook nieuwe aspecten van de sociale leer van de Kerk toe te lichten. Daardoor is, te beginnen bij de zeer waardevolle inbreng van Leo XIII welke door de volgende bijdragen van het leergezag verrijkt is, een bijgewerkt leerstellig 'corpus' gevormd, dat zich ontwikkelt naarmate de Kerk in het volle licht van het door Jezus Christus geopenbaarde Woord vgl: Dei Verbum [[[576|4]]] en onder de bijstand van de heilige Geest (Joh. 14, 16.26; Joh. 16, 13-15) [[b:Joh. 14, 16.26; Joh. 16, 13-15]] de gebeurtenissen interpreteert terwijl deze zich in de loop van de geschiedenis afspelen. Zo tracht zij de mensen te leiden bij het beantwoorden aan hun roeping om de aardse maatschappij op verantwoorde wijze op te bouwen, ook met behulp van de rationele reflectie en van de menselijke wetenschappen.
Referenties naar alinea 1: 6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
In dat belangrijke corpus van sociale leer bevindt en onderscheidt zich de encycliek Populorum Progressio [266], die mijn vereerde voorganger Paulus VI op 26 maart 1967 gepubliceerd heeft. De blijvende actualiteit van deze encycliek kan men gemakkelijk herkennen als men de reeks van herdenkingen ziet die gedurende dit jaar plaatsgevonden hebben, in verschillende vormen en in vele kringen van de kerkelijke en burgerlijke wereld. Met hetzelfde doel heeft de Pauselijke Raad 'Justitia et Pax' [d:94] vorig jaar een rondschrijven gezonden aan de synoden van de oosterse katholieke Kerken en aan de bisschoppenconferenties. Zij heeft ideeën en voorstellen gevraagd voor de beste wijze waarop de herdenking van de encycliek gevierd en het onderricht ervan verrijkt en eventueel toegepast zou kunnen worden. De commissie heeft zelf bij gelegenheid van de twintigste verjaardag een plechtige herdenking georganiseerd waaraan ik zelf heb willen deelnemen door de slottoespraak te houden. vgl: Bij het slot van de herdenking van twintig jaar Populorum Progressio [[[2969]]]
Gelet ook op de inhoud van de antwoorden op het genoemde rondschrijven lijkt het mij passend nu, aan het eind van het jaar 1987, een encycliek te wijden aan de thematiek van Populorum Progressio [266].
Gelet ook op de inhoud van de antwoorden op het genoemde rondschrijven lijkt het mij passend nu, aan het eind van het jaar 1987, een encycliek te wijden aan de thematiek van Populorum Progressio [266].
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Ik wil daarmee voornamelijk twee belangrijke doeleinden bereiken: van de ene kant eer betuigen aan dat historische document [266] van Paulus VI en aan de leer ervan; van de andere kant in de lijn die getrokken is door mijn vereerde voorgangers op de Stoel van Petrus, de continuïteit en de voortdurende vernieuwing van de sociale leer bevestigen. Want continuïteit en vernieuwing vormen een bewijs van de blijvende waarde van de leer van de kerk. Dit tweevoudige kenmerk is karakteristiek voor haar leer op sociaal gebied. Enerzijds is zij blijvend, want zij blijft dezelfde in haar diepste inspiratie, in haar 'beginselen tot bezinning', haar 'beoordelingsnormen', haar fundamentele 'richtlijnen tot handelen' vgl: Libertatis conscientia [[[1533]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809]]] en vooral in haar levende band met het evangelie van de Heer; anderzijds is zij altijd nieuw, want zij is onderhevig aan de noodzakelijke en gewenste aanpassingen die gesuggereerd worden door het veranderen van de historische omstandigheden en door het onophoudelijke verloop van de gebeurtenissen waarin het leven van de mensen en van de maatschappij zich afspeelt.
Referenties naar alinea 3: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Caritas in Veritate ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Ik ben overtuigd dat de leer van de encycliek Populorum Progressio [266] die gericht is aan de mensen en de maatschappij van de zestiger jaren, heel haar vermogen van beroep op het geweten behouden heeft. In deze overtuiging stel ik mij voor nu, op het eind van de tachtiger jaren, de weerklank ervan te doen voortduren en haar te verbinden met de mogelijke toepassingen op het huidige ogenblik van de geschiedenis, dat niet minder dramatisch is dan dat van twintig jaar geleden. Ik tracht daarbij de dragende lijnen van de huidige wereld te schetsen, steeds vanuit de gezichtshoek van het motief dat de leer geïnspireerd heeft, nl. de ontwikkeling van de volken, die nog lang niet voltooid is. Wij weten goed dat de tijd volgens hetzelfde ritme verloopt. Toch heeft men nu de indruk dat hij onderhevig is aan een beweging van voortdurende versnelling, vooral vanwege de vermenigvuldiging en de ingewikkeldheid van de verschijnselen temidden waarvan wij leven. Bijgevolg heeft de gestalte van de wereld, die weliswaar enige fundamentele constanten bewaart, in de loop van de laatste twintig jaren belangrijke veranderingen ondergaan en vertoont zij gij enkele nieuwe aspecten.
Deze tijdsspanne, die aan de vooravond van het derde christelijke millennium gekenmerkt wordt door een wijdverspreide verwachting, als van een nieuwe 'advent' vgl: Redemptoris Mater [[[713|3]]] vgl: Feest van de Heilige Moeder van God en de twintigste wereldvredesdag [[[127]]] welke in zekere zin geen mens onberoerd laat, biedt de gelegenheid om de leer van de encycliek te verdiepen en om er ook de perspectieven van te onderscheiden. De onderhavige reflectie heeft vooral tot doel om met behulp van het theologische onderzoek van de tijdelijke werkelijkheid de noodzaak te benadrukken van een rijker en meer gedifferentieerd begrip van de ontwikkeling, overeenkomstig de voorstellen van de encycliek, en om enige praktische vormen van uitvoering aan te geven.
Deze tijdsspanne, die aan de vooravond van het derde christelijke millennium gekenmerkt wordt door een wijdverspreide verwachting, als van een nieuwe 'advent' vgl: Redemptoris Mater [[[713|3]]] vgl: Feest van de Heilige Moeder van God en de twintigste wereldvredesdag [[[127]]] welke in zekere zin geen mens onberoerd laat, biedt de gelegenheid om de leer van de encycliek te verdiepen en om er ook de perspectieven van te onderscheiden. De onderhavige reflectie heeft vooral tot doel om met behulp van het theologische onderzoek van de tijdelijke werkelijkheid de noodzaak te benadrukken van een rijker en meer gedifferentieerd begrip van de ontwikkeling, overeenkomstig de voorstellen van de encycliek, en om enige praktische vormen van uitvoering aan te geven.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Nieuwheid van de Encycliek Populorum Progressio
5
Reeds toen het document van Paus Paulus VI uitkwam, heeft het de aandacht van de openbare mening getrokken door zijn nieuwheid. Men kon feitelijk en zeer duidelijk de genoemde kenmerken van continuïteit en vernieuwing in de sociale leer van de Kerk vaststellen. Daarom zal de opzet om door de encycliek met aandacht te herlezen talrijke aspecten van deze leer te herontdekken de leidraad zijn voor de onderhavige overwegingen. Maar eerst wil ik blijven stilstaan bij de datum van publicatie: het jaar 1967. Het feit zelf dat Paus Paulus VI besloot in dat jaar een sociale encycliek uit te geven, nodigt uit om het document te zien in verband met het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie [d:4], dat op 8 december 1965 afgesloten is.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Daarin moeten wij meer zien dan alleen het feit dat chronologisch dicht op elkaar volgen. De encycliek Populorum Progressio [266] dient zich in zekere zin aan als document dat de leer van het Concilie toepast. En dit niet zozeer omdat zij voortdurend verwijst naar de teksten van het Concilie De encycliek Populorum.. De encycliek Populorum Progressio citeert 19 keer documenten van het Tweede Vaticaans Concilie, waarvan 16 keer de pastorale Constitutie Gaudium et Spes, maar veeleer omdat zij voortkomt uit de zorg van de Kerk, welke heel het werk van het Concilie inspireerde om veel thema's van haar sociale leer te coördineren en te ontwikkelen, in het bijzonder in de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575].
Daarom kunnen wij bevestigen dat de encycliek Populorum Progressio [266] als het ware het antwoord is op het appèl van het Concilie waarmee de constitutie Gaudium et Spes [575] begint: "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij de mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart" Gaudium et Spes [[575|1]]. Deze woorden drukken het fundamentele motief uit dat het grote document van het Concilie inspireerde. Het gaat uit van de vaststelling dat miljoenen en miljoenen menselijke wezens leven in een situatie van nood en onderontwikkeling.
Deze nood en onderontwikkeling zijn met andere woorden het 'verdriet en de angst' van vandaag, 'vooral van armen'; staande tegenover dit uitgestrekte panorama van leed en lijden wil het Concilie perspectieven van vreugde en hoop bieden. De encycliek van Paus Paulus VI streeft hetzelfde doel na, in volledige trouw aan de inspiratie van het Concilie.
Daarom kunnen wij bevestigen dat de encycliek Populorum Progressio [266] als het ware het antwoord is op het appèl van het Concilie waarmee de constitutie Gaudium et Spes [575] begint: "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen die, hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van de leerlingen van Christus: er is werkelijk niets bij de mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart" Gaudium et Spes [[575|1]]. Deze woorden drukken het fundamentele motief uit dat het grote document van het Concilie inspireerde. Het gaat uit van de vaststelling dat miljoenen en miljoenen menselijke wezens leven in een situatie van nood en onderontwikkeling.
Deze nood en onderontwikkeling zijn met andere woorden het 'verdriet en de angst' van vandaag, 'vooral van armen'; staande tegenover dit uitgestrekte panorama van leed en lijden wil het Concilie perspectieven van vreugde en hoop bieden. De encycliek van Paus Paulus VI streeft hetzelfde doel na, in volledige trouw aan de inspiratie van het Concilie.
Referenties naar alinea 6: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Maar ook in de orde van de thema's herneemt de encycliek die trouw blijft aan de grote traditie van de sociale leer van de Kerk, op directe wijze de nieuwe uiteenzetting en de rijke synthese welke het Concilie met name uitgewerkt heeft in de constitutie Gaudium et Spes [575]. Wat de inhoud en de thema's betreft, die de encycliek opnieuw voorgehouden heeft, dienen benadrukt te worden:
- het bewustzijn van de plicht die de Kerk, 'deskundig in menselijkheid', heeft om 'de tekenen des tijds te onderzoeken en ze te interpreteren in het licht van het Evangelie' Gaudium et Spes [[575|4]] vgl: Populorum Progressio [[[266|13]]];
- het eveneens diepe bewustzijn van haar zending om te 'dienen', die onderscheiden is van de functie van de staat, ook als zij zich bekommert om het concrete lot van de mensen vgl: Gaudium et Spes [[[575|3]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|13]]];
- de verwijzing naar de opvallende verschillen in de situatie van die mensen vgl: Gaudium et Spes [[[575|63]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|9]]];
- de bevestiging van de leer van het Concilie, die de trouwe weerklank is van de eeuwenlange traditie van de Kerk, over de 'universele bestemming van de goederen' vgl: Gaudium et Spes [[[575|69]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|22]]];
- de waardering voor de cultuur en de technische beschaving die bijdragen tot de bevrijding van de mens vgl: Gaudium et Spes [[[575|57]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|41]]], zonder te vergeten hun grenzen te erkennen vgl: Gaudium et Spes [[[575|19]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|41]]];
- en tenslotte, wat het eigenlijke thema van de encycliek betreft, de nadruk op de 'ernstige plicht', die op de meer ontwikkelde naties rust, om 'de ontwikkelingslanden te helpen' vgl: Gaudium et Spes [[[575|86]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|48]]].
Referenties naar alinea 7: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De zojuist gegeven korte analyse helpt ons om beter de nieuwheid te schatten van de encycliek, welke nader aangeduid kan worden in drie punten. Het eerste wordt gevormd door het feit zelf van een document dat uitgegeven is door de hoogste autoriteit van de katholieke Kerk en bestemd is zowel voor de Kerk zelf als voor 'alle mensen van goede wil' vgl: Populorum Progressio [[[266|1]]] over een onderwerp dat op het eerste gezicht alleen economisch en sociaal is: de ontwikkeling van de volken. De term 'ontwikkeling' is hier ontleend aan het vocabularium van de economische en sociale wetenschappen. In dit opzicht sluit de encycliek Populorum Progressio [266] onmiddellijk aan op de encycliek Rerum Novarum [651], die handelt over de 'conditie van de arbeiders' gaat over "de situatie van de arbeiders" [[651]]. Oppervlakkig gezien lijken beide thema's buiten het terrein te vallen van de rechtmatige zorg van de Kerk, gezien als godsdienstige instelling; de 'ontwikkeling' zelf nog meer dan de 'conditie van de arbeiders'. In de lijn van de encycliek van Leo XIII moet men aan het document van Paulus VI de verdienste toekennen het ethische en culturele benadrukt te hebben van problematiek die verband houdt met de ontwikkeling, en eveneens de rechtmatigheid en de noodzaak van de interventie van de Kerk op dat gebied. Daarmee heeft de christelijke sociale leer nogmaals haar karakter opgeëist van toepassing van het woord Gods op het leven van de mensen en de maatschappij, alsook op de aardse realiteiten die daarmee verbonden zijn, terwijl zij 'beginselen tot bezinning', 'beoordelingsnormen' en 'richtlijnen tot handelen' aanreikt vgl: Libertatis conscientia [[[1533|72]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|4]]]. Welnu, deze drie elementen vindt men terug in het document van Paulus VI, met een voornamelijk praktische oriëntering, nl. gericht op het zedelijk gedrag.
Men kan de Kerk dus niet beschuldigen van overschrijding van haar specifieke terrein van bevoegdheid en nog minder van overschrijding van de opdracht die zij van de Heer ontvangen heeft, als zij zich interesseert voor de ontwikkeling van de volken.
Men kan de Kerk dus niet beschuldigen van overschrijding van haar specifieke terrein van bevoegdheid en nog minder van overschrijding van de opdracht die zij van de Heer ontvangen heeft, als zij zich interesseert voor de ontwikkeling van de volken.
Referenties naar alinea 8: 1
Caritas in Veritate ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Het tweede punt is de nieuwheid van de encycliek Populorum Progressio [266], die blijkt uit de uitgestrektheid van de gezichtskring, welke openstaat voor wat algemeen bekend is als het 'sociale vraagstuk'. In feite was de encycliek Mater et Magistra [90] van Paus Johannes XXIII reeds opgesteld in deze wijdere gezichtskring vgl: Mater et Magistra [[[90|50]]], welke het Concilie nagevolgd heeft in de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575] Gaudium et Spes [[575|63]]. Het sociale onderricht van de Kerk was er echter nog niet toe gekomen geheel duidelijk te bevestigen dat het sociale vraagstuk wereldwijde afmetingen gekregen heeft vgl: Populorum Progressio [[[266|3.9]]], en zij had van deze bevestiging en van de daarmee samenhangende analyse nog geen 'richtlijn tot handelen' gemaakt, zoals Paus Paulus VI doet in zijn encycliek.
Een zo uitdrukkelijke stellingname biedt een grote rijkdom aan inhoud. Het is gewenst deze weer te geven.
Eerst dient een mogelijk misverstand uit de weg geruimd te worden. De erkenning dat het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft, betekent in het geheel niet dat haar gewicht en waarde minder zijn geworden of dat zij haar betekenis verloren heeft op nationaal en locaal vlak. Het betekent integendeel dat de problemen, in de bedrijven of in de arbeiders- en vakbeweging van een bepaald land of een bepaalde streek, niet gezien moeten worden als verspreide eilanden zonder verbinding met elkaar, maar dat zij in toenemende mate afhangen van de invloed van factoren die de regionale of nationale grenzen overschrijden. Economisch gezien zijn de ontwikkelingslanden helaas veel talrijker dan de ontwikkelde landen: het aantal mensen dat verstoken is van de goederen en diensten welke de ontwikkeling biedt, is veel groter dan het aantal mensen dat er wel over beschikt.
Wij staan dus voor een ernstig probleem van ongelijke verdeling van de bestaansmiddelen die oorspronkelijk bestemd zijn voor alle mensen, en zodoende ook van de voordelen die daaruit voortvloeien. En dat komt niet voor rekening van de behoeftige volken en nog minder gaat het om een soort noodlot dat van de natuurlijke condities afhangt of van het geheel van de omstandigheden. Als de encycliek van Paulus VI verklaart dat het sociale vraagstuk wereldwijde afmetingen aangenomen heeft, dan stelt zij zich allereerst voor om een moreel feit aan te wijzen, dat zijn fundamenten heeft in de objectieve analyse van de realiteit. Volgens de woorden van de encycliek 'moet iedereen zich bewust maken' van dit feit vgl: Populorum Progressio [[[266|3]]], juist omdat het onmiddellijk het geweten raakt, dat de bron is van de morele beslissingen.
In dit kader bestaat de nieuwheid van de encycliek niet zozeer in de uitspraak over de universaliteit van het sociale vraagstuk, welke een historisch karakter heeft, maar meer in de morele waardering van deze realiteit. Daarom hebben zij die de publieke verantwoordelijkheid dragen, de burgers van de rijke landen ieder persoonlijk en vooral de christenen, de morele plicht in de persoonlijke beslissingen en in die van de overheid, volgens de respectievelijke graad van verantwoordelijkheid, rekening te houden met deze band van universaliteit, met deze onderlinge afhankelijkheid die bestaat tussen hun handelwijzen en de nood en de onderontwikkeling van zoveel miljoenen mensen. Met grote nauwkeurigheid geeft de encycliek van Paulus VI de morele plicht weer als "plicht tot solidariteit" Populorum Progressio [[266|48]]. Ofschoon vele situaties in de wereld veranderd zijn, heeft deze uitspraak heden ten dage dezelfde kracht en geldigheid als toen hij neergeschreven werd. Van de andere kant, maar zonder af te wijken van de lijnen van deze morele visie, bestaat de nieuwheid van de encycliek tevens in de fundamentele opvatting dat het begrip zelf van de ontwikkeling in belangrijke mate verandert als men het ziet in het perspectief van de universele onderlinge afhankelijkheid. De echte ontwikkeling kan niet bestaan in de eenvoudige opeenhoping van rijkdommen en in de vermeerdering van de beschikbare goederen en diensten, als dat verkregen wordt ten kosten van de onderontwikkeling van grote scharen mensen en zonder de vereiste aandacht voor de sociale, culturele en geestelijke dimensies van het menselijke wezen vgl: "De ontwikkeling, waarover wij spreken, beperkt zich niet tot een louter economische groei. Wil er sprake zijn van echte ontwikkeling, dan moet deze alomvattend zijn, d.w.z. gericht op de ontplooiing van iedere mens en van de gehele mens." [[[266|14]]].
Een zo uitdrukkelijke stellingname biedt een grote rijkdom aan inhoud. Het is gewenst deze weer te geven.
Eerst dient een mogelijk misverstand uit de weg geruimd te worden. De erkenning dat het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft, betekent in het geheel niet dat haar gewicht en waarde minder zijn geworden of dat zij haar betekenis verloren heeft op nationaal en locaal vlak. Het betekent integendeel dat de problemen, in de bedrijven of in de arbeiders- en vakbeweging van een bepaald land of een bepaalde streek, niet gezien moeten worden als verspreide eilanden zonder verbinding met elkaar, maar dat zij in toenemende mate afhangen van de invloed van factoren die de regionale of nationale grenzen overschrijden. Economisch gezien zijn de ontwikkelingslanden helaas veel talrijker dan de ontwikkelde landen: het aantal mensen dat verstoken is van de goederen en diensten welke de ontwikkeling biedt, is veel groter dan het aantal mensen dat er wel over beschikt.
Wij staan dus voor een ernstig probleem van ongelijke verdeling van de bestaansmiddelen die oorspronkelijk bestemd zijn voor alle mensen, en zodoende ook van de voordelen die daaruit voortvloeien. En dat komt niet voor rekening van de behoeftige volken en nog minder gaat het om een soort noodlot dat van de natuurlijke condities afhangt of van het geheel van de omstandigheden. Als de encycliek van Paulus VI verklaart dat het sociale vraagstuk wereldwijde afmetingen aangenomen heeft, dan stelt zij zich allereerst voor om een moreel feit aan te wijzen, dat zijn fundamenten heeft in de objectieve analyse van de realiteit. Volgens de woorden van de encycliek 'moet iedereen zich bewust maken' van dit feit vgl: Populorum Progressio [[[266|3]]], juist omdat het onmiddellijk het geweten raakt, dat de bron is van de morele beslissingen.
In dit kader bestaat de nieuwheid van de encycliek niet zozeer in de uitspraak over de universaliteit van het sociale vraagstuk, welke een historisch karakter heeft, maar meer in de morele waardering van deze realiteit. Daarom hebben zij die de publieke verantwoordelijkheid dragen, de burgers van de rijke landen ieder persoonlijk en vooral de christenen, de morele plicht in de persoonlijke beslissingen en in die van de overheid, volgens de respectievelijke graad van verantwoordelijkheid, rekening te houden met deze band van universaliteit, met deze onderlinge afhankelijkheid die bestaat tussen hun handelwijzen en de nood en de onderontwikkeling van zoveel miljoenen mensen. Met grote nauwkeurigheid geeft de encycliek van Paulus VI de morele plicht weer als "plicht tot solidariteit" Populorum Progressio [[266|48]]. Ofschoon vele situaties in de wereld veranderd zijn, heeft deze uitspraak heden ten dage dezelfde kracht en geldigheid als toen hij neergeschreven werd. Van de andere kant, maar zonder af te wijken van de lijnen van deze morele visie, bestaat de nieuwheid van de encycliek tevens in de fundamentele opvatting dat het begrip zelf van de ontwikkeling in belangrijke mate verandert als men het ziet in het perspectief van de universele onderlinge afhankelijkheid. De echte ontwikkeling kan niet bestaan in de eenvoudige opeenhoping van rijkdommen en in de vermeerdering van de beschikbare goederen en diensten, als dat verkregen wordt ten kosten van de onderontwikkeling van grote scharen mensen en zonder de vereiste aandacht voor de sociale, culturele en geestelijke dimensies van het menselijke wezen vgl: "De ontwikkeling, waarover wij spreken, beperkt zich niet tot een louter economische groei. Wil er sprake zijn van echte ontwikkeling, dan moet deze alomvattend zijn, d.w.z. gericht op de ontplooiing van iedere mens en van de gehele mens." [[[266|14]]].
Referenties naar alinea 9: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De encycliek Populorum Progressio [266] biedt nog in een derde opzicht een belangrijke bijdrage van nieuwheid aan de sociale leer van de Kerk in haar geheel en aan het begrip zelf van ontwikkeling. Deze nieuwheid is terug te vinden in een zin die te lezen staat in de slotparagraaf van het document en die niet alleen beschouwd kan worden als de samenvattende formulering van zijn inhoud maar ook als de historische kenschetsing ervan: 'ontwikkeling is een nieuwe naam voor vrede' Populorum Progressio [[266|87]].
Als het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft dan is dit in feite omdat aan de eis van rechtvaardigheid alleen voldaan kan worden op hetzelfde plan. Geen aandacht schenken aan deze eis zou bij de slachtoffers van de onrechtvaardigheid de opkomst kunnen bevorderen van de verleiding met geweld te antwoorden, zoals gebeurt bij het ontstaan van vele oorlogen. De volken die uitgesloten worden van de rechtvaardige verdeling van de goederen die oorspronkelijk voor allen bestemd zijn, zouden zich kunnen afvragen:
Bij deze eerste overweging over de dramatische inhoud van de formulering van de encycliek komt nog een andere waarop het document zelf zinspeelt vgl: Populorum Progressio [[[266|53]]]: hoe valt het feit te rechtvaardigen dat enorme bedragen aan geld die bestemd zouden kunnen en moeten worden voor de groei van de ontwikkeling van de volken, integendeel gebruikt worden om enkelingen of groepen te verrijken of besteed worden voor de uitbreiding van de wapenarsenalen, zowel in de ontwikkelde landen als in de ontwikkelingslanden, zodat de werkelijke prioriteiten omvergeworpen worden? Dit is nog erger gezien de moeilijkheden die vaak de directe overdracht verhinderen van de kapitalen die bestemd zijn om hulp te brengen aan de noodlijdende landen. Als 'de ontwikkeling de nieuwe naam is voor de vrede', dan zijn de oorlog en de militaire voorbereiding daarop de grootste vijand van de volledige ontwikkeling van de volken.
Op deze wijze worden wij uitgenodigd in het licht van de uitdrukking van Paus Paulus VI het begrip van ontwikkeling te herzien, dat beslist niet samenvalt met een opvatting die zich beperkt tot het bevredigen van de materiële behoeften door middel van een toename van de goederen, geen aandacht schenkt aan het lijden van de mensen en van het egoïsme van de personen en de naties het voornaamste motief maakt. Zoals de brief van de heilige Jakobus ons scherp in herinnering brengt: hiervandaan is het dat "vechtpartijen en ruzies komen ... van uw eigen hartstochten die u niet met rust laten. Gij begeert dingen die gij niet kunt krijgen" (Jak. 4, 1-2) [b:Jak. 4, 1-2].
In een andere wereld daarentegen, die beheerst wordt door de zorg voor het algemeen welzijn van heel de mensheid ofwel door de zorg voor de 'geestelijke en menselijke ontwikkeling van allen', in plaats van door het najagen van het eigen voordeel, zou de vrede mogelijk zijn als vrucht van een 'meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen" vgl: Populorum Progressio [[[266|76]]].
Ook deze nieuwheid van de encycliek heeft een blijvende en actuele waarde gezien de huidige mentaliteit die zo gevoelig is voor de nauwe band die bestaat tussen de eerbied voor de rechtvaardigheid en de vestiging van de ware vrede.
Als het sociale vraagstuk mondiale afmetingen aangenomen heeft dan is dit in feite omdat aan de eis van rechtvaardigheid alleen voldaan kan worden op hetzelfde plan. Geen aandacht schenken aan deze eis zou bij de slachtoffers van de onrechtvaardigheid de opkomst kunnen bevorderen van de verleiding met geweld te antwoorden, zoals gebeurt bij het ontstaan van vele oorlogen. De volken die uitgesloten worden van de rechtvaardige verdeling van de goederen die oorspronkelijk voor allen bestemd zijn, zouden zich kunnen afvragen:
Waarom niet met geweld reageren tegen degenen die ons het eerst met geweld behandelen?En als men de toestand onderzoekt in het licht van de verdeling van de wereld in ideologische blokken, die reeds in 1967 bestonden, en van de daaruit voortvloeiende economische en politieke weerslag en afhankelijkheid, dan blijkt het gevaar veel groter.
Bij deze eerste overweging over de dramatische inhoud van de formulering van de encycliek komt nog een andere waarop het document zelf zinspeelt vgl: Populorum Progressio [[[266|53]]]: hoe valt het feit te rechtvaardigen dat enorme bedragen aan geld die bestemd zouden kunnen en moeten worden voor de groei van de ontwikkeling van de volken, integendeel gebruikt worden om enkelingen of groepen te verrijken of besteed worden voor de uitbreiding van de wapenarsenalen, zowel in de ontwikkelde landen als in de ontwikkelingslanden, zodat de werkelijke prioriteiten omvergeworpen worden? Dit is nog erger gezien de moeilijkheden die vaak de directe overdracht verhinderen van de kapitalen die bestemd zijn om hulp te brengen aan de noodlijdende landen. Als 'de ontwikkeling de nieuwe naam is voor de vrede', dan zijn de oorlog en de militaire voorbereiding daarop de grootste vijand van de volledige ontwikkeling van de volken.
Op deze wijze worden wij uitgenodigd in het licht van de uitdrukking van Paus Paulus VI het begrip van ontwikkeling te herzien, dat beslist niet samenvalt met een opvatting die zich beperkt tot het bevredigen van de materiële behoeften door middel van een toename van de goederen, geen aandacht schenkt aan het lijden van de mensen en van het egoïsme van de personen en de naties het voornaamste motief maakt. Zoals de brief van de heilige Jakobus ons scherp in herinnering brengt: hiervandaan is het dat "vechtpartijen en ruzies komen ... van uw eigen hartstochten die u niet met rust laten. Gij begeert dingen die gij niet kunt krijgen" (Jak. 4, 1-2) [b:Jak. 4, 1-2].
In een andere wereld daarentegen, die beheerst wordt door de zorg voor het algemeen welzijn van heel de mensheid ofwel door de zorg voor de 'geestelijke en menselijke ontwikkeling van allen', in plaats van door het najagen van het eigen voordeel, zou de vrede mogelijk zijn als vrucht van een 'meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen" vgl: Populorum Progressio [[[266|76]]].
Ook deze nieuwheid van de encycliek heeft een blijvende en actuele waarde gezien de huidige mentaliteit die zo gevoelig is voor de nauwe band die bestaat tussen de eerbied voor de rechtvaardigheid en de vestiging van de ware vrede.
Referenties naar alinea 10: 1
De wereld genezen - 6. Liefde en algemeen welzijn ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Panorama van de wereld van deze tijd
11
De fundamentele leer van de encycliek Populorum Progressio [266] vond destijds grote weerklank vanwege haar karakter van nieuwheid. Men kan de maatschappelijke context waarin wij nu leven niet geheel gelijk noemen aan die van twintig jaar geleden. Daarom wil ik nu met een korte uiteenzetting stil blijven staan bij enige kenmerken van de huidige wereld teneinde de leer van de encycliek van Paulus VI te verdiepen, steeds vanuit het gezichtspunt van de ontwikkeling van de volken.
Referenties naar alinea 11: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Het eerste feit dat naar voren gebracht moet worden, is dat de hoop op ontwikkeling, die toen zo levendig was, nu verre van vervuld blijkt. Wat dit betreft heeft de encycliek zich geen illusies gemaakt. Haar ernstige, soms dramatische taal heeft zich ertoe beperkt de ernst van de situatie te benadrukken en aan aller geweten de dringende plicht voor te houden om haar te helpen oplossen. Er heerste in die jaren een zeker optimisme over de mogelijkheid om zonder overmatige inspanningen de economische achterstand van de arme volken in te halen, hen te voorzien van infrastructuren en hen te helpen in het proces van industrialisatie.
In die historische context bevorderde de organisatie van de Verenigde Naties achtereenvolgens twee decennia van ontwikkeling, naast de eigen inspanningen van ieder land De decennia waarnaar verwezen.. De decennia waarnaar verwezen wordt zijn de jaren 1960-1970 en 1970-1980, het huidige decennium is het derde (1980-1990). Er werden inderdaad enige bilaterale en multilaterale maatregelen genomen om vele naties te hulp te komen waarvan enige reeds langere tijd onafhankelijk waren, terwijl andere, het grootste deel, nauwelijks als staten ontstaan waren uit het proces van de dekolonisatie. De Kerk voelde van haar kant de plicht om de problemen die de nieuwe situatie opwierp, dieper te bestuderen, met de gedachte die inspanningen te voeden met haar godsdienstige en menselijke inspiratie, om er een 'ziel' en een krachtdadige impuls aan te geven.
In die historische context bevorderde de organisatie van de Verenigde Naties achtereenvolgens twee decennia van ontwikkeling, naast de eigen inspanningen van ieder land De decennia waarnaar verwezen.. De decennia waarnaar verwezen wordt zijn de jaren 1960-1970 en 1970-1980, het huidige decennium is het derde (1980-1990). Er werden inderdaad enige bilaterale en multilaterale maatregelen genomen om vele naties te hulp te komen waarvan enige reeds langere tijd onafhankelijk waren, terwijl andere, het grootste deel, nauwelijks als staten ontstaan waren uit het proces van de dekolonisatie. De Kerk voelde van haar kant de plicht om de problemen die de nieuwe situatie opwierp, dieper te bestuderen, met de gedachte die inspanningen te voeden met haar godsdienstige en menselijke inspiratie, om er een 'ziel' en een krachtdadige impuls aan te geven.
Referenties naar alinea 12: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Men kan niet zeggen dat deze verschillende godsdienstige, menselijke, economische en technische initiatieven vergeefs geweest zijn, want zij hebben enige resultaten kunnen boeken. Maar in grote lijnen kan men, rekening houdend met de verschillende factoren, niet ontkennen dat de huidige situatie van de wereld onder het opzicht van de ontwikkeling van de volken veeleer een negatief beeld vertoont. Daarom wil ik de aandacht vragen voor enige algemene aanwijzingen, zonder andere specifieke uit te sluiten. Het volstaat, zonder cijfers of statistieken te analyseren, te kijken naar de werkelijkheid van een ontelbare menigte van mannen en vrouwen, kinderen, volwassenen en bejaarden, d.w.z. van concrete en onherhaalbare menselijke personen, die lijden onder de ondraaglijke last van de nood. Vele miljoenen zijn zonder hoop vanwege het feit dat in vele delen van de wereld hun situatie merkbaar verslechterd is. Tegenover die drama's van totale armoede en nood, waarin zovele broeders en zusters van ons leven, komt de Heer Jezus zelf ons ondervragen. (Mt. 25, 31-46) [[b:Mt. 25, 31-46]]
Referenties naar alinea 13: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De eerste negatieve constatering die men moet maken, is het voortduren en dikwijls het breder worden van de kloof tussen het gebied van het zogenaamde Noorden dat ontwikkeld is, en het Zuiden dat bezig is zich te ontwikkelen. Deze geografische terminologie vormt slechts een aanwijzing, want men mag niet vergeten dat de grenzen tussen rijkdom en armoede evenzeer door de ontwikkelde maatschappijen heen lopen als door die welke bezig zijn zich te ontwikkelen. Zoals er in de rijke landen maatschappelijke ongelijkheid bestaat tot aan het niveau van armoede toe, zo ziet men op parallelle wijze in de minder ontwikkelde landen niet zelden uitingen van egoïsme en vertoon van rijkdom die even verbijsterend als ergerlijk zijn. Aan de overvloed van goederen en diensten die in sommige delen van de wereld ter beschikking staan, vooral in het ontwikkelde Noorden, beantwoordt een ontoelaatbare achterstand in de geopolitieke zone van het Zuiden, waar juist het grootste deel van de mensheid leeft. Als men de gamma van de verschillende sectoren bekijkt - productie en distributie van de levensmiddelen, hygiëne, gezondheid en woning, beschikbaarheid van drinkwater en arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder die van vrouwen, levensduur en andere economische en sociale aanwijzingen - dan blijkt het algemeen beeld bedroevend, zowel op zichzelf beschouwd als in verhouding tot de overeenkomstige gegevens van de meer ontwikkelde landen. Het woord 'kloof' keert vanzelf terug op de lippen. Misschien is dat niet het meest juiste woord om de echte werkelijkheid aan te duiden, want het kan de indruk geven van een statisch verschijnsel. Dat is het niet. Op de weg van de ontwikkelde landen en op die van de ontwikkelingslanden heeft in deze jaren een verschillende graad van versnelling plaatsgevonden die leidt tot verbreding van de afstanden. De ontwikkelingslanden, vooral de meest arme, komen zo in een situatie van zeer ernstige achterstand terecht. Daaraan moet nog de verschillen in cultuur en in waardesystemen tussen de verschillende bevolkingsgroepen toegevoegd worden, die niet altijd samenvallen met de graad van economische ontwikkeling, maar bijdragen tot het scheppen van afstanden. Dit zijn de elementen en aspecten die het sociale vraagstuk veel ingewikkelder maken, juist omdat het mondiale afmetingen aangenomen heeft. Als men de verschillende delen van de wereld ziet, die gescheiden zijn door de toenemende breedte van die kloof, en bemerkt dat ieder deel een eigen koers lijkt te varen en eigen plannen uitvoert, dan begrijpt men waarom men in de gangbare taal spreekt van verschillende werelden binnen onze ene wereld: Eerste Wereld, Tweede Wereld, Derde Wereld en soms ook Vierde Wereld De uitdrukking "Vierde.. De uitdrukking "Vierde Wereld" is niet zozeer gebruikt voor de zogenoemde minder ontwikkelde landen, maar ook en in het bijzonder voor de beknelling van grote of extreme armoede in landen met een gemiddeld of hoog inkomen.. Dergelijke uitdrukkingen, die er zeker geen aanspraak op maken op uitputtende wijze alle landen te klasseren, lijken veelzeggend. Zij zijn het teken van het wijdverbreide gevoel dat de eenheid van de wereld, met andere woorden de eenheid van de mensheid, ernstig gevaar loopt. Die zegwijze verbergt achter haar min of meer objectieve waarde ongetwijfeld een morele inhoud, waartegenover de Kerk, die "sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument... van de eenheid van heel het menselijk geslacht" is Lumen Gentium [[617|1]], niet onverschillig kan blijven.
Referenties naar alinea 14: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Het in het voorafgaande geschetste beeld zou echter onvolledig zijn, als men aan de 'economische en sociale' tekenen van de onderontwikkeling niet andere toevoegde die eveneens negatief zijn, ja nog meer verontrustend, te beginnen bij het culturele plan. Het zijn:
Die situatie heeft ook gevolgen vanuit de gezichtshoek van de 'rechten van de afzonderlijke naties'. Het gebeurt immers vaak dat een natie beroofd wordt van haar 'subject-zijn', d.w.z. van de 'soevereiniteit' die haar toekomt, in economische en ook in politiek-sociale zin en op zekere wijze in culturele zin, omdat in een nationale gemeenschap al deze aspecten van het leven met elkaar samenhangen.
Men moet bovendien benadrukken dat geen enkele maatschappelijke groepering, bijvoorbeeld een partij, het recht heeft om zich de rol van enige gids toe te eigenen, want dat leidt tot vernietiging van het echte subject-zijn van de maatschappij en de burgers, zoals in ieder totalitair systeem gebeurt. In deze situatie worden de mens en het volk 'objecten', niettegenstaande alle tegenovergestelde verklaringen en mondelinge verzekeringen.
Het past hieraan toe te voegen dat er in de wereld van vandaag vele andere vormen van armoede zijn. Verdienen bepaalde soorten gebrek of gemis inderdaad soms niet dezelfde naam? Verarmt de ontkenning of de beperking van de mensenrechten - zoals bijvoorbeeld het recht op godsdienstvrijheid, het recht om deel te nemen aan de opbouw van de maatschappij, de vrijheid om verenigingen en vakbonden op te richten of om initiatieven op economisch gebied te nemen - de menselijke persoon soms niet evenzeer of zelfs meer dan het gemis van materiële goederen? En is een ontwikkeling die geen rekening houdt met de volledige erkenning van deze rechten werkelijk een ontwikkeling van menselijke aard?
Kortom, de onderontwikkeling van onze tijd is niet alleen economisch maar ook cultureel, politiek en eenvoudigweg menselijk, zoals de encycliek Populorum Progressio [266] twintig jaar geleden al opgemerkt heeft. Zodat het nodig is zich hier af te vragen of de zo droevige realiteit van nu niet minstens ten dele gevolg is van een te beperkt ofwel overwegend economisch begrip van de ontwikkeling.
- het analfabetisme,
- de moeilijkheid of onmogelijkheid van toegang tot de hogere niveaus van onderwijs,
- het onvermogen om deel te nemen aan de opbouw van de eigen natie,
- de verschillende vormen van uitbuiting en van economische, sociale, politieke en ook godsdienstige onderdrukking van de menselijke persoon en van zijn rechten,
- de discriminatie in allerlei vorm, vooral de meest verfoeilijke welke gebaseerd is op het verschil van ras.
Die situatie heeft ook gevolgen vanuit de gezichtshoek van de 'rechten van de afzonderlijke naties'. Het gebeurt immers vaak dat een natie beroofd wordt van haar 'subject-zijn', d.w.z. van de 'soevereiniteit' die haar toekomt, in economische en ook in politiek-sociale zin en op zekere wijze in culturele zin, omdat in een nationale gemeenschap al deze aspecten van het leven met elkaar samenhangen.
Men moet bovendien benadrukken dat geen enkele maatschappelijke groepering, bijvoorbeeld een partij, het recht heeft om zich de rol van enige gids toe te eigenen, want dat leidt tot vernietiging van het echte subject-zijn van de maatschappij en de burgers, zoals in ieder totalitair systeem gebeurt. In deze situatie worden de mens en het volk 'objecten', niettegenstaande alle tegenovergestelde verklaringen en mondelinge verzekeringen.
Het past hieraan toe te voegen dat er in de wereld van vandaag vele andere vormen van armoede zijn. Verdienen bepaalde soorten gebrek of gemis inderdaad soms niet dezelfde naam? Verarmt de ontkenning of de beperking van de mensenrechten - zoals bijvoorbeeld het recht op godsdienstvrijheid, het recht om deel te nemen aan de opbouw van de maatschappij, de vrijheid om verenigingen en vakbonden op te richten of om initiatieven op economisch gebied te nemen - de menselijke persoon soms niet evenzeer of zelfs meer dan het gemis van materiële goederen? En is een ontwikkeling die geen rekening houdt met de volledige erkenning van deze rechten werkelijk een ontwikkeling van menselijke aard?
Kortom, de onderontwikkeling van onze tijd is niet alleen economisch maar ook cultureel, politiek en eenvoudigweg menselijk, zoals de encycliek Populorum Progressio [266] twintig jaar geleden al opgemerkt heeft. Zodat het nodig is zich hier af te vragen of de zo droevige realiteit van nu niet minstens ten dele gevolg is van een te beperkt ofwel overwegend economisch begrip van de ontwikkeling.
Referenties naar alinea 15: 7
Centesimus Annus ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Men dient erop te wijzen dat de omstandigheden in belangrijke mate verslechterd zijn, ondanks de lofwaardige inspanningen die in de afgelopen twintig jaren gedaan zijn door de meest ontwikkelde landen of door de ontwikkelingslanden en door de internationale organisaties met het doel een uitweg te vinden uit de situatie of minstens sommige symptomen ervan te verbeteren. De verantwoordelijkheid voor die verslechtering gaat terug op diverse oorzaken. Men moet wijzen op de niet te ontkennen ernstige nalatigheid van de kant van de ontwikkelingslanden zelf en vooral van de kant van degenen die er de economische en politieke macht in handen hebben. Maar nog minder mag men de ogen sluiten voor de verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen, die niet altijd, minstens niet in de vereiste mate, de plicht gevoeld hebben om hulp te bieden aan de landen die gescheiden zijn van de wereld van de welvaart, waartoe zij zelf wel behoren. Maar het is nodig te wijzen op het bestaan van economische, financiële en sociale mechanismen die weliswaar bediend worden door de wil van de mens, maar dikwijls op bijna automatische wijze functioneren en die de situatie van rijkdom voor sommigen en armoede voor anderen versterken. Die mechanismen die op directe of indirecte wijze door de meest ontwikkelde landen bestuurd worden, begunstigen door hun werking zelf de belangen van degenen die ze bedienen, maar lopen uit op het verstikken of beperken van de economie van de minder ontwikkelde landen. Het zal nodig zijn deze mechanismen verderop te onderwerpen aan een nauwkeurige analyse in etisch-moreel opzicht. De encycliek Populorum Progressio [266] heeft reeds voorzien dat met dergelijke systemen de rijkdom van de rijken zou kunnen toenemen terwijl de nood van de armen bevestigd zou blijven Populorum Progressio [[266|33]]. Dit vooruitzicht heeft bekrachtiging gevonden door de opkomst van de zogeheten Vierde Wereld.
Referenties naar alinea 16: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Hoezeer de mondiale maatschappij ook versplinteringsverschijnselen vertoont die op conventionele wijze aangeduid worden met de namen Eerste, Tweede, Derde en ook Vierde Wereld, toch blijft hun onderlinge afhankelijkheid zeer nauw. Wanneer deze onderlinge afhankelijkheid losgemaakt wordt van de ethische aanspraken, dan leidt zij tot funeste gevolgen voor de meest zwakken. De onderlinge afhankelijkheid roept zelfs in de rijke landen negatieve effecten op, door een soort innerlijke dynamiek en onder de aandrijving van mechanismen die men slecht moet noemen. Juist in deze rijke landen ontmoet men, zij het in mindere mate, de meest specifieke uitingen van onderontwikkeling. Zodat het duidelijk moest zijn dat de ontwikkeling ofwel gemeengoed wordt voor alle delen van de wereld ofwel een proces van achteruitgang ondergaat ook in de streken die gekenmerkt zijn door een voortdurende vooruitgang. Dit is een verschijnsel dat bijzonder kenmerkend is voor de aard van de authentieke ontwikkeling: ofwel alle naties van de wereld hebben er deel aan ofwel zij zal niet werkelijk ontwikkeling zijn. Onder de specifieke tekenen van onderontwikkeling die in toenemende mate ook de ontwikkelde landen treffen, zijn er twee die op speciale wijze een dramatische toestand openbaren. Op de eerste plaats de crisis van de huisvesting. In dit Internationale Jaar van de Daklozen, uitgeroepen door de Organisatie van de Verenigde Naties richt de aandacht zich op de miljoenen mensen die geen geschikte woning hebben of er zelfs helemaal geen hebben, teneinde het geweten van allen op te wekken en een oplossing te zoeken voor dit ernstige probleem dat negatieve gevolgen heeft zowel op het vlak van het individuele als op dat van het gezin en de maatschappij. Opgemerkt dient te worden dat de Heilige Stoel heeft deelgenomen aan de viering van het Internationale jaar met dit speciale document van de Pauselijke Commissie Iustitia et Pax [[1965]].
Het tekort aan woningen bestaat op wereldwijd vlak en is grotendeels te wijten aan het steeds groeiende verschijnsel van de verstedelijking vgl: Octogesima Adveniens [[[809|8-9]]]. Zelfs de meest ontwikkelde volken tonen het trieste schouwspel van enkelingen en gezinnen die zich letterlijk forceren om te overleven, zonder onderdak of met zo'n precair onderdak dat het is alsof zij geen dak hebben.
Het gebrek aan huisvesting, dat op zich reeds een ernstig probleem is, moet beschouwd worden als teken en samenvatting van een hele reeks economische, sociale, culturele of gewoon menselijke tekorten. En gezien de omvang van het verschijnsel zou het niet moeilijk moeten zijn zich ervan te overtuigen dat men nog ver verwijderd is van de echte ontwikkeling van de volken.
Het tekort aan woningen bestaat op wereldwijd vlak en is grotendeels te wijten aan het steeds groeiende verschijnsel van de verstedelijking vgl: Octogesima Adveniens [[[809|8-9]]]. Zelfs de meest ontwikkelde volken tonen het trieste schouwspel van enkelingen en gezinnen die zich letterlijk forceren om te overleven, zonder onderdak of met zo'n precair onderdak dat het is alsof zij geen dak hebben.
Het gebrek aan huisvesting, dat op zich reeds een ernstig probleem is, moet beschouwd worden als teken en samenvatting van een hele reeks economische, sociale, culturele of gewoon menselijke tekorten. En gezien de omvang van het verschijnsel zou het niet moeilijk moeten zijn zich ervan te overtuigen dat men nog ver verwijderd is van de echte ontwikkeling van de volken.
Referenties naar alinea 17: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Een ander teken dat typerend is voor de overgrote meerderheid van de naties, is het verschijnsel van de werkloosheid en van het gebrek aan werk dat overeenkomt met het niveau van de persoonlijke ontwikkeling. Allen zijn zich bewust van de actualiteit en de toenemende ernst van dat verschijnsel in de geïndustrialiseerde landen De recente Etude sur.. De recente Etude sur l'Economie mondiale 1987, gepubliceerd door de Verenigde Naties, bevat de laatste gegevens daarover (vgl. pp. 8-9). Het percentage werklozen in de ontwikkelde landen met een markteconomie is gestegen met 3% van de arbeidskrachten in 1970 tot 8% in 1986. Er zijn thans 29 miljoen werklozen.. Het lijkt alarmerend in de ontwikkelingslanden met hun hoge cijfer van bevolkingsgroei en hun menigte van jonge mensen, terwijl in de landen met een hoge economische ontwikkeling de bronnen van arbeid zich lijken te sluiten, zodat de mogelijkheden van werk verminderen in plaats van toe te nemen. Ook dit verschijnsel, met zijn reeks negatieve gevolgen op individueel en maatschappelijk vlak, vanaf de degradatie tot aan het verlies van de eerbied die iedere man of vrouw aan zichzelf verplicht is, dwingt ons ernstig het soort ontwikkeling te onderzoeken dat in de loop van deze twintig jaren nagestreefd is. Wat dit betreft is de overweging van de encycliek Laborem Exercens [712] meer dan ooit op haar plaats:
"Men moet er de nadruk op leggen dat het meest constitutieve element en tegelijk de meest geschikte verifiëring van deze vooruitgang in de geest van rechtvaardigheid en vrede, welke de Kerk verkondigt en waarvoor zij niet ophoudt te bidden ... juist de voortdurende herwaardering van de menselijke arbeid is, hetzij onder het opzicht van zijn objectieve doelstelling hetzij onder het aspect van de waardigheid van het subject van iedere arbeid dat de mens is". "Men moet" daarentegen "getroffen worden door een verbijsterend feit van onmetelijke omvang", nl. dat "er scharen mensen zijn die geen werk of geen geschikt werk hebben ... een feit dat zonder twijfel aantoont dat er zowel binnen de afzonderlijke staatkundige gemeenschappen als in hun onderlinge betrekkingen op continentaal en mondiaal vlak met betrekking tot de organisatie van de arbeid en de werkgelegenheid iets is dat niet functioneert, juist op de kritieke punten van groot maatschappelijk belang" Laborem Exercens [[712|18]].Dit verschijnsel vormt, zoals het voorafgaande, vanwege zijn universeel en in zekere zin vermenigvuldigend karakter een door zijn negatief gewicht buitengewoon sprekend teken van de toestand en de kwaliteit van de ontwikkeling van de volken waarvoor wij nu staan.
Referenties naar alinea 18: 1
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Een ander verschijnsel dat ook typisch is voor de jongste periode, ook al ontmoet men het niet overal, is zonder twijfel eveneens sprekend voor de onderlinge afhankelijkheid die er bestaat tussen de ontwikkelde en minder ontwikkelde landen. Het is het probleem van de internationale schuld, waaraan de pauselijke commissie Justitia et Pax een document gewijd heeft Ten dienste van de mensengemeenschap [[1968]]. Men kan hier niet stilzwijgend voorbijgaan aan het nauwe verband tussen dit probleem, waarvan de toenemende ernst door de encycliek Populorum Progressio [266] reeds voorzien is "Dan zullen de ontwikkelingsvolken niet langer het gevaar lopen om overstelpt te worden door schulden, die zij alleen kunnen aflossen door het grootste gedeelte van hun inkomsten af te staan. Beide partijen zullen de rentevoet en de duur van de leningen bepalen, en wel zo, dat deze aanvaardbaar zijn voor beide partners; en hierbij zal men letten op het noodzakelijke evenwicht tussen schenkingen en leningen tegen geen of tegen een minimum aan rente enerzijds en de duur van de aflossingen anderzijds." [[266|54]], en het vraagstuk van de ontwikkeling van de volken. De reden welke de ontwikkelingslanden dreef tot het aanvaarden van het aanbod van de overvloed van beschikbare kapitalen, was de hoop deze te kunnen investeren in ontwikkelingsactiviteiten. Het beschikbaar-zijn van de kapitalen en het feit van het aannemen ervan bij wijze van lening kunnen bijgevolg beschouwd worden als een bijdrage tot de ontwikkeling zelf, welke een wenselijke en in zich rechtmatige zaak is, ook al vindt zij misschien onvoorzichtig en soms te gehaast plaats.
Door de verandering van de omstandigheden, zowel in de landen die schulden hebben gemaakt als op de internationale financieringsmarkt, is het werktuig dat gekozen is om een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling, tot een tegengesteld werkend instrument geworden. En dit zowel omdat de debiteurenlanden, om te voldoen aan de verplichtingen van de schuld, zich gedwongen zien kapitalen uit te voeren die nodig zouden zijn om hun levensniveau te verhogen of zelfs maar te handhaven, alsook omdat zij om dezelfde reden geen nieuwe financieringen kunnen verkrijgen die evenzeer onmisbaar zijn.
Door dit mechanisme is het middel dat bestemd is voor de ontwikkeling van de volken een rem geworden, in bepaalde gevallen zelfs een accentuering van de onderontwikkeling.
Deze bevindingen moeten tot nadenken stemmen, zoals het jongste document van de pauselijke commissie Justitia et Pax zegt vgl: Bij de presentatie van dit document [[[1968]]], over het ethische karakter van de onderlinge afhankelijkheid van de volken, en, om in de lijn van de onderhavige overwegingen te blijven, over de verplichtingen en de voorwaarden voor de medewerking aan de ontwikkeling, die eveneens door ethische beginselen geïnspireerd zijn.
Door de verandering van de omstandigheden, zowel in de landen die schulden hebben gemaakt als op de internationale financieringsmarkt, is het werktuig dat gekozen is om een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling, tot een tegengesteld werkend instrument geworden. En dit zowel omdat de debiteurenlanden, om te voldoen aan de verplichtingen van de schuld, zich gedwongen zien kapitalen uit te voeren die nodig zouden zijn om hun levensniveau te verhogen of zelfs maar te handhaven, alsook omdat zij om dezelfde reden geen nieuwe financieringen kunnen verkrijgen die evenzeer onmisbaar zijn.
Door dit mechanisme is het middel dat bestemd is voor de ontwikkeling van de volken een rem geworden, in bepaalde gevallen zelfs een accentuering van de onderontwikkeling.
Deze bevindingen moeten tot nadenken stemmen, zoals het jongste document van de pauselijke commissie Justitia et Pax zegt vgl: Bij de presentatie van dit document [[[1968]]], over het ethische karakter van de onderlinge afhankelijkheid van de volken, en, om in de lijn van de onderhavige overwegingen te blijven, over de verplichtingen en de voorwaarden voor de medewerking aan de ontwikkeling, die eveneens door ethische beginselen geïnspireerd zijn.
Referenties naar alinea 19: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Wanneer wij nu de oorzaken onderzoeken van die ernstige vertraging in het proces van de ontwikkeling, die tegengesteld blijkt te zijn aan wat aangegeven is door de encycliek Populorum Progressio [266] welke zoveel hoop verwerkt heeft, dan blijft onze aandacht speciaal staan bij de politieke oorzaken van de huidige situatie. Daar wij ons voor een samenstel van ongetwijfeld ingewikkelde factoren bevinden, is het niet mogelijk hier tot een volledige analyse te komen. Maar men kan niet stilzwijgend voorbijgaan aan een opvallend feit van het politieke kader dat de periode na de Tweede Wereldoorlog kenmerkt en een niet te verwaarlozen factor is in het verloop van de ontwikkeling van de volken. Wij bedoelen het bestaan van twee tegenover elkaar staande blokken, die algemeen aangeduid worden met de conventionele namen van Oost en West. De reden van deze benaming is niet zuiver politiek, maar ook, om zo te zeggen, geopolitiek. Elk van de twee blokken streeft naar de in- of aansluiting van andere landen of groepen van landen met verschillende graden van aansluiting of deelneming. De tegenstelling is vooral politiek voorzover elk blok zichzelf vindt in een systeem van organisatie van de maatschappij en van machtsuitoefening dat een alternatief voor het andere wil zijn. De politieke tegenstelling vindt op haar beurt haar oorsprong in een diepere tegenstelling die van ideologische aard is. In het Westen bestaat er namelijk een systeem dat historisch gezien geïnspireerd wordt door beginselen van het liberalistisch kapitalisme zoals het zich ontwikkeld heeft in de vorige eeuw met de industrialisering; in het Oosten is er een systeem dan geïnspireerd wordt door het marxistisch collectivisme, dat voortgekomen is uit de interpretatie van de conditie van de proletarische klassen in het licht van een speciale uitleg van de geschiedenis. De twee ideologieën die zich beroepen op twee zeer verschillende visies op de mens, op zijn vrijheid en op zijn maatschappelijke rol, bieden en bevorderen op economische plan antithetische vormen van organisatie van het werk en van eigendomsstructuren, vooral wat de zogenaamde productiemiddelen betreft.
Het was onvermijdelijk dat de ideologische tegenstelling door de ontwikkeling van tegenstrijdige machtssystemen en -centra met eigen vormen van propaganda en indoctrinatie evolueerde in een groeiende militaire tegenstelling en twee blokken van gewapende macht deed ontstaan, waarvan elk wantrouwen en angst koestert voor de overmacht van de ander.
De internationale betrekkingen moesten op hun beurt de gevolgen ondervinden van deze 'logica van de blokken' en van de respectieve 'invloedssferen'. De spanning tussen de twee blokken, die voortgekomen is uit de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog, heeft de volgende veertig jaren geheel beheerst; nu eens heeft zij het karakter aangenomen van een koude oorlog, dan weer dat van een oorlog bij volmacht door gebruikmaking van plaatselijke conflicten en soms heeft zij de mensen hun adem doen inhouden en hun harten beklemd door de dreiging van een openlijke en totale oorlog.
Ook al lijkt dat gevaar voor het ogenblik verwijderd te zijn, alhoewel niet geheel verdwenen, en ook al is men tot een eerste overeenkomst gekomen over de vernietiging van een bepaald type atoombewapening, toch zijn het bestaan en de tegenstelling van de blokken nog steeds een reëel en verontrustend feit, dat het beeld van de wereld blijft bepalen.
Het was onvermijdelijk dat de ideologische tegenstelling door de ontwikkeling van tegenstrijdige machtssystemen en -centra met eigen vormen van propaganda en indoctrinatie evolueerde in een groeiende militaire tegenstelling en twee blokken van gewapende macht deed ontstaan, waarvan elk wantrouwen en angst koestert voor de overmacht van de ander.
De internationale betrekkingen moesten op hun beurt de gevolgen ondervinden van deze 'logica van de blokken' en van de respectieve 'invloedssferen'. De spanning tussen de twee blokken, die voortgekomen is uit de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog, heeft de volgende veertig jaren geheel beheerst; nu eens heeft zij het karakter aangenomen van een koude oorlog, dan weer dat van een oorlog bij volmacht door gebruikmaking van plaatselijke conflicten en soms heeft zij de mensen hun adem doen inhouden en hun harten beklemd door de dreiging van een openlijke en totale oorlog.
Ook al lijkt dat gevaar voor het ogenblik verwijderd te zijn, alhoewel niet geheel verdwenen, en ook al is men tot een eerste overeenkomst gekomen over de vernietiging van een bepaald type atoombewapening, toch zijn het bestaan en de tegenstelling van de blokken nog steeds een reëel en verontrustend feit, dat het beeld van de wereld blijft bepalen.
Referenties naar alinea 20: 3
Centesimus Annus ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Een gelijk begin. En dan? Een globale verantwoordelijkheid ->=geentekst=
Dat wordt met een bijzonder negatief effect bewaarheid in de internationale betrekkingen die de ontwikkelingslanden aangaan. Want, zoals bekend, betreft de spanning tussen Oost en West niet per sé een tegenstelling tussen twee verschillende graden van ontwikkeling, maar veeleer een tegenstelling tussen twee opvattingen over de ontwikkeling van de mens en de volken, die beide onvolledig zijn en een radicale correctie behoeven. De genoemde tegenstelling wordt overgebracht naar de ontwikkelingslanden en draagt zo bij tot de verbreding van de kloof die op economisch plan reeds bestaat tussen Noord en Zuid en gevolg is van de afstand tussen de twee meest ontwikkelde en de minder ontwikkelde werelden.
Dit is één van de redenen waarom de sociale leer van de Kerk een kritische houding aanneemt zowel tegenover het liberalistisch kapitalisme als tegenover het marxistisch collectivisme. Vanuit het gezichtspunt van de ontwikkeling komt spontaan de vraag op: op welke wijze of in welke mate zijn deze twee systemen vatbaar voor hervormingen en aanpassingen die een echte en volledige ontwikkeling van de mens en van de volken in de huidige maatschappij begunstigen en bevorderen? Deze hervormingen en aanpassingen zijn immers dringend en onmisbaar voor de zaak van de ontwikkeling van allen.
De landen die sinds kort onafhankelijk zijn, zich inspannen om een eigen culturele en politieke identiteit te verwerven en de doeltreffende en belangeloze bijstand van de rijkere en meer ontwikkelde landen nodig hebben, worden verwikkeld in en soms meegesleurd door de ideologische conflicten die onvermijdelijk interne verdeeldheid teweegbrengen, in bepaalde gevallen zozeer dat het echte burgeroorlogen veroorzaakt. Ook omdat de investeringen en de hulp voor de ontwikkeling dikwijls afgewend worden van hun eigenlijke doel en misbruikt worden om de tegenstellingen aan te wakkeren, buiten en tegen de belangen van de landen die er van zouden moeten profiteren. Vele van die landen worden zich steeds meer bewust van het gevaar slachtoffer te worden van een neokolonialisme en zij proberen zich daaraan te onttrekken. Dat bewustzijn heeft temidden van moeilijkheden, aarzelingen en soms tegenstellingen de Internationale Beweging van de Niet-Gebonden Landen doen ontstaan, welke, in wat haar positieve kant vormt, werkelijk het recht zou willen bevestigen dat ieder volk heeft op zijn eigen identiteit, op zijn eigen onafhankelijkheid en veiligheid, alsmede op de deelname, op basis van gelijkheid en solidariteit, aan het genot van de goederen die voor alle mensen bestemd zijn.
Dit is één van de redenen waarom de sociale leer van de Kerk een kritische houding aanneemt zowel tegenover het liberalistisch kapitalisme als tegenover het marxistisch collectivisme. Vanuit het gezichtspunt van de ontwikkeling komt spontaan de vraag op: op welke wijze of in welke mate zijn deze twee systemen vatbaar voor hervormingen en aanpassingen die een echte en volledige ontwikkeling van de mens en van de volken in de huidige maatschappij begunstigen en bevorderen? Deze hervormingen en aanpassingen zijn immers dringend en onmisbaar voor de zaak van de ontwikkeling van allen.
De landen die sinds kort onafhankelijk zijn, zich inspannen om een eigen culturele en politieke identiteit te verwerven en de doeltreffende en belangeloze bijstand van de rijkere en meer ontwikkelde landen nodig hebben, worden verwikkeld in en soms meegesleurd door de ideologische conflicten die onvermijdelijk interne verdeeldheid teweegbrengen, in bepaalde gevallen zozeer dat het echte burgeroorlogen veroorzaakt. Ook omdat de investeringen en de hulp voor de ontwikkeling dikwijls afgewend worden van hun eigenlijke doel en misbruikt worden om de tegenstellingen aan te wakkeren, buiten en tegen de belangen van de landen die er van zouden moeten profiteren. Vele van die landen worden zich steeds meer bewust van het gevaar slachtoffer te worden van een neokolonialisme en zij proberen zich daaraan te onttrekken. Dat bewustzijn heeft temidden van moeilijkheden, aarzelingen en soms tegenstellingen de Internationale Beweging van de Niet-Gebonden Landen doen ontstaan, welke, in wat haar positieve kant vormt, werkelijk het recht zou willen bevestigen dat ieder volk heeft op zijn eigen identiteit, op zijn eigen onafhankelijkheid en veiligheid, alsmede op de deelname, op basis van gelijkheid en solidariteit, aan het genot van de goederen die voor alle mensen bestemd zijn.
Referenties naar alinea 21: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Een gelijk begin. En dan? Een globale verantwoordelijkheid ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Na deze overwegingen slaagt men er gemakkelijk in een duidelijker kijk te hebben op het beeld van de laatste twintig jaar en beter de contrasten te begrijpen die in het noordelijke deel van de wereld bestaan tussen Oost en West en die niet de laatste oorzaak zijn van de achterstand of de stilstand van het Zuiden. De ontwikkelingslanden worden onderdeel van een mechanisme, van een gigantisch raderwerk, in plaats van zelfstandige naties die zich bekommeren om de eigen vooruitgang naar een rechtvaardige deelname aan de goederen en diensten die voor allen bestemd zijn. Dat gebeurt ook vaak op het gebied van de sociale communicatiemiddelen, die meestal beheerd worden door centra in het noordelijke deel van de wereld, niet altijd de vereiste aandacht schenken aan de prioriteiten en problemen van die landen, hun culturele fysionomie niet eerbiedigen, niet zelden een vertekend beeld van het leven en van de mens opdringen en zo niet beantwoorden aan de eisen van de echte ontwikkeling.
Elk van beide blokken bergt op eigen wijze in zich de neiging tot imperialisme, zoals men pleegt te zeggen, of tot vormen van neokolonialisme; een gemakkelijke verleiding waarvoor men niet zelden bezwijkt, zoals ook de recente geschiedenis leert.
Dat is een abnormale situatie, die het gevolg is van een oorlog en een angst, welke om redenen van eigen veiligheid opgeblazen is tot ongeoorloofde proporties, en die het elan van de samenwerking en de solidariteit van allen voor het algemeen welzijn van de mensheid verarmt, vooral ten nadele van vredelievende volken, die belemmerd worden in hun recht op toegang tot de goederen die voor alle mensen bestemd zijn.
Zo gezien is de huidige verdeeldheid in de wereld een direct obstakel voor de echte verandering van de condities van onderontwikkeling in de ontwikkelingslanden of in de minder ontwikkelde landen. Maar de volken leggen zich niet altijd neer bij hun lot. Bovendien lijken de behoeften van een economie die verstikt wordt door de militaire uitgaven, bureaucratie en intrinsieke ondoeltreffendheid, nu processen op gang te brengen die de tegenstelling minder star en het aangaan van een vruchtbare dialoog en van echte samenwerking voor de vrede gemakkelijker zouden kunnen maken.
Elk van beide blokken bergt op eigen wijze in zich de neiging tot imperialisme, zoals men pleegt te zeggen, of tot vormen van neokolonialisme; een gemakkelijke verleiding waarvoor men niet zelden bezwijkt, zoals ook de recente geschiedenis leert.
Dat is een abnormale situatie, die het gevolg is van een oorlog en een angst, welke om redenen van eigen veiligheid opgeblazen is tot ongeoorloofde proporties, en die het elan van de samenwerking en de solidariteit van allen voor het algemeen welzijn van de mensheid verarmt, vooral ten nadele van vredelievende volken, die belemmerd worden in hun recht op toegang tot de goederen die voor alle mensen bestemd zijn.
Zo gezien is de huidige verdeeldheid in de wereld een direct obstakel voor de echte verandering van de condities van onderontwikkeling in de ontwikkelingslanden of in de minder ontwikkelde landen. Maar de volken leggen zich niet altijd neer bij hun lot. Bovendien lijken de behoeften van een economie die verstikt wordt door de militaire uitgaven, bureaucratie en intrinsieke ondoeltreffendheid, nu processen op gang te brengen die de tegenstelling minder star en het aangaan van een vruchtbare dialoog en van echte samenwerking voor de vrede gemakkelijker zouden kunnen maken.
Referenties naar alinea 22: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
De stelling van de encycliek Populorum Progressio [266] dat de hulpbronnen en investeringen die bestemd worden voor de productie van wapens, aangewend moeten worden om de ellende van de noodlijdende volken te verlichten vgl: Populorum Progressio [[[266|53]]], maakt de oproep om de tegenstellingen tussen de twee blokken te overwinnen nog dringender. Die hulpbronnen dienen nu praktisch om elk van de twee blokken in staat te stellen de ander te overtreffen en zo de eigen veiligheid te garanderen. Deze ontwrichting, die een fundamenteel kwaad is, maakt het de naties die in historisch, economisch en politiek opzicht de mogelijkheid hebben om een leidende rol te spelen, moeilijk hun plicht van solidariteit op passende wijze te vervullen ten gunste van de volken die naar volledige ontwikkeling streven. Het past hier te bevestigen, en het mag geen overdrijving lijken, dat de functie van leidinggeven onder de naties alleen gerechtvaardigd kan worden door de mogelijkheid en de wil om op ruime en edelmoedige wijze bij te dragen tot het algemeen welzijn.
Een natie die min of meer bewust zou toegeven aan de verleiding om zich in zichzelf op te sluiten en die zich zou onttrekken aan de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een superioriteit in het concert van de naties, zou ernstig te kort schieten in een precieze ethische plicht. Dat is gemakkelijk waar te nemen in de historische omstandigheden waarin de gelovigen de beschikkingen van de goddelijke Voorzienigheid zien, die zich van de volken wil bedienen voor de verwerkelijking van haar plannen, alsook om "de plannen van de volken teniet" te doen. (Ps. 33, 10) [[b:Ps. 33, 10]]
Wanneer het Westen de indruk geeft zich over te leveren aan vormen van toenemend egoïstisch isolement en het Oosten op zijn beurt zijn plicht tot medewerking aan de inspanning om de nood van de volken te verlichten om aanvechtbare redenen lijkt te miskennen, dan staat men niet alleen tegenover een verraad aan de wettige verwachtingen van de mensheid, dat de voorbode is van onvoorzienbare gevolgen, maar ook tegenover een ware onttrekking aan een morele plicht.
Een natie die min of meer bewust zou toegeven aan de verleiding om zich in zichzelf op te sluiten en die zich zou onttrekken aan de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een superioriteit in het concert van de naties, zou ernstig te kort schieten in een precieze ethische plicht. Dat is gemakkelijk waar te nemen in de historische omstandigheden waarin de gelovigen de beschikkingen van de goddelijke Voorzienigheid zien, die zich van de volken wil bedienen voor de verwerkelijking van haar plannen, alsook om "de plannen van de volken teniet" te doen. (Ps. 33, 10) [[b:Ps. 33, 10]]
Wanneer het Westen de indruk geeft zich over te leveren aan vormen van toenemend egoïstisch isolement en het Oosten op zijn beurt zijn plicht tot medewerking aan de inspanning om de nood van de volken te verlichten om aanvechtbare redenen lijkt te miskennen, dan staat men niet alleen tegenover een verraad aan de wettige verwachtingen van de mensheid, dat de voorbode is van onvoorzienbare gevolgen, maar ook tegenover een ware onttrekking aan een morele plicht.
Referenties naar alinea 23: 1
Deus Caritas Est ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Niet minder dan de wapenproductie is de wapenhandel een ernstige wanorde, die in de huidige wereld heerst ten aanzien van de echte behoeften van de mensen en van het gebruik van de middelen die geschikt zijn om ze te bevredigen. Wat de wapenhandel betreft moet men toevoegen dat het morele oordeel nog strenger is. Zoals men weet gaat het om een handel zonder grenzen, die zelf in staat is de barrières tussen de blokken te overschrijden. Hij weet de scheiding tussen Oost en West en vooral tussen Noord en Zuid te overwinnen en zich te plaatsen tussen de verschillende delen waaruit de zuidelijke zone van de wereld samengesteld is, wat het ergste is. Zo staan wij voor een vreemd verschijnsel: terwijl de economische hulp en de ontwikkelingsplannen struikelen over de hinderpaal van onoverkomelijke ideologische barrières en van tarief- en handelsbarrières, circuleren de wapenen overal vandaan met bijna absolute vrijheid in de verschillende delen van de wereld. En iedereen weet, zoals het jongste document van de Pauselijke Commissie Justitia et Pax over de Internationale schuld heeft opgemerkt vgl: III.2.1 [[[1968]]], dat in bepaalde gevallen de kapitalen die de ontwikkelde wereld uitgeleend heeft, in de niet-ontwikkelde wereld gediend hebben om wapens aan te kopen. Als men aan dit alles nog het verschrikkelijke en algemeen onderkende gevaar toevoegt dat de atoomwapens vormen, die tot in het ongelooflijke opgestapeld zijn, dan lijkt de logische conclusie de volgende: het panorama van de huidige wereld, de economische inbegrepen, lijkt in plaats van zorg te openbaren voor een echte ontwikkeling die allen tot een "meer menselijk" leven voert, zoals de encycliek Populorum Progressio [266] verhoopte vgl: Populorum Progressio [[[266|37]]], bestemd te zijn om ons sneller naar de dood te brengen. De gevolgen van deze stand van zaken uiten zich in de verscherping van een plaag die typisch en onthullend is voor de onevenwichtigheden en conflicten van de huidige wereld: de miljoenen vluchtelingen die door oorlogen, natuurrampen, vervolgingen en discriminaties van allerlei aard zijn beroofd van huis, werk, gezin en vaderland. De tragedie van deze menigten weerspiegelt zich in het verslagen gelaat van mannen, vrouwen en kinderen die in een verdeelde en ongastvrij geworden wereld geen thuis meer kunnen vinden.
Men kan zijn ogen ook niet sluiten voor een andere droevige plaag van de hedendaagse wereld, voor het verschijnsel van het terrorisme, in de zin van de opzet om zonder onderscheid mensen te doden en goederen te vernietigen en juist een klimaat van vrees en onzekerheid te scheppen, dikwijls ook door het gijzelen van mensen. De terreurdaden zijn nooit te rechtvaardigen, ook al voert men als motief voor deze onmenselijke praktijken een ideologie aan of het scheppen van een betere maatschappij. Maar zij zijn nog minder te rechtvaardigen wanneer, zoals nu gebeurt, de besluiten en daden die soms tot ware slachtingen worden, en sommige ontvoeringen van personen die onschuldig zijn en met de conflicten niets te maken hebben, zich een propagandistisch doel voorstellen ten behoeve van de eigen zaak, of, wat nog erger is, doel op zich zijn, zodat men doodt alleen om te doden. Tegenover zoveel verschrikking en lijden behouden de woorden die ik enige jaren geleden uitgesproken heb en hier herhaal steeds hun waarde: "Het Christendom verbiedt het om ... zijn toevlucht te nemen tot de wegen van haat, tot moord op onbeschermde personen, tot de methoden van het terrorisme" Keer terug van de weg van het geweld [[1214|5]].
Men kan zijn ogen ook niet sluiten voor een andere droevige plaag van de hedendaagse wereld, voor het verschijnsel van het terrorisme, in de zin van de opzet om zonder onderscheid mensen te doden en goederen te vernietigen en juist een klimaat van vrees en onzekerheid te scheppen, dikwijls ook door het gijzelen van mensen. De terreurdaden zijn nooit te rechtvaardigen, ook al voert men als motief voor deze onmenselijke praktijken een ideologie aan of het scheppen van een betere maatschappij. Maar zij zijn nog minder te rechtvaardigen wanneer, zoals nu gebeurt, de besluiten en daden die soms tot ware slachtingen worden, en sommige ontvoeringen van personen die onschuldig zijn en met de conflicten niets te maken hebben, zich een propagandistisch doel voorstellen ten behoeve van de eigen zaak, of, wat nog erger is, doel op zich zijn, zodat men doodt alleen om te doden. Tegenover zoveel verschrikking en lijden behouden de woorden die ik enige jaren geleden uitgesproken heb en hier herhaal steeds hun waarde: "Het Christendom verbiedt het om ... zijn toevlucht te nemen tot de wegen van haat, tot moord op onbeschermde personen, tot de methoden van het terrorisme" Keer terug van de weg van het geweld [[1214|5]].
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Men dient hier ook te wijzen op het bevolkingsprobleem en op de manier waarop men daarover nu spreekt, in vervolg op wat Paulus VI aangegeven heeft in de encycliek vgl: Populorum Progressio [[[266|37]]] en ikzelf uitgebreid uiteengezet heb in de apostolische exhortatie Familiaris Consortio [267] vgl: Familiaris Consortio [[[267|30]]]. Men kan niet ontkennen dat er, vooral in de zuidelijk zone van onze planeet, een demografisch probleem bestaat, dat moeilijkheden schept voor de ontwikkeling. Het is goed aanstonds toe te voegen dat in de noordelijke zone dit probleem zich met omgekeerde kenmerken voordoet: hier baart de teruggang van het geboortecijfer zorgen, met weerslag op de vergrijzing van de bevolking, die zelfs niet in staat is zich biologisch te vernieuwen. Dit verschijnsel kan op zich de ontwikkeling belemmeren. Zoals het niet juist is te stellen dat de moeilijkheden alleen voortkomen uit de bevolkingstoename, zo is evenmin bewezen dat iedere demografische groei onverenigbaar is met een geordende ontwikkeling. Van de andere kant lijkt het zeer verontrustend te constateren dat in vele landen systematische campagnes tegen de geboorten gelanceerd worden, op initiatief van hun regeringen, niet alleen in strijd met de culturele en godsdienstige identiteit van die landen zelf, maar ook met de natuur van de echte ontwikkeling. Het gebeurt dikwijls dat deze campagnes te wijten zijn aan druk en gefinancierd worden met kapitalen uit het buitenland, en in sommige gevallen worden de economisch-financiële hulp en bijstand zelfs daarvan afhankelijk gemaakt. Het gaat in ieder geval om een absoluut gebrek aan eerbied voor de beslissingsvrijheid van de betrokkenen, mannen en vrouwen, die niet zelden blootgesteld zijn aan onverdraaglijke druk, economische inbegrepen, om hen te doen buigen voor deze nieuwe vorm van onderdrukking. Het zijn de armste volken die het geweld daarvan ondergaan: en het loopt soms uit op het verwekken van de tendens tot een zeker racisme of op het bevorderen van de toepassing van bepaalde vormen van eugenisme die evenzeer racistisch zijn.
Ook dit feit, dat om de meest energieke veroordeling vraagt, is teken van een verkeerd en vals begrip van de echte menselijke ontwikkeling.
Ook dit feit, dat om de meest energieke veroordeling vraagt, is teken van een verkeerd en vals begrip van de echte menselijke ontwikkeling.
Referenties naar alinea 25: 3
Centesimus Annus ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Dit panorama van de werkelijke situatie van de ontwikkeling in de huidige wereld, dat overwegend negatief is, zou onvolledig zijn als men daarnaast niet het bestaan van positieve aspecten opmerkte. Het eerste positieve teken is het volle bewustzijn bij zeer veel mannen en vrouwen van de eigen waardigheid en die van ieder menselijk wezen. Dit bewustzijn komt bij voorbeeld overal tot uitdrukking in de meer levendige zorg voor de eerbiediging van de mensenrechten en in de meer besliste afwijzing van de schending ervan. Een blijk daarvan is het aantal private verenigingen, sommige van mondiale betekenis, die de laatste tijd opgericht zijn en zich bijna alle inzetten om met grote zorg en lofwaardige objectiviteit de internationale gebeurtenissen op dit gevoelige gebied te volgen.
Op dit vlak moet men de invloed erkennen die uitgeoefend wordt door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens [1491] die ongeveer veertig jaar geleden door de organisatie van de Verenigde Naties is uitgevaardigd. Het bestaan zelf van die verklaring en de geleidelijke aanvaarding ervan van de kant van de internationale gemeenschap zijn reeds een teken van bewustzijn dat sterker wordt. Hetzelfde moet gezegd worden, steeds op het gebied van de mensenrechten, van de andere juridische werktuigen van de Organisatie van de Verenigde Naties of van andere internationale organisaties vgl. Droits de l'homme... vgl. Droits de l'homme. Recueil d'instruments internationaux, Verenigde Naties, New York 1986 vgl: Redemptor Hominis [[[237|17]]].
Het bewustzijn waarover wij spreken, betreft niet alleen de individuen maar ook de naties en volken, welke als eenheden die een bepaalde culturele identiteit hebben, bijzonder gevoelig zijn voor het bewaren, het vrije beheer en de bevordering van hun kostbare erfenis. Tegelijkertijd wint in de wereld die door allerlei soorten conflicten verdeeld en ontwricht wordt, de overtuiging veld van een radicale onderlinge afhankelijkheid en dientengevolge van de noodzaak van een solidariteit die haar opneemt en overdraagt op moreel vlak. De mensen realiseren zich nu misschien meer dan vroeger dat zij met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijke bestemming, die zij samen moeten opbouwen als men de algemene catastrofe wil vermijden. Uit het diepst van de angst en de vrees en van de verschijnselen van vlucht, zoals de drugs, die typisch zijn voor de huidige wereld, komt geleidelijk het idee op dat het welzijn waartoe wij allen geroepen zijn en het geluk, waarnaar wij verlangen, niet verkregen kunnen worden zonder de inspanning en inzet van allen, niemand uitgesloten, en zonder de consequente afstand van het egoïsme.
Hier heeft als teken van de eerbied voor het leven niettegenstaande alle verleidingen om het te vernietigen, van abortus tot euthanasie ook de daarmee samenhangende zorg om de vrede een plaats; en opnieuw het bewustzijn, dat deze ondeelbaar is: hij is van allen of van niemand. Een vrede die steeds meer de strikte eerbied voor de rechtvaardigheid vraagt en bijgevolg de billijke verdeling van de vruchten van de echte ontwikkeling vgl: Gaudium et Spes [[[575|78]]] vgl: "Strijden tegen de ellende en tegen de onrechtvaardigheid betekent niet alleen het bevorderen van de welvaart, maar ook van de geestelijke en morele verheffing van de mensen en bijgevolg de bevordering van het welzijn van de gehele mensheid. .... Aan de vrede moet dag voor dag worden gebouwd, doordat men werkt aan een orde, die door God is gewild en die een meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen met zich meebrengt." [[[266|76]]]. Onder de positieve tekens van het heden dient men nog te vermelden het grotere bewustzijn van de beperktheid van de beschikbare hulpbronnen, de noodzaak om de onschendbaarheid en de ritmen van de natuur te eerbiedigen en er rekening mee te houden bij de planning van de ontwikkeling, in plaats van deze op te offeren aan bepaalde demagogische opvattingen daarover. Het gaat om wat heden ten dage valt onder de naam van ecologische zorg.
Het is juist ook de inzet te erkennen van regeringsmensen, politici, economen, vakbondsleiders, wetenschapsmensen en internationale functionarissen, van wie velen door godsdienstig geloof geïnspireerd worden, om edelmoedig en met veel persoonlijke offers het kwaad in de wereld op te lossen en er met alle middelen voor te werken dat een steeds groter aantal mannen en vrouwen mag genieten van de weldaad van de vrede en van een levenskwaliteit die haar naam waardig is.
Daartoe dragen de grote internationale organisaties in niet geringe mate bij en ook sommige regionale organisaties, waarvan de vereende krachten meer doeltreffende maatregelen mogelijk maken. Het is ook door deze bijdragen dat sommige landen van de Derde Wereld er ondanks de last van talrijke negatieve omstandigheden in geslaagd zijn in zekere mate zelf te voorzien in hun voedsel of een graad van industrialisering te bereiken die het mogelijk maakt waardig te overleven en bronnen van werk te waarborgen aan de beroepsbevolking.
Zodoende is niet alles negatief in de wereld van vandaag en dat zou het ook niet kunnen zijn want de Voorzienigheid van de hemelse Vader waakt met liefde zelfs over onze dagelijkse zorgen (Mt. 6, 25-32; Mt. 10, 23-31; Lc. 12, 6-7.22-30) [[b:Mt. 6, 25-32; Mt. 10, 23-31; Lc. 12, 6-7.22-30]]; de genoemde positieve waarden getuigen veeleer van een nieuwe morele zorg, vooral met betrekking tot de grote menselijke problemen zoals de ontwikkeling en de vrede. Deze realiteit spoort mij ertoe aan de beschouwing te richten op de authentieke natuur van de ontwikkeling van de volken, in de lijn van de encycliek waarvan wij de verjaardag vieren, en als hulde aan haar onderricht.
Op dit vlak moet men de invloed erkennen die uitgeoefend wordt door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens [1491] die ongeveer veertig jaar geleden door de organisatie van de Verenigde Naties is uitgevaardigd. Het bestaan zelf van die verklaring en de geleidelijke aanvaarding ervan van de kant van de internationale gemeenschap zijn reeds een teken van bewustzijn dat sterker wordt. Hetzelfde moet gezegd worden, steeds op het gebied van de mensenrechten, van de andere juridische werktuigen van de Organisatie van de Verenigde Naties of van andere internationale organisaties vgl. Droits de l'homme... vgl. Droits de l'homme. Recueil d'instruments internationaux, Verenigde Naties, New York 1986 vgl: Redemptor Hominis [[[237|17]]].
Het bewustzijn waarover wij spreken, betreft niet alleen de individuen maar ook de naties en volken, welke als eenheden die een bepaalde culturele identiteit hebben, bijzonder gevoelig zijn voor het bewaren, het vrije beheer en de bevordering van hun kostbare erfenis. Tegelijkertijd wint in de wereld die door allerlei soorten conflicten verdeeld en ontwricht wordt, de overtuiging veld van een radicale onderlinge afhankelijkheid en dientengevolge van de noodzaak van een solidariteit die haar opneemt en overdraagt op moreel vlak. De mensen realiseren zich nu misschien meer dan vroeger dat zij met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijke bestemming, die zij samen moeten opbouwen als men de algemene catastrofe wil vermijden. Uit het diepst van de angst en de vrees en van de verschijnselen van vlucht, zoals de drugs, die typisch zijn voor de huidige wereld, komt geleidelijk het idee op dat het welzijn waartoe wij allen geroepen zijn en het geluk, waarnaar wij verlangen, niet verkregen kunnen worden zonder de inspanning en inzet van allen, niemand uitgesloten, en zonder de consequente afstand van het egoïsme.
Hier heeft als teken van de eerbied voor het leven niettegenstaande alle verleidingen om het te vernietigen, van abortus tot euthanasie ook de daarmee samenhangende zorg om de vrede een plaats; en opnieuw het bewustzijn, dat deze ondeelbaar is: hij is van allen of van niemand. Een vrede die steeds meer de strikte eerbied voor de rechtvaardigheid vraagt en bijgevolg de billijke verdeling van de vruchten van de echte ontwikkeling vgl: Gaudium et Spes [[[575|78]]] vgl: "Strijden tegen de ellende en tegen de onrechtvaardigheid betekent niet alleen het bevorderen van de welvaart, maar ook van de geestelijke en morele verheffing van de mensen en bijgevolg de bevordering van het welzijn van de gehele mensheid. .... Aan de vrede moet dag voor dag worden gebouwd, doordat men werkt aan een orde, die door God is gewild en die een meer volmaakte rechtvaardigheid onder de mensen met zich meebrengt." [[[266|76]]]. Onder de positieve tekens van het heden dient men nog te vermelden het grotere bewustzijn van de beperktheid van de beschikbare hulpbronnen, de noodzaak om de onschendbaarheid en de ritmen van de natuur te eerbiedigen en er rekening mee te houden bij de planning van de ontwikkeling, in plaats van deze op te offeren aan bepaalde demagogische opvattingen daarover. Het gaat om wat heden ten dage valt onder de naam van ecologische zorg.
Het is juist ook de inzet te erkennen van regeringsmensen, politici, economen, vakbondsleiders, wetenschapsmensen en internationale functionarissen, van wie velen door godsdienstig geloof geïnspireerd worden, om edelmoedig en met veel persoonlijke offers het kwaad in de wereld op te lossen en er met alle middelen voor te werken dat een steeds groter aantal mannen en vrouwen mag genieten van de weldaad van de vrede en van een levenskwaliteit die haar naam waardig is.
Daartoe dragen de grote internationale organisaties in niet geringe mate bij en ook sommige regionale organisaties, waarvan de vereende krachten meer doeltreffende maatregelen mogelijk maken. Het is ook door deze bijdragen dat sommige landen van de Derde Wereld er ondanks de last van talrijke negatieve omstandigheden in geslaagd zijn in zekere mate zelf te voorzien in hun voedsel of een graad van industrialisering te bereiken die het mogelijk maakt waardig te overleven en bronnen van werk te waarborgen aan de beroepsbevolking.
Zodoende is niet alles negatief in de wereld van vandaag en dat zou het ook niet kunnen zijn want de Voorzienigheid van de hemelse Vader waakt met liefde zelfs over onze dagelijkse zorgen (Mt. 6, 25-32; Mt. 10, 23-31; Lc. 12, 6-7.22-30) [[b:Mt. 6, 25-32; Mt. 10, 23-31; Lc. 12, 6-7.22-30]]; de genoemde positieve waarden getuigen veeleer van een nieuwe morele zorg, vooral met betrekking tot de grote menselijke problemen zoals de ontwikkeling en de vrede. Deze realiteit spoort mij ertoe aan de beschouwing te richten op de authentieke natuur van de ontwikkeling van de volken, in de lijn van de encycliek waarvan wij de verjaardag vieren, en als hulde aan haar onderricht.
Referenties naar alinea 26: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 De authentieke ontwikkeling van de mens
27
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
De blik die wij op uitnodiging van de encycliek richten op Derde wereld van deze tijd, maakt ons duidelijk dat de ontwikkeling geen rechtlijnig, als het ware automatisch en op zich onbegrensd proces is alsof het menselijke geslacht onder bepaalde voorwaarden onbelemmerd voort moet gaan naar een soort onbepaalde volmaaktheid vgl: "De geschiedenis niet zonder meer een automatische opmars naar het betere is, maar een product van vrijheid, liever gezegd: een strijd tussen tegengestelde vrijheden..." [[[267|6]]]. Deze opvatting die meer verbonden is met een begrip van 'vooruitgang' dat typisch is voor de verlichte filosofie, dan met het begrip van 'ontwikkeling' Om deze reden is in deze.. Om deze reden is in deze encycliek gekozen voor de uitdrukking "ontwikkeling" in plaats van "vooruitgang", met de bedoeling aan het woord "ontwikkeling" de volle betekenis te geven dat gebruikt wordt in specifiek sociaal-economische zin, lijkt nu ernstig in twijfel getrokken te worden, vooral na de tragische ervaring van de twee wereldoorlogen, van de geplande en deels uitgevoerde vernietiging van gehele volken en van het dreigende atoomgevaar. Het naïeve mechanistische optimisme heeft plaatsgemaakt voor een gefundeerde ongerustheid over het lot van de mensheid.
Referenties naar alinea 27: 5
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Maar tegelijk is het 'economische' begrip dat verbonden is met het woord ontwikkeling, in een crisis geraakt. Men begrijpt nu inderdaad beter dat de loutere opeenhoping van goederen en diensten niet volstaat om het menselijke geluk te verwezenlijken, ook niet al gebeurt het ten gunste van de meerderheid. Ook het beschikbaar-zijn van de veelvuldige reële voordelen die de wetenschap en de techniek, waaronder de informatica, in de laatste tijd gebracht hebben, leidt dus niet tot de bevrijding uit elke vorm van slavernij. De ervaring van de laatste jaren toont integendeel aan dat, als heel de massa van hulpbronnen en mogelijkheden die de mens ter beschikking staan, niet gedragen wordt door een moreel inzicht en door een oriëntering die gericht is op het ware welzijn van de mensheid, zij zich gemakkelijk tegen de mens keert om hem te onderdrukken. Een verbijsterende constatering van de jongste periode zou uiterst leerzaam moeten zijn: naast de onaanvaardbare ellende van de onderontwikkeling staan wij tegenover een soort overontwikkeling, die eveneens onaanvaardbaar is omdat zij, zoals de onderontwikkeling, in strijd is met het ware welzijn en geluk. Die overontwikkeling, welke bestaat in een overmatig beschikbaar-zijn van alle soorten materiële goederen ten gunste van sommige maatschappelijke lagen, maakt de mensen namelijk gemakkelijk tot slaaf van het 'bezit' en van het onmiddellijke genot, zonder ander uitzicht dan de vermeerdering van wat men reeds bezit of de voortdurende vervanging ervan door nog meer volmaakte zaken. Dat is de zogenaamde 'consumptie-beschaving' of het 'consumentisme', dat zoveel 'uitschot' en 'afval' meebrengt. Een voorwerp dat men bezit en dat reeds overtroffen wordt door een ander meer volmaakt voorwerp, wordt opzij gelegd, zonder rekening te houden met de mogelijk blijvende waarde ervan voor de bezitter zelf of voor een ander armer menselijk wezen.
Wij kunnen allen de droevige gevolgen van deze blinde onderwerping aan de loutere consumptie met de hand aanraken: bovenal een vorm van grof materialisme en tevens een radicale onvoldaanheid, omdat men aanstonds begrijpt dat, als men niet op zijn hoede is voor de vloed van reclameboodschappen en het voortdurende verleidelijke aanbod van producten, men hoe meer men bezit des te meer verlangt, terwijl de diepste verlangens onbevredigd blijven en misschien ook verstikt worden.
De encycliek van Paus Paulus VI heeft reeds gewezen op het verschil tussen 'hebben' en 'zijn' vgl: "Altijd meer te willen bezitten mag noch voor de volken noch voor de individuen het hoogste doel zijn: iedere vooruitgang heeft twee kanten: ...Zo wordt het uitsluitend najagen van stoffelijk bezit niet alleen een beletsel voor de groei in menselijkheid, maar is het ook in strijd met de waarachtige grootheid van de mens. Zowel bij de volken als bij de individuen is de hebzucht het meest duidelijke teken van morele onderontwikkeling." [[[266|19]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|9]]], dat heden ten dage zo dikwijls benadrukt wordt en dat destijds nauwkeurig is uitgedrukt door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Gaudium et Spes [[[575|35]]] vgl: Tot het Corps Diplomatique [[[1645]]]. Voorwerpen en goederen 'hebben' vervolmaakt niet per sé het menselijke subject, als het niet bijdraagt tot de rijping en de verrijking van zijn 'zijn', dus tot de verwerkelijking van de roeping van de mens als zodanig.
Het verschil tussen 'zijn' en 'hebben', het gevaar voor de waarde van het 'zijn' dat verbonden is aan een loutere vermeerdering of vervanging van wat men reeds bezit, behoeft zeker niet noodzakelijkerwijs te verkeren in een tegenstelling. Eén van de grootste onrechtvaardigheden van de huidige wereld bestaat juist hierin dat het betrekkelijk weinigen zijn die veel bezitten, en velen die bijna niets bezitten. Dat is de onrechtvaardigheid van de slechte verdeling van de goederen en diensten die oorspronkelijk bestemd zijn voor allen.
Ziehier dan het beeld: er zijn weinigen die veel bezitten en er niet echt in slagen te 'zijn', omdat hun dit vanwege een omkeer van de hiërarchie van de waarden verhinderd wordt door de cultus van het 'hebben', en er zijn de velen die weinig of niets bezitten en er niet in slagen hun fundamentele menselijke roeping te verwerkelijken omdat zij gebrek hebben aan de onmisbare goederen.
Het kwaad bestaat niet in het 'hebben' als zodanig, maar in de wijze van bezitten die niet de kwaliteit en de geordende hiërarchie van de goederen die men bezit, eerbiedigt; kwaliteit en hiërarchie die voortvloeien uit de ondergeschiktheid van de goederen en hun beschikbaar-zijn voor het 'zijn' van de mens en zijn authentieke roeping. Daarmee is aangetoond dat de ontwikkeling zich niet beperkt tot het economische aspect, ook al is dit een noodzakelijk aspect, omdat zij aan zoveel mogelijk bewoners van de wereld de beschikking moet geven over de goederen die onmisbaar zijn om te 'zijn'. Als zij tot dat aspect beperkt blijft, keert zij zich tegen hen die men zou willen begunstigen.
De kenmerken van een volledige, 'meer menselijke' ontwikkeling, die in staat is om zich, zonder de economische eisen te ontkennen, te handhaven op het niveau van de authentieke roeping van de man en de vrouw, zijn beschreven door Paulus VI vgl: Populorum Progressio [[[266|20-21]]].
Wij kunnen allen de droevige gevolgen van deze blinde onderwerping aan de loutere consumptie met de hand aanraken: bovenal een vorm van grof materialisme en tevens een radicale onvoldaanheid, omdat men aanstonds begrijpt dat, als men niet op zijn hoede is voor de vloed van reclameboodschappen en het voortdurende verleidelijke aanbod van producten, men hoe meer men bezit des te meer verlangt, terwijl de diepste verlangens onbevredigd blijven en misschien ook verstikt worden.
De encycliek van Paus Paulus VI heeft reeds gewezen op het verschil tussen 'hebben' en 'zijn' vgl: "Altijd meer te willen bezitten mag noch voor de volken noch voor de individuen het hoogste doel zijn: iedere vooruitgang heeft twee kanten: ...Zo wordt het uitsluitend najagen van stoffelijk bezit niet alleen een beletsel voor de groei in menselijkheid, maar is het ook in strijd met de waarachtige grootheid van de mens. Zowel bij de volken als bij de individuen is de hebzucht het meest duidelijke teken van morele onderontwikkeling." [[[266|19]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|9]]], dat heden ten dage zo dikwijls benadrukt wordt en dat destijds nauwkeurig is uitgedrukt door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Gaudium et Spes [[[575|35]]] vgl: Tot het Corps Diplomatique [[[1645]]]. Voorwerpen en goederen 'hebben' vervolmaakt niet per sé het menselijke subject, als het niet bijdraagt tot de rijping en de verrijking van zijn 'zijn', dus tot de verwerkelijking van de roeping van de mens als zodanig.
Het verschil tussen 'zijn' en 'hebben', het gevaar voor de waarde van het 'zijn' dat verbonden is aan een loutere vermeerdering of vervanging van wat men reeds bezit, behoeft zeker niet noodzakelijkerwijs te verkeren in een tegenstelling. Eén van de grootste onrechtvaardigheden van de huidige wereld bestaat juist hierin dat het betrekkelijk weinigen zijn die veel bezitten, en velen die bijna niets bezitten. Dat is de onrechtvaardigheid van de slechte verdeling van de goederen en diensten die oorspronkelijk bestemd zijn voor allen.
Ziehier dan het beeld: er zijn weinigen die veel bezitten en er niet echt in slagen te 'zijn', omdat hun dit vanwege een omkeer van de hiërarchie van de waarden verhinderd wordt door de cultus van het 'hebben', en er zijn de velen die weinig of niets bezitten en er niet in slagen hun fundamentele menselijke roeping te verwerkelijken omdat zij gebrek hebben aan de onmisbare goederen.
Het kwaad bestaat niet in het 'hebben' als zodanig, maar in de wijze van bezitten die niet de kwaliteit en de geordende hiërarchie van de goederen die men bezit, eerbiedigt; kwaliteit en hiërarchie die voortvloeien uit de ondergeschiktheid van de goederen en hun beschikbaar-zijn voor het 'zijn' van de mens en zijn authentieke roeping. Daarmee is aangetoond dat de ontwikkeling zich niet beperkt tot het economische aspect, ook al is dit een noodzakelijk aspect, omdat zij aan zoveel mogelijk bewoners van de wereld de beschikking moet geven over de goederen die onmisbaar zijn om te 'zijn'. Als zij tot dat aspect beperkt blijft, keert zij zich tegen hen die men zou willen begunstigen.
De kenmerken van een volledige, 'meer menselijke' ontwikkeling, die in staat is om zich, zonder de economische eisen te ontkennen, te handhaven op het niveau van de authentieke roeping van de man en de vrouw, zijn beschreven door Paulus VI vgl: Populorum Progressio [[[266|20-21]]].
Referenties naar alinea 28: 14
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Dignitas Infinita ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Een niet slechts economische ontwikkeling wordt bepaald en gericht volgens die werkelijkheid en roeping van de mens in zijn totaliteit gezien ofwel volgens een innerlijke maatstaf van de mens. Deze heeft zonder twijfel de geschapen goederen nodig alsmede de producten van de industrie die voortdurend verrijkt worden door de wetenschappelijke en technische vooruitgang. En de steeds nieuwe beschikbaarstelling van materiële goederen, die tegemoet komen aan de behoeften, opent nieuwe horizonten. Het gevaar van consumptiemisbruik en het verschijnen van kunstmatige behoeften moeten absoluut niet de waardering voor en het gebruik van de nieuwe goederen en hulpbronnen waarover wij de beschikking krijgen verhinderen. Wij moeten daarin zelfs een gave van God zien en een antwoord op de roeping van de mens die volledig vervuld wordt in Christus.
Teneinde de echte ontwikkeling te bereiken is het echter nodig die maatstaf nooit uit het oog te verliezen welke ligt in de specifieke natuur van de mens. die door God geschapen is naar zijn beeld en gelijkenis. (Gen. 1, 26) [[b:Gen. 1, 26]] Een lichamelijke en geestelijke natuur, welke in het tweede verhaal van de schepping gesymboliseerd wordt door de twee elementen, de aarde, waarmee God het lichaam van de mens boetseert, en de levensadem, die God hem in de neus blaast. (Gen. 2, 7) [[b:Gen. 2, 7]]
Zo krijgt de mens een zekere affiniteit met de andere geschapen realiteiten: hij wordt geroepen ze te gebruiken en er voor te zorgen, en hij wordt, steeds volgens het verhaal van Genesis (Gen. 2, 15) [b:Gen. 2, 15], in de tuin gebracht om deze te bewerken en te beheren, boven alle andere wezens gesteld die God onder zijn heerschappij plaatst. (Gen. 1, 25v) [[b:Gen. 1, 25v]] Maar de mens moet tegelijk onderdanig blijven aan de wil van God, die hem beperkingen oplegt in het gebruik van de goederen en de heerschappij over de dingen (Gen. 2, 16-17) [[b:Gen. 2, 16-17]] en hem onsterfelijkheid belooft. (Gen. 2, 9; Wijsh. 2, 23) [[b:Gen. 2, 9; Wijsh. 2, 23]] Daarom heeft de mens die beeld van God is, ook een echte affiniteit met Hem.
Op de grondslag van deze leer kan de ontwikkeling niet alleen bestaan in het gebruik, het beheer en het willekeurig bezit van de geschapen dingen en van de voortbrengselen van de menselijke vlijt. Zij moet veeleer bestaan in het ondergeschikt maken van het bezit, het beheer en het gebruik aan de goddelijke gelijkenis van de mens en aan zijn roeping tot onsterfelijkheid. Dat is de transcendente werkelijkheid van het menselijke wezen, welke vanaf het begin aan een paar van man en vrouw blijkt meegedeeld (Gen. 1, 27) [[b:Gen. 1, 27]] en dus fundamenteel sociaal is.
Teneinde de echte ontwikkeling te bereiken is het echter nodig die maatstaf nooit uit het oog te verliezen welke ligt in de specifieke natuur van de mens. die door God geschapen is naar zijn beeld en gelijkenis. (Gen. 1, 26) [[b:Gen. 1, 26]] Een lichamelijke en geestelijke natuur, welke in het tweede verhaal van de schepping gesymboliseerd wordt door de twee elementen, de aarde, waarmee God het lichaam van de mens boetseert, en de levensadem, die God hem in de neus blaast. (Gen. 2, 7) [[b:Gen. 2, 7]]
Zo krijgt de mens een zekere affiniteit met de andere geschapen realiteiten: hij wordt geroepen ze te gebruiken en er voor te zorgen, en hij wordt, steeds volgens het verhaal van Genesis (Gen. 2, 15) [b:Gen. 2, 15], in de tuin gebracht om deze te bewerken en te beheren, boven alle andere wezens gesteld die God onder zijn heerschappij plaatst. (Gen. 1, 25v) [[b:Gen. 1, 25v]] Maar de mens moet tegelijk onderdanig blijven aan de wil van God, die hem beperkingen oplegt in het gebruik van de goederen en de heerschappij over de dingen (Gen. 2, 16-17) [[b:Gen. 2, 16-17]] en hem onsterfelijkheid belooft. (Gen. 2, 9; Wijsh. 2, 23) [[b:Gen. 2, 9; Wijsh. 2, 23]] Daarom heeft de mens die beeld van God is, ook een echte affiniteit met Hem.
Op de grondslag van deze leer kan de ontwikkeling niet alleen bestaan in het gebruik, het beheer en het willekeurig bezit van de geschapen dingen en van de voortbrengselen van de menselijke vlijt. Zij moet veeleer bestaan in het ondergeschikt maken van het bezit, het beheer en het gebruik aan de goddelijke gelijkenis van de mens en aan zijn roeping tot onsterfelijkheid. Dat is de transcendente werkelijkheid van het menselijke wezen, welke vanaf het begin aan een paar van man en vrouw blijkt meegedeeld (Gen. 1, 27) [[b:Gen. 1, 27]] en dus fundamenteel sociaal is.
Referenties naar alinea 29: 5
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Volgens de Heilige Schrift is het begrip ontwikkeling dus niet slechts een 'profaan' begrip maar blijkt het, al ligt de nadruk op het sociaal-economische aspect, ook de moderne uitdrukking te zijn van een wezenlijk aspect van de roeping van de mens.
De mens is immers niet om zo te zeggen onbeweeglijk en statisch geschapen. De eerste voorstelling die de bijbel van hem geeft, toont hem inderdaad als schepsel en beeld, in zijn diepste werkelijkheid bepaald door de oorsprong en de affiniteit die hem constitueert. Maar dat alles legt in het menselijke wezen, man en vrouw, de kiem en de eis van een oorspronkelijke taak die vervuld moet worden zowel door ieder afzonderlijk als door beiden tezamen. Die taak is het 'heersen' over de andere schepselen, het bewerken van de tuin, en moet vervuld worden in het kader van gehoorzaamheid aan de goddelijke wet en dus in eerbied voor het beeld dat hij ontvangen heeft en dat de duidelijke grondslag is van de macht om te heersen, waarmee hij toegerust is met het oog op zijn vervolmaking. (Gen. 1,26-30; Gen. 2, 15-16; Wijsh. 9, 2-3) [[b:Gen. 1,26-30; Gen. 2, 15-16; Wijsh. 9, 2-3]]
Als de mens ongehoorzaam is aan God en weigert zich te onderworpen aan diens gezag, dan staat de natuur tegen hem op en erkent zij hem niet meer als haar 'heer', omdat hij het goddelijke beeld in zich verduisterd heeft. De roeping tot het bezit en het gebruik van de geschapen middelen blijft altijd geldig, maar na de zonde wordt de uitoefening ervan zwaar en belast met lijden. (Gen. 3, 17-19) [[b:Gen. 3, 17-19]]
Inderdaad toont het volgende hoofdstuk van Genesis ons dat het nakomelingschap van Kaïn een stad bouwt, zich wijdt aan het hoeden van vee en zich toelegt op de kunsten (de muziek) en op de techniek (de metaalbewerking), terwijl men tevens de naam van Jahwe begint aan te roepen. (Gen. 4, 17-26) [[b:Gen. 4, 17-26]] De geschiedenis van de mensheid die door de Heilige Schrift beschreven wordt, is ook na de zondeval een geschiedenis van ononderbroken werkzaamheid, die door de zonde steeds in twijfel getrokken en in gevaar gebracht wordt, zich herhaalt, zich verrijkt en zich uitbreidt als antwoord op de goddelijke roeping welke vanaf het begin aan de man en de vrouw gegeven is (Gen. 1, 26-28) [[b:Gen. 1, 26-28]] en ingedrukt is in het beeld dat zij ontvangen hebben. Het is logisch te concluderen, minstens van de kant van hen die in het Woord van God geloven, dat de ontwikkeling van vandaag gezien moet worden als een element van de geschiedenis die begonnen is met de schepping en voortdurend in gevaar gebracht wordt vanwege de ontrouw aan de wil van de Schepper, vooral door de verleiding van de afgodendienst, maar toch fundamenteel beantwoordt aan de vooronderstellingen. Wie onder het voorwendsel van de last van de strijd en van de onophoudelijke inspanning om moeilijkheden te overwinnen of zelfs vanwege de ervaring van nederlaag en terugkeer naar het vertrekpunt zou willen afzien van de moeilijke maar verheven taak om het lot van de gehele mens en van alle mensen te verbeteren, zou falen in het doen van de wil van God de Schepper. In dit opzicht heb ik in de encycliek Laborem Exercens [712] willen wijzen op de roeping van de mens tot de arbeid, om de gedachte te benadrukken dat de mens steeds de voorvechter van de ontwikkeling is vgl: Laborem Exercens [[[712|4]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|15]]].
Ja, de Heer Jezus zelf doet in de gelijkenis van de talenten de strenge behandeling uitkomen die voorbehouden is aan wie het waagde de ontvangen gave te verbergen: "slechte en luie knecht, je wist dus dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb, en binnenhaal waar ik niets heb uitgestrooid?... Neemt hem dus dat talent af en geeft het aan wie de tien talenten heeft" (Mt. 25, 26-28) [b:Mt. 25, 26-28]. Wij, die Gods gaven ontvangen om ze vrucht te laten dragen, hebben de taak om te 'zaaien' en 'binnen te halen'. Als wij dat niet doen, zal ook dat wat wij hebben ons ontnomen worden.
Een dieper begrip van deze strenge woorden zal ons kunnen aansporen ons meer vastbesloten in te zetten voor de plicht, die nu voor allen dringend is, om mee te werken aan de volledige ontwikkeling van de anderen: "Ontwikkeling van de gehele mens en van alle mensen" vgl: Populorum Progressio [[[266|20-21]]].
De mens is immers niet om zo te zeggen onbeweeglijk en statisch geschapen. De eerste voorstelling die de bijbel van hem geeft, toont hem inderdaad als schepsel en beeld, in zijn diepste werkelijkheid bepaald door de oorsprong en de affiniteit die hem constitueert. Maar dat alles legt in het menselijke wezen, man en vrouw, de kiem en de eis van een oorspronkelijke taak die vervuld moet worden zowel door ieder afzonderlijk als door beiden tezamen. Die taak is het 'heersen' over de andere schepselen, het bewerken van de tuin, en moet vervuld worden in het kader van gehoorzaamheid aan de goddelijke wet en dus in eerbied voor het beeld dat hij ontvangen heeft en dat de duidelijke grondslag is van de macht om te heersen, waarmee hij toegerust is met het oog op zijn vervolmaking. (Gen. 1,26-30; Gen. 2, 15-16; Wijsh. 9, 2-3) [[b:Gen. 1,26-30; Gen. 2, 15-16; Wijsh. 9, 2-3]]
Als de mens ongehoorzaam is aan God en weigert zich te onderworpen aan diens gezag, dan staat de natuur tegen hem op en erkent zij hem niet meer als haar 'heer', omdat hij het goddelijke beeld in zich verduisterd heeft. De roeping tot het bezit en het gebruik van de geschapen middelen blijft altijd geldig, maar na de zonde wordt de uitoefening ervan zwaar en belast met lijden. (Gen. 3, 17-19) [[b:Gen. 3, 17-19]]
Inderdaad toont het volgende hoofdstuk van Genesis ons dat het nakomelingschap van Kaïn een stad bouwt, zich wijdt aan het hoeden van vee en zich toelegt op de kunsten (de muziek) en op de techniek (de metaalbewerking), terwijl men tevens de naam van Jahwe begint aan te roepen. (Gen. 4, 17-26) [[b:Gen. 4, 17-26]] De geschiedenis van de mensheid die door de Heilige Schrift beschreven wordt, is ook na de zondeval een geschiedenis van ononderbroken werkzaamheid, die door de zonde steeds in twijfel getrokken en in gevaar gebracht wordt, zich herhaalt, zich verrijkt en zich uitbreidt als antwoord op de goddelijke roeping welke vanaf het begin aan de man en de vrouw gegeven is (Gen. 1, 26-28) [[b:Gen. 1, 26-28]] en ingedrukt is in het beeld dat zij ontvangen hebben. Het is logisch te concluderen, minstens van de kant van hen die in het Woord van God geloven, dat de ontwikkeling van vandaag gezien moet worden als een element van de geschiedenis die begonnen is met de schepping en voortdurend in gevaar gebracht wordt vanwege de ontrouw aan de wil van de Schepper, vooral door de verleiding van de afgodendienst, maar toch fundamenteel beantwoordt aan de vooronderstellingen. Wie onder het voorwendsel van de last van de strijd en van de onophoudelijke inspanning om moeilijkheden te overwinnen of zelfs vanwege de ervaring van nederlaag en terugkeer naar het vertrekpunt zou willen afzien van de moeilijke maar verheven taak om het lot van de gehele mens en van alle mensen te verbeteren, zou falen in het doen van de wil van God de Schepper. In dit opzicht heb ik in de encycliek Laborem Exercens [712] willen wijzen op de roeping van de mens tot de arbeid, om de gedachte te benadrukken dat de mens steeds de voorvechter van de ontwikkeling is vgl: Laborem Exercens [[[712|4]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|15]]].
Ja, de Heer Jezus zelf doet in de gelijkenis van de talenten de strenge behandeling uitkomen die voorbehouden is aan wie het waagde de ontvangen gave te verbergen: "slechte en luie knecht, je wist dus dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb, en binnenhaal waar ik niets heb uitgestrooid?... Neemt hem dus dat talent af en geeft het aan wie de tien talenten heeft" (Mt. 25, 26-28) [b:Mt. 25, 26-28]. Wij, die Gods gaven ontvangen om ze vrucht te laten dragen, hebben de taak om te 'zaaien' en 'binnen te halen'. Als wij dat niet doen, zal ook dat wat wij hebben ons ontnomen worden.
Een dieper begrip van deze strenge woorden zal ons kunnen aansporen ons meer vastbesloten in te zetten voor de plicht, die nu voor allen dringend is, om mee te werken aan de volledige ontwikkeling van de anderen: "Ontwikkeling van de gehele mens en van alle mensen" vgl: Populorum Progressio [[[266|20-21]]].
Referenties naar alinea 30: 5
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
31
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Het geloof in Christus de Verlosser, dat van binnen uit de aard van de ontwikkeling verlicht, geeft ook leiding in de taak van samenwerking. In de brief van Sint Paulus aan de christenen van Kolosse lezen wij dat Christus "de eerstgeborene van heel de schepping" is en dat "het heelal is geschapen door Hem en voor Hem" (Kol. 1, 15-16) [b:Kol. 1, 15-16]. Alles bestaat dan ook in Hem, "want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid om door Hem het heelal met zich te verzoenen" (Kol. 1, 19-20) [b:Kol. 1, 19-20]. In dit goddelijke plan dat vanaf de eeuwigheid aanvangt in Christus, volmaakt 'beeld' van de Vader, en dat zijn hoogtepunt vindt in Hem, "De eerste die van de dood is opgestaan" (Kol. 1, 15.18) [b:Kol. 1, 15.18], voegt zich onze geschiedenis, die getekend is door onze persoonlijke en collectieve inspanning om de menselijke conditie te verheffen en de obstakels die voortdurend opduiken op onze weg, te overwinnen waardoor wij ons gereed maken om deel te hebben aan de volheid die "woont in de Heer" en die Hij meedeelt aan zijn "Lichaam dat de Kerk is" (Kol. 1, 18) [b:Kol. 1, 18] (Ef. 1, 22-23) [[b:Ef. 1, 22-23]], terwijl de zonde, die ons altijd belaagt en onze menselijke verrichtingen in gevaar brengt, overwonnen en vrijgekocht is door de 'verzoening' die Christus bewerkt heeft. (Kol. 1, 20) [[b:Kol. 1, 20]]
Hier worden de perspectieven wijder. De droom van een onbeperkte vooruitgang wordt teruggevonden, radicaal getransformeerd door het nieuwe gezichtspunt dat het christelijke geloof opent waar het ons verzekert dat die vooruitgang alleen mogelijk is, omdat God de Vader van het begin af besloten heeft de mens deelachtig te maken aan zijn heerlijkheid in de verrezen Jezus Christus, "in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de zonden" (Ef. 1, 7) [b:Ef. 1, 7], en in Hem de zonde heeft willen overwinnen en deze heeft laten dienen voor ons hoogste goed vgl: Paasjubelzang: "Moest de zonde van Adam niet worden begaan om door Christus' dood te worden gedelgd. Gelukkige schuld, waaraan wij de Verlosser danken." [[[1209]]], dat op oneindige wijze al wat de vooruitgang zou kunnen verwerkelijken overtreft.
Dan kunnen wij, terwijl wij worstelen temidden van de duisternis en de gebreken van de onderontwikkeling en de overontwikkeling, zeggen dat dit vergankelijke eens met onvergankelijkheid bekleed zal worden en dit sterfelijke met onsterfelijkheid (1 Kor. 15, 54) [[b:1 Kor. 15, 54]], wanneer de Heer "het koningschap aan God de Vader zal overdragen" (1 Kor. 15, 24) [b:1 Kor. 15, 24] en alle menswaardige werken en daden vrijgekocht zullen worden.
De geloofsvisie maakt bovendien goed de redenen duidelijk die de Kerk aanzetten om zich te interesseren voor de problematiek van de ontwikkeling en het als een plicht van haar pastorale bediening te beschouwen om allen te stimuleren tot nadenken over de natuur en de kenmerken van de authentieke menselijke ontwikkeling. Door haar inzet wil zij zich enerzijds ten dienste stellen van het goddelijke plan, dat de dingen bedoelt te richten op de volheid die in Christus woont (Kol. 1, 19) [[b:Kol. 1, 19]] en die Hij aan zijn Lichaam heeft meegedeeld, en anderzijds beantwoorden aan haar fundamentele roeping om sacrament te zijn, "dat wil zeggen het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht" Lumen Gentium [[617|1]].
Enige kerkvaders hebben zich door deze visie laten inspireren om op hun beurt in originele vorm een begrip uit te werken van de betekenis van de geschiedenis en de arbeid van de mens, als gericht op een doel dat haar overstijgt en steeds bepaald wordt door het verband met het werk van Christus. Het is, met andere woorden, mogelijk in het patristische onderricht een optimistische visie op de geschiedenis en de arbeid terug te vinden, ofwel op de blijvende waarde van de authentieke menselijke verrichtingen, voorzover zij door Christus vrijgekocht zijn en bestemd voor het beloofde Rijk vgl: Interrogatio XXXVII, 1-2: PG 31, 1009-1012 [[[1192]]] vgl: Oratio VII: PG 83, 665-686 [[[1970]]] vgl: XIX, 17: CCL 48, 683-685 [[[857]]].
De overtuiging van de Kerk dat zij zijzelf, haar bedienaren en ieder van haar leden krachtens roeping verplicht is om de nood van de lijdenden, dichtbij en veraf, te verlichten, niet alleen met het 'overbodige' maar ook met het 'noodzakelijke', maakt zodoende deel uit van de oudste leer en praktijk van de kerk. Tegenover gevallen van nooddruft kan men niet de voorkeur geven aan overbodige versiering van de kerken en kostbare benodigdheden voor de goddelijke eredienst; het zou integendeel plicht kunnen zijn deze goederen te vervreemden om brood, drank, kleding en woning te geven aan wie ervan beroofd is vgl: 50, 3-4: PG 58, 508-510 [[[867]]] vgl: Lib. II, XXVIII, 136-140: PL 16, 139-141 [[[1971]]] vgl: XXIV: PL 32, 53v [[[1972]]]. Zoals reeds gezegd wordt hier in het kader van het recht op eigendom een hiërarchie van waarden aangeduid tussen het 'hebben' en het 'zijn', vooral wanneer het 'hebben' van sommigen ten koste kan gaan van het 'zijn' van vele anderen.
Paus Paulus VI, die zich heeft laten inspireren door de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575] "Wie de goederen van deze wereld bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem sluit - hoe kan Gods liefde in hem blijven ?" (1 Joh. 3, 17) Het is bekend, met hoeveel beslistheid de Kerkvaders de welgestelden hebben gewezen op hun plichten jegens de behoeftigen." In het voorgaande nummer heeft de Paus nr. 69 geciteerd van de Pastorale Constitutie Gaudium et Spes van het Tweede Vaticaans Concilie [[266|23]], volgt in zijn encycliek de lijn van deze leer. Van mijn kant wil ik nogmaals de nadruk leggen op de ernst en de urgentie ervan, terwijl ik van de Heer kracht afsmeek voor alle christenen, opdat zij trouw mogen overgaan tot de praktische toepassing.
Hier worden de perspectieven wijder. De droom van een onbeperkte vooruitgang wordt teruggevonden, radicaal getransformeerd door het nieuwe gezichtspunt dat het christelijke geloof opent waar het ons verzekert dat die vooruitgang alleen mogelijk is, omdat God de Vader van het begin af besloten heeft de mens deelachtig te maken aan zijn heerlijkheid in de verrezen Jezus Christus, "in wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de zonden" (Ef. 1, 7) [b:Ef. 1, 7], en in Hem de zonde heeft willen overwinnen en deze heeft laten dienen voor ons hoogste goed vgl: Paasjubelzang: "Moest de zonde van Adam niet worden begaan om door Christus' dood te worden gedelgd. Gelukkige schuld, waaraan wij de Verlosser danken." [[[1209]]], dat op oneindige wijze al wat de vooruitgang zou kunnen verwerkelijken overtreft.
Dan kunnen wij, terwijl wij worstelen temidden van de duisternis en de gebreken van de onderontwikkeling en de overontwikkeling, zeggen dat dit vergankelijke eens met onvergankelijkheid bekleed zal worden en dit sterfelijke met onsterfelijkheid (1 Kor. 15, 54) [[b:1 Kor. 15, 54]], wanneer de Heer "het koningschap aan God de Vader zal overdragen" (1 Kor. 15, 24) [b:1 Kor. 15, 24] en alle menswaardige werken en daden vrijgekocht zullen worden.
De geloofsvisie maakt bovendien goed de redenen duidelijk die de Kerk aanzetten om zich te interesseren voor de problematiek van de ontwikkeling en het als een plicht van haar pastorale bediening te beschouwen om allen te stimuleren tot nadenken over de natuur en de kenmerken van de authentieke menselijke ontwikkeling. Door haar inzet wil zij zich enerzijds ten dienste stellen van het goddelijke plan, dat de dingen bedoelt te richten op de volheid die in Christus woont (Kol. 1, 19) [[b:Kol. 1, 19]] en die Hij aan zijn Lichaam heeft meegedeeld, en anderzijds beantwoorden aan haar fundamentele roeping om sacrament te zijn, "dat wil zeggen het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht" Lumen Gentium [[617|1]].
Enige kerkvaders hebben zich door deze visie laten inspireren om op hun beurt in originele vorm een begrip uit te werken van de betekenis van de geschiedenis en de arbeid van de mens, als gericht op een doel dat haar overstijgt en steeds bepaald wordt door het verband met het werk van Christus. Het is, met andere woorden, mogelijk in het patristische onderricht een optimistische visie op de geschiedenis en de arbeid terug te vinden, ofwel op de blijvende waarde van de authentieke menselijke verrichtingen, voorzover zij door Christus vrijgekocht zijn en bestemd voor het beloofde Rijk vgl: Interrogatio XXXVII, 1-2: PG 31, 1009-1012 [[[1192]]] vgl: Oratio VII: PG 83, 665-686 [[[1970]]] vgl: XIX, 17: CCL 48, 683-685 [[[857]]].
De overtuiging van de Kerk dat zij zijzelf, haar bedienaren en ieder van haar leden krachtens roeping verplicht is om de nood van de lijdenden, dichtbij en veraf, te verlichten, niet alleen met het 'overbodige' maar ook met het 'noodzakelijke', maakt zodoende deel uit van de oudste leer en praktijk van de kerk. Tegenover gevallen van nooddruft kan men niet de voorkeur geven aan overbodige versiering van de kerken en kostbare benodigdheden voor de goddelijke eredienst; het zou integendeel plicht kunnen zijn deze goederen te vervreemden om brood, drank, kleding en woning te geven aan wie ervan beroofd is vgl: 50, 3-4: PG 58, 508-510 [[[867]]] vgl: Lib. II, XXVIII, 136-140: PL 16, 139-141 [[[1971]]] vgl: XXIV: PL 32, 53v [[[1972]]]. Zoals reeds gezegd wordt hier in het kader van het recht op eigendom een hiërarchie van waarden aangeduid tussen het 'hebben' en het 'zijn', vooral wanneer het 'hebben' van sommigen ten koste kan gaan van het 'zijn' van vele anderen.
Paus Paulus VI, die zich heeft laten inspireren door de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575] "Wie de goederen van deze wereld bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem sluit - hoe kan Gods liefde in hem blijven ?" (1 Joh. 3, 17) Het is bekend, met hoeveel beslistheid de Kerkvaders de welgestelden hebben gewezen op hun plichten jegens de behoeftigen." In het voorgaande nummer heeft de Paus nr. 69 geciteerd van de Pastorale Constitutie Gaudium et Spes van het Tweede Vaticaans Concilie [[266|23]], volgt in zijn encycliek de lijn van deze leer. Van mijn kant wil ik nogmaals de nadruk leggen op de ernst en de urgentie ervan, terwijl ik van de Heer kracht afsmeek voor alle christenen, opdat zij trouw mogen overgaan tot de praktische toepassing.
Referenties naar alinea 31: 7
Centesimus Annus ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
De plicht om zich in te zetten voor de ontwikkeling van de volken is niet alleen maar een individuele en nog minder slechts een individualistische plicht, alsof het mogelijk was haar te bereiken met de inspanningen van ieder afzonderlijk. Hij is een imperatief voor alle mannen en vrouwen en voor iedere man en vrouw, voor de maatschappijen en naties en in het bijzonder voor de katholieke Kerk en de andere christelijke Kerken en kerkelijke gemeenschappen, waarmee wij ten volle bereid zijn op dit gebied samen te werken. In deze zin verklaren wij ons bereid om mee te werken aan hun initiatieven en om de uitnodigingen die aan ons gericht worden, aan te nemen, zoals wij, katholieken, onze christelijke broeders uitnodigen deel te nemen aan onze initiatieven. Veel kunnen wij bij dit streven naar de volledige ontwikkeling van de mens ook samen met de gelovigen van andere godsdiensten doen, zoals overigens reeds op verschillende plaatsen gebeurt.
De medewerking aan de ontwikkeling van heel de mens en van iedere mens is immers een plicht van allen jegens allen en zij moet tegelijk een gemeenschappelijke plicht zijn van de vier delen van de wereld: Oost en West, Noord en Zuid; of, om de nu gangbare termen te gebruiken, van de diverse 'werelden'. Als men haar daarentegen probeert te verwerkelijken in een enkel deel of in een enkele wereld, dan geschiedt zij ten koste van de andere: en waar zij een aanvang neemt, wordt zij opgeblazen en bedorven juist doordat men geen rekening houdt met de andere. Ook de volken en naties hebben recht op hun volledige ontwikkeling die, zoals gezegd, de economische en sociale aspecten insluit maar ook de eigen culturele identiteit en de openheid naar het transcendente moet omvatten. De noodzaak van ontwikkeling mag ook niet aangegrepen worden als voorwendsel om aan de anderen de eigen leefwijze of de eigen godsdienst op te leggen.
De medewerking aan de ontwikkeling van heel de mens en van iedere mens is immers een plicht van allen jegens allen en zij moet tegelijk een gemeenschappelijke plicht zijn van de vier delen van de wereld: Oost en West, Noord en Zuid; of, om de nu gangbare termen te gebruiken, van de diverse 'werelden'. Als men haar daarentegen probeert te verwerkelijken in een enkel deel of in een enkele wereld, dan geschiedt zij ten koste van de andere: en waar zij een aanvang neemt, wordt zij opgeblazen en bedorven juist doordat men geen rekening houdt met de andere. Ook de volken en naties hebben recht op hun volledige ontwikkeling die, zoals gezegd, de economische en sociale aspecten insluit maar ook de eigen culturele identiteit en de openheid naar het transcendente moet omvatten. De noodzaak van ontwikkeling mag ook niet aangegrepen worden als voorwendsel om aan de anderen de eigen leefwijze of de eigen godsdienst op te leggen.
Referenties naar alinea 32: 10
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ut Unum Sint ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Ook een type van ontwikkeling dat de persoonlijke en maatschappelijke, economische en politieke mensenrechten, met inbegrip van de rechten van de naties en volken, niet zou eerbiedigen en bevorderen, zou de mens niet werkelijk waardig zijn. Men erkent nu wellicht meer dan vroeger en met grotere duidelijkheid de innerlijke contradictie van een ontwikkeling die alleen beperkt blijft tot de economische kant. Zij onderwerpt de menselijke persoon en zijn diepste behoeften gemakkelijk aan de eisen van de economische planning of van het loutere voordeel.
Het intrinsiek verband tussen authentieke ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten toont nogmaals het morele karakter van de ontwikkeling aan. De echte verheffing van de mens die in overeenstemming is met de natuurlijke en historische roeping van ieder, bereikt men niet alleen met het exploiteren van de overvloed van goederen en diensten of met het vormen van uitstekende infrastructuren. Wanneer de individuen en de gemeenschappen de morele, culturele en geestelijke eisen niet strikt geëerbiedigd zien welke gebaseerd zijn op de waardigheid van de persoon en op de eigen identiteit van iedere gemeenschap, te beginnen bij het gezin en de godsdienstige gemeenschappen, dan blijkt heel de rest, het ter-beschikking-staan van goederen, de overvloed van technische hulpmiddelen die toegepast wordt op het dagelijkse leven, een zeker niveau van materiële welvaart, onbevredigend te zijn en op den duur verwerpelijk. De Heer van het evangelie bevestigt dit duidelijk waar Hij aller aandacht vestigt op de ware hiërarchie der waarden: "Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen ziel?" (Mt. 16, 26) [b:Mt. 16, 26].
Een echte ontwikkeling volgens de eisen die eigen zijn aan het menselijke wezen, man of vrouw, kind, volwassene of bejaarde, impliceert vooral bij degenen die actief tussen beide komen in dit proces en er verantwoordelijk voor zijn, een levendig bewustzijn van de waarde van de rechten van allen en van ieder alsmede van de noodzaak om ieders recht te eerbiedigen op het volledig gebruik van de voordelen welke de wetenschap en de techniek bieden.
Op het binnenlandse vlak van iedere natie is
Het intrinsiek verband tussen authentieke ontwikkeling en eerbiediging van de mensenrechten toont nogmaals het morele karakter van de ontwikkeling aan. De echte verheffing van de mens die in overeenstemming is met de natuurlijke en historische roeping van ieder, bereikt men niet alleen met het exploiteren van de overvloed van goederen en diensten of met het vormen van uitstekende infrastructuren. Wanneer de individuen en de gemeenschappen de morele, culturele en geestelijke eisen niet strikt geëerbiedigd zien welke gebaseerd zijn op de waardigheid van de persoon en op de eigen identiteit van iedere gemeenschap, te beginnen bij het gezin en de godsdienstige gemeenschappen, dan blijkt heel de rest, het ter-beschikking-staan van goederen, de overvloed van technische hulpmiddelen die toegepast wordt op het dagelijkse leven, een zeker niveau van materiële welvaart, onbevredigend te zijn en op den duur verwerpelijk. De Heer van het evangelie bevestigt dit duidelijk waar Hij aller aandacht vestigt op de ware hiërarchie der waarden: "Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen ziel?" (Mt. 16, 26) [b:Mt. 16, 26].
Een echte ontwikkeling volgens de eisen die eigen zijn aan het menselijke wezen, man of vrouw, kind, volwassene of bejaarde, impliceert vooral bij degenen die actief tussen beide komen in dit proces en er verantwoordelijk voor zijn, een levendig bewustzijn van de waarde van de rechten van allen en van ieder alsmede van de noodzaak om ieders recht te eerbiedigen op het volledig gebruik van de voordelen welke de wetenschap en de techniek bieden.
Op het binnenlandse vlak van iedere natie is
- de eerbiediging van alle rechten zeer belangrijk;
- vooral van het recht op leven in iedere fase van het bestaan,
- de rechten van het gezin als basisgemeenschap of "cel van de maatschappij ",
- de rechtvaardigheid in de arbeidsverhoudingen,
- de rechten die inherent zij aan het leven van de politieke gemeenschap als zodanig,
- de rechten die berusten op de transcendente roeping van het menselijke wezen, te beginnen bij het recht op de vrij belijdenis van de eigen godsdienst.
- strikte eerbied nodig voor de identiteit van ieder volk met zijn eigen historische en culturele kenmerken.
- Het is eveneens onmisbaar, zoals de encycliek Populorum Progressio [266] reeds hier hoopte, aan ieder volk gelijkelijk het recht toe te kennen om "aan te zitten aan de tafel van het gemeenschappelijke gastmaal" vgl: "een wereld worden opgebouwd, waarin vrijheid niet slechts een leeg woord is en waarin de arme Lazarus kan aanzitten aan dezelfde tafel als de rijke." [[[266|47]]], in plaats van, zoals Lazarus, buiten de deur te moeten liggen waar "de honden zijn zweren kwamen likken". (Lc. 16, 21) [[b:Lc. 16, 21]]
- Zowel de volken als de afzonderlijke personen moeten een fundamentele gelijkheid vgl: "Er moet een wereld worden opgebouwd, waarin iedere mens zonder onderscheid van ras, godsdienst en nationaliteit een waarachtig menselijk leven kan leiden, zonder een slavernij, die hem wordt opgelegd door de mensen " [[[266|47]]] genieten, waarop bij voorbeeld het handvest van de Organisatie van de Verenigde Naties gebaseerd is. Gelijkheid is de grondslag van het recht van allen op deelname aan het proces van volledige ontwikkeling.
- Om volledig te zijn moet de ontwikkeling verwerkelijkt worden in het kader van solidariteit en vrijheid, zonder ooit de één aan de ander op te offeren onder welk voorwendsel ook.
Referenties naar alinea 33: 12
Redemptoris Missio ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Toerisme: een stimulans voor de strijd tegen de armoede en voor het creëren van banen en sociale harmonie ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Laudato Si' ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Centesimus Annus ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Het morele karakter van de ontwikkeling kan ook niet afzien van de eerbied voor de wezens die de zichtbare natuur vormen, welke de Grieken, zinspelend juist op de orde die haar kenmerkt, de 'kosmos' noemden. Ook deze werkelijkheid eist op haar wijze eerbied, krachtens een drievoudige overweging waarover het goed is aandachtig na te denken.
- De eerste bestaat hierin dat het betaamt er zich in toenemende mate van bewust te zijn dat men niet ongestraft naar willekeur gebruik kan maken van de verschillende soorten wezens, levende of levenloze dieren, planten, natuurlijke elementen zoals men wil, volgens de eigen economische eisen. Men dient integendeel rekening te houden met de natuur van elk en met het onderlinge verband in een geordend systeem, dat juist de 'kosmos' is.
- De tweede overweging is daarentegen gebaseerd op de, naar men zou zeggen, meer dringende constatering van de beperktheid van de natuurlijke hulpbronnen, waarvan sommige, zoals men zegt, niet hernieuwbaar zijn. Als men ze gebruikt alsof zij onuitputtelijk waren, met absolute heerschappij, brengt men hun beschikbaar-zijn ernstig in gevaar, niet slechts voor de huidige generatie maar vooral voor de komende generaties.
- De derde overweging betreft direct de gevolgen die een bepaald type van ontwikkeling heeft voor de kwaliteit van het leven in de geïndustrialiseerde zones. Wij weten allen dat steeds vaker de vervuiling van het milieu het directe of indirecte gevolg is van de industrialisatie, met ernstige gevolgen voor de gezondheid van de bevolking.
Referenties naar alinea 34: 14
Evangelium Vitae ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Ethiek in de reclame ->=geentekst=
Als u de vrede wilt bevorderen, bescherm dan de schepping ->=geentekst=
Ex corde Ecclesiae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Een theologische interpretatie van de moderne problemen
35
In het licht van het wezenlijke morele karakter van de ontwikkeling moet men ook de obstakels zien die haar belemmeren. Als er gedurende de jaren die verlopen zijn sinds de publicatie van de encycliek [266] van Paulus VI geen ontwikkeling is geweest of slechts in schaarse, ongeregelde of zelfs tegenstrijdige mate, dan kunnen de redenen daarvan niet alleen van economische aard zijn. Zoals reeds aangegeven is, komen er ook politieke beweegredenen bij. De beslissingen die de ontwikkeling van de volken voortstuwen of afremmen, zijn immers factoren van politieke aard. Om de bovengenoemde verkeerde mechanismen te overwinnen en te vervangen door nieuwe die rechtvaardiger zijn en meer in overeenstemming met het algemene welzijn van de mensheid, is een doelmatige politieke wil nodig. Na de situatie geanalyseerd te hebben moet men helaas concluderen dat deze onvoldoende is geweest. In een pastoraal document als het onderhavige zou een analyse die zich uitsluitend beperkt tot de economische en politieke oorzaken van de onderontwikkeling (en op analoge wijze ook van de zogenaamde overontwikkeling) onvolledig zijn. Het is daarom nodig de oorzaken van morele aard te individualiseren die op het vlak van het gedrag van mensen die geacht worden zedelijk verantwoordelijke personen te zijn, een remmende werking uitoefenen op het verloop van de ontwikkeling en verhinderen dat zij volledig bereikt wordt. Wanneer wetenschappelijke en technische hulpbronnen ter beschikking staan die, met de noodzakelijke concrete besluiten van politieke aard, ertoe moeten bijdragen dat de volken tenslotte op weg gaan naar een echte ontwikkeling, zal het overwinnen van de grootste obstakels ook alleen slagen uit kracht van wezenlijke morele beslissingen, die voor de gelovigen, vooral voor de christenen, ingegeven worden door de geloofsbeginselen, met behulp van de goddelijke genade.
Referenties naar alinea 35: 1
Redemptoris Missio ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
Men moet daarom opmerken dat een wereld die verdeeld is in blokken welke ondersteund worden door starre ideologieën en waarin in plaats van onderlinge afhankelijkheid en solidariteit verschillende vormen van imperialisme heersen, alleen maar een wereld kan zijn die onderworpen is aan "zondige structuren". Het geheel van de negatieve factoren die tegengesteld werken aan een echt bewustzijn van het algemene en universele welzijn en aan de eisen van de bevordering daarvan, geeft de indruk dat het in personen en instellingen een obstakel vormt dat moeilijk te overwinnen is vgl: Gaudium et Spes [[[575|25]]]. Ook al moet de huidige situatie toegeschreven worden aan moeilijkheden van diverse aard, toch is het niet misplaatst te spreken van "zondige structuren" die, zoals de apostolische exhortatie Reconciliatio et paenitentia [759] heeft bevestigd, wortelen in de persoonlijke zonde en dus altijd verband houden met concrete handelingen van de personen die ze invoeren, consolideren en moeilijk te verwijderen maken "Wanneer de Kerk spreekt van zondige situaties, of bepaalde toestanden of collectieve gedragingen van kleinere of grotere maatschappelijke groepen of zelfs van hele naties of groepen van naties als sociale zonden aanklaagt, dan weet en verkondigt zij dat deze gevallen van sociale zonden de vrucht, de opeenstapeling en de concentratie zijn van de vele persoonlijke zonden. Het gaat om de zeer persoonlijke zonden van wie ongerechtigheid bedrijft, bevordert of misbruikt; van wie iets zou kunnen doen om een bepaald sociaal kwaad te vermijden, op te heffen of minstens te beperken, maar dit nalaat uit luiheid, uit angst en door te verzwijgen wat hij weet, uit verborgen medeplichtigheid of uit onverschilligheid; van wie een uitvlucht zoekt door te beweren dat hij de wereld niet kan veranderen; en ook van wie zich ver wil houden van moeite en offer onder het aanvoeren van schijnredenen van hogere orde. De ware verantwoordelijkheid ligt dus bij de personen. Een situatie - evenals een instituut, een maatschappij - is niet uit zichzelf subject van zedelijk handelen; daarom kan zij niet uit zichzelf goed of slecht zijn." [[759|16]]. En zo worden zij krachtiger, verbreiden zij zich, worden zij bronnen van andere zonden en bepalen zij het gedrag van de mensen. "Zonde" en "zondige structuren" zijn categorieën die niet vaak toegepast worden op de situatie van de huidige wereld. Maar het is niet gemakkelijk tot een dieper begrip te komen van de realiteit die zich onder onze ogen ontvouwt, zonder een naam te geven aan de wortel van het kwaad dat ons bezoekt.
Men kan zeker spreken van "egoïsme" en van "kortzichtigheid". Men kan wijzen op "verkeerde politieke berekeningen", op "onvoorzichtige economische beslissingen". In elk van deze kwalificaties beluistert men een echo van ethisch-morele aard. De menselijke conditie is zodanig dat een diepere analyse van de daden en nalatigheden van de personen moeilijk wordt zonder er op de één of andere manier oordelen of verwijzingen van ethische aard bij te betrekken. Deze evaluatie is op zich positief, speciaal als zij geheel coherent wordt en gebaseerd wordt op het geloof in God en zijn wet die voorschrijft het goede te doen en het kwade te laten.
Hierin bestaat het verschil tussen het socio-politieke type van analyse en de formele verwijzing naar de "zonde" en de "zondige structuren". In deze laatste visie nemen de wil van de driewerf heilige God, zijn plan met de mensen, zijn rechtvaardigheid en zijn barmhartigheid een plaats in. God die rijk aan erbarming is, de Verlosser van de mens, de Heer en Schenker van het leven, vraagt van de mensen heel bepaalde gedragingen, die zich ook uitdrukken in handelingen of nalatigheid tegenover de naaste. Hier ligt een verwijzing naar de "tweede tafel" van de tien geboden. (Ex. 20, 12-17; Deut. 5, 16-21) [[b:Ex. 20, 12-17; Deut. 5, 16-21]] Als men deze niet in acht neemt, beledigt men God, benadeelt men de naaste en voert men in de wereld condities en obstakels in die veel verder reiken dan de handelingen en de korte levensperiode van het individu. Dat dringt ook door in het proces van de ontwikkeling van de volken, waarvan de achterstand of traagheid ook in dit licht beoordeeld moet worden.
Men kan zeker spreken van "egoïsme" en van "kortzichtigheid". Men kan wijzen op "verkeerde politieke berekeningen", op "onvoorzichtige economische beslissingen". In elk van deze kwalificaties beluistert men een echo van ethisch-morele aard. De menselijke conditie is zodanig dat een diepere analyse van de daden en nalatigheden van de personen moeilijk wordt zonder er op de één of andere manier oordelen of verwijzingen van ethische aard bij te betrekken. Deze evaluatie is op zich positief, speciaal als zij geheel coherent wordt en gebaseerd wordt op het geloof in God en zijn wet die voorschrijft het goede te doen en het kwade te laten.
Hierin bestaat het verschil tussen het socio-politieke type van analyse en de formele verwijzing naar de "zonde" en de "zondige structuren". In deze laatste visie nemen de wil van de driewerf heilige God, zijn plan met de mensen, zijn rechtvaardigheid en zijn barmhartigheid een plaats in. God die rijk aan erbarming is, de Verlosser van de mens, de Heer en Schenker van het leven, vraagt van de mensen heel bepaalde gedragingen, die zich ook uitdrukken in handelingen of nalatigheid tegenover de naaste. Hier ligt een verwijzing naar de "tweede tafel" van de tien geboden. (Ex. 20, 12-17; Deut. 5, 16-21) [[b:Ex. 20, 12-17; Deut. 5, 16-21]] Als men deze niet in acht neemt, beledigt men God, benadeelt men de naaste en voert men in de wereld condities en obstakels in die veel verder reiken dan de handelingen en de korte levensperiode van het individu. Dat dringt ook door in het proces van de ontwikkeling van de volken, waarvan de achterstand of traagheid ook in dit licht beoordeeld moet worden.
Referenties naar alinea 36: 8
Redemptoris Missio ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Propositiones van de 13e Gewone Bisschoppensynode over de nieuwe evangelisatie ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Aan deze algemene analyse van godsdienstige aard kan men enige meer bijzondere overwegingen toevoegen, om op te merken dat onder de handelingen en gedragingen welke tegengesteld zijn aan de wil van God en aan het welzijn van de naaste en onder de 'structuren' welke zij invoeren, de meest karakteristieke nu vooral twee lijken te zijn: enerzijds het exclusieve streven naar voordeel en anderzijds de dorst naar macht met de bedoeling aan anderen de eigen wil op te leggen. Aan ieder van deze gedragingen kan men om ze beter te karakteriseren de uitdrukking "tegen welke prijs ook" toevoegen. Wij staan met andere woorden tegenover de verabsolutering van de menselijke gedragingen, met alle mogelijke gevolgen daarvan. Hoewel deze twee houdingen op zich gescheiden kunnen worden, zodat de ene zonder de andere zou kunnen bestaan, vinden wij ze in het panorama dat zich voor onze ogen opent, onverbrekelijk verbonden, zij het dat de één of de ander overheerst. Het is duidelijk dat niet alleen de individuen slachtoffer worden van deze tweevoudige zondige houding. Ook de naties en blokken kunnen het worden. En dit begunstigt nog meer de invoering van de "zondige structuren" waarover ik gesproken heb. Als bepaalde normen van modern 'imperialisme' in het licht van deze morele criteria werden gezien, dan zou men ontdekken dat onder bepaalde beslissingen die schijnbaar alleen door de economie of de politiek ingegeven zijn, zich echte vormen van afgoderij verbergen: van het geld, van de ideologieën van de klasse, van de technologie.
Ik heb dat type van analyse vooral willen invoeren om aan te geven wat de werkelijke aard is van het kwaad waarvoor men staat in het vraagstuk van de ontwikkeling van de volken: het gaat om een zedelijk kwaad, de vrucht van vele zonden, die leiden tot "zondige structuren". Een dergelijke diagnose van het kwaad betekent dat men op het niveau van het menselijke gedrag nauwkeurig de weg bepaalt die men moet volgen om het te overwinnen.
Ik heb dat type van analyse vooral willen invoeren om aan te geven wat de werkelijke aard is van het kwaad waarvoor men staat in het vraagstuk van de ontwikkeling van de volken: het gaat om een zedelijk kwaad, de vrucht van vele zonden, die leiden tot "zondige structuren". Een dergelijke diagnose van het kwaad betekent dat men op het niveau van het menselijke gedrag nauwkeurig de weg bepaalt die men moet volgen om het te overwinnen.
Referenties naar alinea 37: 3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
Evangelium Vitae ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
De Vader houdt van jullie (vgl. Joh 16,27) ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Enkele vraagstukken over God als Verlosser ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
De wereld genezen - 6. Liefde en algemeen welzijn ->=geentekst=
La cultura della cura come percorso di pace ->=geentekst=
Het is een lange en ingewikkelde weg, die bovendien voortdurend bedreigd wordt zowel door de innerlijke broosheid van de menselijke voornemens en verrichtingen als door de veranderlijkheid van de uiterlijke omstandigheden, die zeer onvoorzienbaar zijn. Toch moet men de moed hebben het te ondernemen en daar waar enige passen zijn gezet of een deel van de weg is afgelegd, moet men tot op het einde gaan. In het kader van deze overwegingen heeft het besluit om zich op weg te begeven of de tocht voort te zetten bovenal een morele waarde, waarvan de gelovige mannen en vrouwen erkennen dat zij verlangd wordt door de wil van God, die het enige ware fundament is voor een absoluut bindende ethiek.
Het is te wensen dat ook mannen er vrouwen die geen expliciet geloof hebben, overtuigd zijn dat de obstakels die de volle ontwikkeling in de weg staan, niet alleen van economische aard zijn, maar afhangen van diepere houdingen, waarvan het menselijke wezen zich kan voorstellen dat zij een absolute waarde hebben. Daarom is het te hopen dat zij die in de één of andere mate verantwoordelijk zijn voor een "meer menselijk leven" voor hun medemensen, zich, al of niet geïnspireerd door een godsdienst, ten volle bewust worden van de dringende noodzaak van een verandering van de geestelijke houdingen, die de betrekking van iedere mens bepalen met zichzelf, met de naaste, met de menselijke gemeenschappen, ook de meest verwijderde, en met de natuur, krachtens hogere waarden zoals het algemene welzijn of, om de gelukkige uitdrukking van de encycliek Populorum Progressio [266] te hernemen, de volledige ontwikkeling "van heel de mens en van alle mensen" Populorum Progressio [[266|42]]. Voor de christenen evenals voor allen die de nauwkeurige theologische betekenis van het woord 'zonde' erkennen, heet de verandering van gedrag of mentaliteit of wijze van zijn, in Bijbelse taal, 'bekering'. (Mc. 1, 15; Lc. 13, 3.5) [[b:Mc. 1, 15; Lc. 13, 3.5]] Deze bekering wijst specifiek op de relatie met God, met de bedreven schuld, met de gevolgen daarvan en daarom met de naaste, individu of gemeenschap. Het is God, in "wiens handen de harten van de machtigen zijn" vgl. Getijdengebed, derde dag.. vgl. Getijdengebed, derde dag van de derde week van de tijd door het jaar. Gebed van de Vespers en de harten van allen, die volgens zijn eigen belofte door de werking van zijn Geest de "harten van steen" kan veranderen in "harten van vlees". (Ez. 36, 26) [[b:Ez. 36, 26]]
Op de weg van de gewenste bekering naar het overwinnen van de morele belemmeringen voor de ontwikkeling, kan men reeds als positieve en morele waarde het groeiende bewustzijn opmerken van de onderlinge afhankelijkheid van de mensen en de naties. Het feit dat mannen en vrouwen in de verschillende delen van de wereld de onrechtvaardigheden en schendingen van de mensenrechten die in verre landen bedreven worden welke zij wellicht nooit zullen bezoeken, als aan zichzelf bedreven ervaren, is een ander teken van een werkelijkheid die getransformeerd is in geweten en zo een moreel karakter heeft gekregen.
Het gaat vooral om de onderlinge afhankelijkheid begrepen als systeem dat de relaties in de huidige wereld bepaalt in haar economische, culturele, politieke en godsdienstige bestanddelen en opgevat als morele categorie. Als de onderlinge afhankelijkheid zo onderkend wordt, dan is het correlatieve antwoord als morele en sociale houding, als 'deugd', de solidariteit. Deze solidariteit is derhalve niet een gevoel van vaag medelijden of van oppervlakkige vertedering bij het leed van zovele mensen, dichtbij of veraf. Zij is integendeel het vaste of volhardende besluit om zich in te zetten voor het algemeen welzijn ofwel voor het welzijn van allen en van ieder, omdat wij werkelijk allen verantwoordelijk zijn voor allen. Dat besluit berust op de vaste overtuiging dat de oorzaken die de volledige ontwikkeling remmen, de winstzucht en de dorst naar macht zijn waarover gesproken is. Deze 'houdingen' van 'zondige structuren' worden alleen overwonnen - de hulp van de goddelijke genade vooropgesteld - door de diametraal tegenovergestelde houding: de inzet voor het welzijn van de ander, met de bereidheid om, in evangelische zin, "zijn leven te verliezen" voor de ander, in plaats van hem uit te buiten, en "hem te dienen", in plaats van hem te onderdrukken ten eigen voordele. (Mt. 10, 40-42; Mt. 20, 25; Mc. 10, 42-45; Lc. 22, 25-27) [[b:Mt. 10, 40-42; Mt. 20, 25; Mc. 10, 42-45; Lc. 22, 25-27]]
Het is te wensen dat ook mannen er vrouwen die geen expliciet geloof hebben, overtuigd zijn dat de obstakels die de volle ontwikkeling in de weg staan, niet alleen van economische aard zijn, maar afhangen van diepere houdingen, waarvan het menselijke wezen zich kan voorstellen dat zij een absolute waarde hebben. Daarom is het te hopen dat zij die in de één of andere mate verantwoordelijk zijn voor een "meer menselijk leven" voor hun medemensen, zich, al of niet geïnspireerd door een godsdienst, ten volle bewust worden van de dringende noodzaak van een verandering van de geestelijke houdingen, die de betrekking van iedere mens bepalen met zichzelf, met de naaste, met de menselijke gemeenschappen, ook de meest verwijderde, en met de natuur, krachtens hogere waarden zoals het algemene welzijn of, om de gelukkige uitdrukking van de encycliek Populorum Progressio [266] te hernemen, de volledige ontwikkeling "van heel de mens en van alle mensen" Populorum Progressio [[266|42]]. Voor de christenen evenals voor allen die de nauwkeurige theologische betekenis van het woord 'zonde' erkennen, heet de verandering van gedrag of mentaliteit of wijze van zijn, in Bijbelse taal, 'bekering'. (Mc. 1, 15; Lc. 13, 3.5) [[b:Mc. 1, 15; Lc. 13, 3.5]] Deze bekering wijst specifiek op de relatie met God, met de bedreven schuld, met de gevolgen daarvan en daarom met de naaste, individu of gemeenschap. Het is God, in "wiens handen de harten van de machtigen zijn" vgl. Getijdengebed, derde dag.. vgl. Getijdengebed, derde dag van de derde week van de tijd door het jaar. Gebed van de Vespers en de harten van allen, die volgens zijn eigen belofte door de werking van zijn Geest de "harten van steen" kan veranderen in "harten van vlees". (Ez. 36, 26) [[b:Ez. 36, 26]]
Op de weg van de gewenste bekering naar het overwinnen van de morele belemmeringen voor de ontwikkeling, kan men reeds als positieve en morele waarde het groeiende bewustzijn opmerken van de onderlinge afhankelijkheid van de mensen en de naties. Het feit dat mannen en vrouwen in de verschillende delen van de wereld de onrechtvaardigheden en schendingen van de mensenrechten die in verre landen bedreven worden welke zij wellicht nooit zullen bezoeken, als aan zichzelf bedreven ervaren, is een ander teken van een werkelijkheid die getransformeerd is in geweten en zo een moreel karakter heeft gekregen.
Het gaat vooral om de onderlinge afhankelijkheid begrepen als systeem dat de relaties in de huidige wereld bepaalt in haar economische, culturele, politieke en godsdienstige bestanddelen en opgevat als morele categorie. Als de onderlinge afhankelijkheid zo onderkend wordt, dan is het correlatieve antwoord als morele en sociale houding, als 'deugd', de solidariteit. Deze solidariteit is derhalve niet een gevoel van vaag medelijden of van oppervlakkige vertedering bij het leed van zovele mensen, dichtbij of veraf. Zij is integendeel het vaste of volhardende besluit om zich in te zetten voor het algemeen welzijn ofwel voor het welzijn van allen en van ieder, omdat wij werkelijk allen verantwoordelijk zijn voor allen. Dat besluit berust op de vaste overtuiging dat de oorzaken die de volledige ontwikkeling remmen, de winstzucht en de dorst naar macht zijn waarover gesproken is. Deze 'houdingen' van 'zondige structuren' worden alleen overwonnen - de hulp van de goddelijke genade vooropgesteld - door de diametraal tegenovergestelde houding: de inzet voor het welzijn van de ander, met de bereidheid om, in evangelische zin, "zijn leven te verliezen" voor de ander, in plaats van hem uit te buiten, en "hem te dienen", in plaats van hem te onderdrukken ten eigen voordele. (Mt. 10, 40-42; Mt. 20, 25; Mc. 10, 42-45; Lc. 22, 25-27) [[b:Mt. 10, 40-42; Mt. 20, 25; Mc. 10, 42-45; Lc. 22, 25-27]]
Referenties naar alinea 38: 18
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Evangelium Vitae ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
De Vader houdt van jullie (vgl. Joh 16,27) ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ethiek in internet ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Enkele vraagstukken over God als Verlosser ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
De wereld genezen - 6. Liefde en algemeen welzijn ->=geentekst=
La cultura della cura come percorso di pace ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Centesimus Annus ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
De beoefening van de solidariteit binnen iedere maatschappij is geldig als degenen die de maatschappij vormen, elkaar als persoon erkennen. Zij die het meest tellen omdat zij over een grotere hoeveelheid van de gemeenschappelijke goederen en diensten beschikken, moeten zich verantwoordelijk voelen voor de zwaksten en bereid zijn wat zij bezitten met hen te delen. Van hun kant moeten de zwaksten in dezelfde lijn van solidariteit geen houding aannemen die louter passief is of het maatschappelijke weefsel afbreekt, maar zij moeten hun wettige rechten opeisen en doen wat zij behoren te doen voor het welzijn van allen. De middengroepen moeten op hun beurt niet op egoïstische wijze aandringen op hun eigen belang maar de belangen van de anderen eerbiedigen. Positieve tekenen zijn in de huidige wereld het groeiend bewustzijn van solidariteit van de armen onder elkaar, hun ingrijpen om elkaar te steunen, de publieke manifestaties op het maatschappelijke toneel, zonder hun toevlucht te nemen tot geweld, maar door hun eigen noden en rechten uiteen te zetten tegenover de ondoelmatigheid of de corruptie van de overheidsmacht. Krachtens haar evangelische verbintenis voelt de kerk zich geroepen aan de zijde van de menigten van armen te blijven, de rechtvaardigheid van wat zij vragen te onderscheiden en bij te dragen tot de bevrediging ervan, zonder het welzijn van de groepen in het kader van het algemene welzijn uit het oog te verliezen.
In de internationale betrekkingen wordt op analoge wijze dezelfde maatstaf toegepast. De onderlinge afhankelijkheid moet getransformeerd worden in solidariteit, gebaseerd op het beginsel dat de geschapen goederen voor allen bestemd zijn. Wat de menselijke vlijt met de bijdrage van de arbeid voortbrengt door de grondstoffen te bewerken, moet gelijkelijk dienen voor het welzijn van allen.
De sterkere en beter toegeruste naties moeten het imperialisme van welk type ook en de bedoeling om eigen hegemonie te handhaven overwinnen en zich moreel verantwoordelijk voelen voor de andere naties om een echt internationaal systeem in te stellen dat berust op de gelijkheid van alle volken en op het noodzakelijke respect voor hun rechtmatige verschillen. De landen die economisch het zwakst zijn of die aan de grens van de overleving zijn blijven staan, moeten met de hulp van de andere volken en van de internationale gemeenschap in staat gesteld worden ook een bijdrage te leveren aan het algemene welzijn, met hun schat van menselijkheid en cultuur, die anders voor altijd verloren zou gaan.
De solidariteit helpt om de 'ander' - persoon, volk of natie - niet als een willekeurig instrument te beschouwen waarvan men het vermogen tot arbeid en de fysieke weerstand goedkoop kan uitbuiten en dat men kan afstoten als het niet meer bruikbaar is, maar als het een 'gelijke" een 'hulp' (Gen. 2, 18.20) [[b:Gen. 2, 18.20]], die men, zoals ons, deelgenoot moet maken van het gastmaal van het leven, waartoe alle mensen gelijkelijk door God uitgenodigd zijn. Vandaar het belang van het opwekken van het religieuze bewustzijn van de mensen en de volken.
Zo sluit men de uitbuiting, de onderdrukking, de vernietiging van de anderen uit. Deze zaken vloeien in de huidige verdeeldheid van de wereld in tegenover elkaar staande blokken samen in het gevaar van oorlog en de overdreven zorg voor de eigen veiligheid, dikwijls ten koste van de zelfstandigheid, de vrije beslissingsmacht, de territoriale onschendbaarheid zelf van de zwakste naties, die binnen de zogenaamde "zones van invloed" of "gordels van veiligheid" vallen. De "zondige structuren" en de zonden die daarin uitmonden, zijn even radicaal tegengesteld aan de vrede als aan de ontwikkeling, omdat de ontwikkeling volgens de bekende uitdrukking van de encycliek van Paus Paulus VI "de nieuwe naam van de vrede" is Populorum Progressio [[266|87]].
Zodoende is door ons voorgesteld de weg naar de vrede en naar de ontwikkeling. De vrede in de wereld is inderdaad ongrijpbaar als men van de kant van de verantwoordelijke personen niet komt tot de erkenning dat de onderlinge afhankelijkheid per sé vraagt om het overwinnen van de politiek van de blokken, de afstand van elke vorm van economisch, militair of politiek imperialisme en de verandering van het wederzijdse wantrouwen in samenwerking, die juist de akt zelf is van solidariteit tussen individuen en tussen naties.
Het motto van het pontificaat van mijn vereerde voorganger Pius XII was Opus iustitiae pax, de vrede als vrucht van de rechtvaardigheid. Nu zou men met dezelfde juistheid en dezelfde kracht van Bijbelse inspiratie (Jes. 32, 17; Jak. 3, 18) [[b:Jes. 32, 17; Jak. 3, 18]] kunnen zeggen: Opus solidarietatis pax, de vrede als vrucht van de solidariteit.
Het door allen zo verlangde einddoel van de vrede zal zeker bereikt worden door de verwerkelijking van de maatschappelijke en internationale rechtvaardigheid, maar ook door de praktijk van de deugden die de samenleving bevorderen en ons leren te leven om door geven en ontvangen samen een nieuwe maatschappij en een betere wereld op te bouwen.
In de internationale betrekkingen wordt op analoge wijze dezelfde maatstaf toegepast. De onderlinge afhankelijkheid moet getransformeerd worden in solidariteit, gebaseerd op het beginsel dat de geschapen goederen voor allen bestemd zijn. Wat de menselijke vlijt met de bijdrage van de arbeid voortbrengt door de grondstoffen te bewerken, moet gelijkelijk dienen voor het welzijn van allen.
De sterkere en beter toegeruste naties moeten het imperialisme van welk type ook en de bedoeling om eigen hegemonie te handhaven overwinnen en zich moreel verantwoordelijk voelen voor de andere naties om een echt internationaal systeem in te stellen dat berust op de gelijkheid van alle volken en op het noodzakelijke respect voor hun rechtmatige verschillen. De landen die economisch het zwakst zijn of die aan de grens van de overleving zijn blijven staan, moeten met de hulp van de andere volken en van de internationale gemeenschap in staat gesteld worden ook een bijdrage te leveren aan het algemene welzijn, met hun schat van menselijkheid en cultuur, die anders voor altijd verloren zou gaan.
De solidariteit helpt om de 'ander' - persoon, volk of natie - niet als een willekeurig instrument te beschouwen waarvan men het vermogen tot arbeid en de fysieke weerstand goedkoop kan uitbuiten en dat men kan afstoten als het niet meer bruikbaar is, maar als het een 'gelijke" een 'hulp' (Gen. 2, 18.20) [[b:Gen. 2, 18.20]], die men, zoals ons, deelgenoot moet maken van het gastmaal van het leven, waartoe alle mensen gelijkelijk door God uitgenodigd zijn. Vandaar het belang van het opwekken van het religieuze bewustzijn van de mensen en de volken.
Zo sluit men de uitbuiting, de onderdrukking, de vernietiging van de anderen uit. Deze zaken vloeien in de huidige verdeeldheid van de wereld in tegenover elkaar staande blokken samen in het gevaar van oorlog en de overdreven zorg voor de eigen veiligheid, dikwijls ten koste van de zelfstandigheid, de vrije beslissingsmacht, de territoriale onschendbaarheid zelf van de zwakste naties, die binnen de zogenaamde "zones van invloed" of "gordels van veiligheid" vallen. De "zondige structuren" en de zonden die daarin uitmonden, zijn even radicaal tegengesteld aan de vrede als aan de ontwikkeling, omdat de ontwikkeling volgens de bekende uitdrukking van de encycliek van Paus Paulus VI "de nieuwe naam van de vrede" is Populorum Progressio [[266|87]].
Zodoende is door ons voorgesteld de weg naar de vrede en naar de ontwikkeling. De vrede in de wereld is inderdaad ongrijpbaar als men van de kant van de verantwoordelijke personen niet komt tot de erkenning dat de onderlinge afhankelijkheid per sé vraagt om het overwinnen van de politiek van de blokken, de afstand van elke vorm van economisch, militair of politiek imperialisme en de verandering van het wederzijdse wantrouwen in samenwerking, die juist de akt zelf is van solidariteit tussen individuen en tussen naties.
Het motto van het pontificaat van mijn vereerde voorganger Pius XII was Opus iustitiae pax, de vrede als vrucht van de rechtvaardigheid. Nu zou men met dezelfde juistheid en dezelfde kracht van Bijbelse inspiratie (Jes. 32, 17; Jak. 3, 18) [[b:Jes. 32, 17; Jak. 3, 18]] kunnen zeggen: Opus solidarietatis pax, de vrede als vrucht van de solidariteit.
Het door allen zo verlangde einddoel van de vrede zal zeker bereikt worden door de verwerkelijking van de maatschappelijke en internationale rechtvaardigheid, maar ook door de praktijk van de deugden die de samenleving bevorderen en ons leren te leven om door geven en ontvangen samen een nieuwe maatschappij en een betere wereld op te bouwen.
Referenties naar alinea 39: 11
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
40
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
De solidariteit is ongetwijfeld een christelijke deugd. Het was mogelijk reeds in de voorafgaande uiteenzetting talrijke contactpunten te onderscheiden tussen de deugd en de liefde die het distinctief van de leerling van Christus is. (Joh. 13, 35) [[b:Joh. 13, 35]] In het licht van het geloof streeft de solidariteit ernaar zichzelf te overstijgen en de specifiek christelijke dimensies van de volledige onbaatzuchtigheid, de vergeving en de verzoening aan te nemen. De naaste is dan niet slechts een menselijk wezen met zijn rechten en fundamentele gelijkheid ten opzichte van allen, maar hij wordt het levende beeld van God de Vader dat vrijgekocht is door het bloed van Jezus Christus en onder de blijvende inwerking van de heilige Geest is gesteld. Daarom moet hij, ook als hij vijand is, bemind worden met dezelfde liefde waarmee de Heer hem bemint, en men moet voor hem bereid zijn tot het offer, ook het hoogste: "zijn leven geven voor zijn broeders". (1 Joh. 3, 16) [[b:1 Joh. 3, 16]] Het bewustzijn dat God ons aller Vader is en dat alle mensen broeders in Christus zijn, "kinderen in de Zoon", het bewustzijn ook van de tegenwoordigheid en de levendmakende werking van de heilige Geest zal aan onze kijk op de wereld een nieuw criterium van interpretatie geven. Boven de reeds zo sterke en nauwe menselijke en natuurlijke banden uit onderscheidt men in het licht van het geloof een nieuw model van eenheid van de mensheid waardoor de solidariteit zich in laatste instantie moet laten inspireren. Dit hoogste model van eenheid, dat een weerspiegeling is van het innerlijke leven van God die één is in drie Personen, is het model dat wij, christenen, aanduiden met het woord "communio". Deze gemeenschap die specifiek christelijk is en met de hulp van de Heer zorgvuldig bewaakt, uitgebreid en verrijkt wordt, is de ziel van de roeping van de Kerk om "sacrament" te zijn in de reeds vermelde zin.
De solidariteit moet dus bijdragen tot de verwezenlijking van dit goddelijke plan, zowel op individueel vlak als op dat van de nationale en internationale maatschappij. De verkeerde mechanisme en de "zondige structuren", waarover wij gesproken hebben, zullen alleen overwonnen kunnen worden door middel van de beoefening van de menselijk en christelijke solidariteit, waartoe de Kerk uitnodigt en die zij onvermoeibaar bevordert. Alleen zo zullen de vele positieve krachten zich volledig kunnen ontplooien ten gunste van de ontwikkeling en de vrede.
Vele door de Kerk gecanoniseerde heiligen bieden bewonderenswaardige getuigenissen van die solidariteit en kunnen tot voorbeeld strekken in de huidige moeilijke omstandigheden. Onder hen wil ik de heilige Petrus Claver vermelden die zijn leven in dienst gesteld heeft van de slaven van Cartagena de Indias, en de heilige Maximilianus Maria Kolbe die zijn leven gegeven heeft voor een hem onbekende gevangene in het concentratiekamp Auschwitz.
De solidariteit moet dus bijdragen tot de verwezenlijking van dit goddelijke plan, zowel op individueel vlak als op dat van de nationale en internationale maatschappij. De verkeerde mechanisme en de "zondige structuren", waarover wij gesproken hebben, zullen alleen overwonnen kunnen worden door middel van de beoefening van de menselijk en christelijke solidariteit, waartoe de Kerk uitnodigt en die zij onvermoeibaar bevordert. Alleen zo zullen de vele positieve krachten zich volledig kunnen ontplooien ten gunste van de ontwikkeling en de vrede.
Vele door de Kerk gecanoniseerde heiligen bieden bewonderenswaardige getuigenissen van die solidariteit en kunnen tot voorbeeld strekken in de huidige moeilijke omstandigheden. Onder hen wil ik de heilige Petrus Claver vermelden die zijn leven in dienst gesteld heeft van de slaven van Cartagena de Indias, en de heilige Maximilianus Maria Kolbe die zijn leven gegeven heeft voor een hem onbekende gevangene in het concentratiekamp Auschwitz.
Referenties naar alinea 40: 11
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
De wereld genezen - 5. Solidariteit en de deugd van geloof ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 Enige bijzondere oriënteringen
41
Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
De Kerk kan geen technische oplossingen aanreiken voor het probleem van de onderontwikkeling als zodanig, zoals Paus Paulus VI reeds opgemerkt heeft in zijn encycliek vgl: Populorum Progressio [[[266|13.81]]]. Zij biedt immers geen economische en politieke systemen of programma's aan en heeft geen voorkeur voor het ene of het andere systeem of programma, als de waardigheid van de mens maar op de vereiste wijze geëerbiedigd en bevorderd wordt en men haar de nodige ruimte laat om haar eigen taak in de wereld te vervullen. Maar de Kerk is "deskundig in menselijkheid" vgl: Populorum Progressio [[[266|13]]] en dit spoort haar aan haar godsdienstige zending noodzakelijkerwijs uit te strekken tot de verschillende gebieden waarop mannen en vrouwen hun activiteiten ontplooien, op zoek naar het altijd relatieve geluk in deze wereld, in overeenstemming met hun persoonlijke waardigheid. Naar het voorbeeld van mijn voorgangers moet ik herhalen dat wat, zoals de authentieke ontwikkeling, de waardigheid van de mens en volken raakt, niet gereduceerd kan worden tot een "technisch probleem". De ontwikkeling zou ontledigd worden van haar echte wezen als zij daartoe gereduceerd werd, en men zou verraad plegen aan de mens en de volken tot wier dienst haar volle verwerkelijking gesteld moet worden.
Ziedaar waarom de Kerk een woord te zeggen heeft, nu zoals twintig jaar geleden en ook in de toekomst, over de aard, de voorwaarden, de eisen en de doeleinden van de authentieke ontwikkeling en eveneens over de obstakels die haar belemmeren. De Kerk vervult zodoende de zending van evangelisatie, aangezien zij haar eerste bijdrage tot de oplossing van het dringende probleem van de ontwikkeling levert als zij de waarheid over Christus, over zichzelf en over de mens verkondigt en toepast op een concrete situatie vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]].
De Kerk gebruikt als werktuig om het doel te bereiken haar sociale leer. Een meer nauwkeurige kennis en een ruimere verspreiding van het "geheel van de beginselen tot bezinning, de beoordelingsnormen en de richtlijnen tot handelen" die door haar leer voorgehouden worden vgl: Libertatis conscientia [[[1533|72]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|4]]], zal in de huidige moeilijke omstandigheden van groot nut zijn zowel voor de juiste aanpak als voor de beste oplossing van de problemen.
Zo zal men onmiddellijk zien dat de vraagstukken waarvoor wij staan, vooral morele vraagstukken zijn en dat noch de analyse van het probleem van de ontwikkeling als zodanig noch de middelen om de huidige moeilijkheden te overwinnen kunnen voorbijgaan aan deze wezenlijke dimensie.
De sociale leer van de Kerk is geen "derde weg" tussen liberalistisch kapitalisme en marxistisch collectivisme en ook geen mogelijk alternatief voor andere minder radicaal tegengestelde oplossingen; zij vormt een categorie op zich. Zij is ook geen ideologie, maar de nauwkeurige formulering van de resultaten van een aandachtige reflectie over de ingewikkelde realiteiten van het menselijke bestaan in de maatschappij en in de internationale context in het licht van het geloof en van de Kerkelijke traditie. Haar voornaamste doel is de interpretatie van die realiteiten en het onderzoek van de overeenstemming of het verschil ervan met de lijnen van het onderricht van het Evangelie over de mens en over zijn aardse en tevens transcendente roeping; om dus het christelijke gedrag te oriënteren. Zij behoort daarom niet tot het gebied van de ideologie, maar tot dat van de theologie en vooral van de moraaltheologie.
Het onderricht en de verspreiding van de sociale leer maken deel uit van de zending van de Kerk om te evangeliseren. En omdat het gaat om een leer die gericht is op het leiden van het gedrag van de personen, volgt daaruit dus de "inzet voor de rechtvaardigheid" volgens de rol, de roeping en de omstandigheden van een ieder.
Tot de uitoefening van de dienst van de evangelisatie op sociaal gebied, welke een aspect is van de profetische taak van de Kerk, behoort ook het aanklagen van het kwaad en de onrechtvaardigheid. Maar het is goed te verduidelijken dat het verkondigen steeds belangrijker is dan het aanklagen, en het laatste kan niet afzien van het eerste, dat er de echte sterkte aan geeft en de kracht van de hoogste motivering.
Ziedaar waarom de Kerk een woord te zeggen heeft, nu zoals twintig jaar geleden en ook in de toekomst, over de aard, de voorwaarden, de eisen en de doeleinden van de authentieke ontwikkeling en eveneens over de obstakels die haar belemmeren. De Kerk vervult zodoende de zending van evangelisatie, aangezien zij haar eerste bijdrage tot de oplossing van het dringende probleem van de ontwikkeling levert als zij de waarheid over Christus, over zichzelf en over de mens verkondigt en toepast op een concrete situatie vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]].
De Kerk gebruikt als werktuig om het doel te bereiken haar sociale leer. Een meer nauwkeurige kennis en een ruimere verspreiding van het "geheel van de beginselen tot bezinning, de beoordelingsnormen en de richtlijnen tot handelen" die door haar leer voorgehouden worden vgl: Libertatis conscientia [[[1533|72]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|4]]], zal in de huidige moeilijke omstandigheden van groot nut zijn zowel voor de juiste aanpak als voor de beste oplossing van de problemen.
Zo zal men onmiddellijk zien dat de vraagstukken waarvoor wij staan, vooral morele vraagstukken zijn en dat noch de analyse van het probleem van de ontwikkeling als zodanig noch de middelen om de huidige moeilijkheden te overwinnen kunnen voorbijgaan aan deze wezenlijke dimensie.
De sociale leer van de Kerk is geen "derde weg" tussen liberalistisch kapitalisme en marxistisch collectivisme en ook geen mogelijk alternatief voor andere minder radicaal tegengestelde oplossingen; zij vormt een categorie op zich. Zij is ook geen ideologie, maar de nauwkeurige formulering van de resultaten van een aandachtige reflectie over de ingewikkelde realiteiten van het menselijke bestaan in de maatschappij en in de internationale context in het licht van het geloof en van de Kerkelijke traditie. Haar voornaamste doel is de interpretatie van die realiteiten en het onderzoek van de overeenstemming of het verschil ervan met de lijnen van het onderricht van het Evangelie over de mens en over zijn aardse en tevens transcendente roeping; om dus het christelijke gedrag te oriënteren. Zij behoort daarom niet tot het gebied van de ideologie, maar tot dat van de theologie en vooral van de moraaltheologie.
Het onderricht en de verspreiding van de sociale leer maken deel uit van de zending van de Kerk om te evangeliseren. En omdat het gaat om een leer die gericht is op het leiden van het gedrag van de personen, volgt daaruit dus de "inzet voor de rechtvaardigheid" volgens de rol, de roeping en de omstandigheden van een ieder.
Tot de uitoefening van de dienst van de evangelisatie op sociaal gebied, welke een aspect is van de profetische taak van de Kerk, behoort ook het aanklagen van het kwaad en de onrechtvaardigheid. Maar het is goed te verduidelijken dat het verkondigen steeds belangrijker is dan het aanklagen, en het laatste kan niet afzien van het eerste, dat er de echte sterkte aan geeft en de kracht van de hoogste motivering.
Referenties naar alinea 41: 17
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Centesimus Annus ->=geentekst=
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
De wereld genezen - 3. De voorkeursoptie voor de armen en de deugd van naastenliefde ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
De sociale leer van de Kerk heeft nu meer dan vroeger de plicht om zich open te stellen voor een internationaal perspectief in de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Gaudium et Spes [[[575|83-90]]], van de jongste encyclieken vgl: Mater et Magistra [[[90]]] vgl: en rest van deel IV [[[53|130]]] vgl: Octogesima Adveniens [[[809|2-4]]] en vooral van de encycliek die wij herdenken vgl: Populorum Progressio [[[266|3.9]]]. Het zal daarom niet overbodig zijn de thema's en de karakteristieke oriëntering er van, die in de laatste jaren door het Kerkelijke leergezag hernomen zijn, in dit licht opnieuw te onderzoeken en te verdiepen. Ik wil er hier dan vermelden: de keuze of voorkeursliefde voor de armen. Het is een optie of een speciale vorm van voorrang in de beoefening van de christelijke liefde, waarvan heel de traditie van de Kerk getuigt. Zij betreft het leven van iedere christen als navolger van het leven van Christus, maar het is eveneens van toepassing op onze sociale verantwoordelijkheid en daarom op ons leven, op de beslissingen over het bezit en het gebruik van de goederen, welke op samenhangende wijze genomen moeten worden.
Gezien de mondiale dimensie die het sociale vraagstuk aangenomen heeft Populorum Progressio [[266|3]] moet de voorkeursliefde met de daardoor geïnspireerde beslissingen nu ook de onmetelijke menigten omvatten van hen die honger lijden, van bedelaars, van daklozen, zonder medische verzorging en vooral zonder hoop op een betere toekomst; men moet nota nemen van het bestaan van deze realiteiten. Ze negeren zou ons gelijk maken aan de "rijke smulpaap" die deed alsof hij de bedelaar Lazarus niet kende die "voor de poort lag" (Lc. 16, 19-31) [[b:Lc. 16, 19-31]] Populorum Progressio [[266|47]] Libertatis conscientia [[1533|68]].
Ons dagelijks leven moet getekend worden door deze realiteit, zoals ook onze beslissingen op politiek en economisch gebied. Zij die verantwoordelijk zijn voor de naties en voor de internationale organisaties en de plicht hebben de waarachtige menselijke dimensie als een prioriteit voor ogen te houden in hun plannen, moeten evenmin vergeten voorrang te geven aan het verschijnsel van de groeiende armoede. Helaas neemt het aantal armen toe in plaats van af te nemen, niet alleen in de minder ontwikkelde landen maar ook in de hoogst ontwikkelde landen, wat niet minder ergerlijk lijkt.
Het is nodig nogmaals te herinneren aan het beginsel dat de christelijke sociale leer typeert: de goederen van deze wereld zijn oorspronkelijk bestemd voor allen vgl: Gaudium et Spes [[[575|69]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|22]]] vgl: Libertatis conscientia [[[1533|90]]] vgl: iia-iiae q. 66 a. 2 [[[t:iia-iiae q. 66 a. 2]]]. Het recht op privé-bezit is geldig en noodzakelijk, maar doet niet de waarde van dat beginsel teniet. Er rust "een sociale hypotheek" op het bezit vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]] vgl: Tot een groep Poolse Bisschoppen op bezoek "ad limina Apostolorum" [[[1974]]], d.w.z. het heeft als intrinsieke hoedanigheid een sociale functie, die juist berust op en gerechtvaardigd wordt door het beginsel van de universele bestemming van de goederen.
Bij de inzet voor de armen zal men niet de speciale vorm van armoede moeten vergeten, die bestaat in het beroofd-zijn van de fundamentele rechten van de persoon, in het bijzonder van het recht op godsdienstvrijheid en ook van het recht op economisch initiatief.
Gezien de mondiale dimensie die het sociale vraagstuk aangenomen heeft Populorum Progressio [[266|3]] moet de voorkeursliefde met de daardoor geïnspireerde beslissingen nu ook de onmetelijke menigten omvatten van hen die honger lijden, van bedelaars, van daklozen, zonder medische verzorging en vooral zonder hoop op een betere toekomst; men moet nota nemen van het bestaan van deze realiteiten. Ze negeren zou ons gelijk maken aan de "rijke smulpaap" die deed alsof hij de bedelaar Lazarus niet kende die "voor de poort lag" (Lc. 16, 19-31) [[b:Lc. 16, 19-31]] Populorum Progressio [[266|47]] Libertatis conscientia [[1533|68]].
Ons dagelijks leven moet getekend worden door deze realiteit, zoals ook onze beslissingen op politiek en economisch gebied. Zij die verantwoordelijk zijn voor de naties en voor de internationale organisaties en de plicht hebben de waarachtige menselijke dimensie als een prioriteit voor ogen te houden in hun plannen, moeten evenmin vergeten voorrang te geven aan het verschijnsel van de groeiende armoede. Helaas neemt het aantal armen toe in plaats van af te nemen, niet alleen in de minder ontwikkelde landen maar ook in de hoogst ontwikkelde landen, wat niet minder ergerlijk lijkt.
Het is nodig nogmaals te herinneren aan het beginsel dat de christelijke sociale leer typeert: de goederen van deze wereld zijn oorspronkelijk bestemd voor allen vgl: Gaudium et Spes [[[575|69]]] vgl: Populorum Progressio [[[266|22]]] vgl: Libertatis conscientia [[[1533|90]]] vgl: iia-iiae q. 66 a. 2 [[[t:iia-iiae q. 66 a. 2]]]. Het recht op privé-bezit is geldig en noodzakelijk, maar doet niet de waarde van dat beginsel teniet. Er rust "een sociale hypotheek" op het bezit vgl: Tot de Bisschoppen van Latijns-Amerika bij de Opening van hun derde conferentie in Puebla (Mexico) [[[1508]]] vgl: Tot een groep Poolse Bisschoppen op bezoek "ad limina Apostolorum" [[[1974]]], d.w.z. het heeft als intrinsieke hoedanigheid een sociale functie, die juist berust op en gerechtvaardigd wordt door het beginsel van de universele bestemming van de goederen.
Bij de inzet voor de armen zal men niet de speciale vorm van armoede moeten vergeten, die bestaat in het beroofd-zijn van de fundamentele rechten van de persoon, in het bijzonder van het recht op godsdienstvrijheid en ook van het recht op economisch initiatief.
Referenties naar alinea 42: 16
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede ->=geentekst=
Wie de vrede zoekt, komt de armen tegemoet ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Armoede bestrijden, werken aan vrede ->=geentekst=
Evangelii Gaudium ->=geentekst=
Broederschap: grondslag en weg naar vrede ->=geentekst=
Oeconomicae et pecuniariae quaestiones ->=geentekst=
Fratelli tutti ->=geentekst=
De wereld genezen - 3. De voorkeursoptie voor de armen en de deugd van naastenliefde ->=geentekst=
De wereld genezen - 4. De universele bestemming van de goederen en de deugd van de hoop ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, New York ->=geentekst=
De stimulerende zorg voor de armen, die volgens de sprekende zegswijze "de armen van de Heer" zijn Omdat de Heer zich met hen.. Omdat de Heer zich met hen heeft willen vereenzelvigen (vgl. Mt. 25, 31-46) en bijzondere zorg voor hen draagt (vgl. Ps. 12, 6; Lc. 1. 52v), moet zich op alle niveaus vertalen in concrete daden om met beslistheid tot een reeks van noodzakelijke hervormingen te komen. De vaststelling van de meest dringende hervormingen, en de wijze van verwezenlijking ervan, hangen af van de afzonderlijke plaatselijke situaties. Maar men moet niet de hervormingen vergeten die vereist worden door de situatie van de bovenbeschreven internationale onevenwichtigheid. Wat dit betreft wil ik in het bijzonder vermelden: de hervorming van het internationale handelssysteem, dat belast is met de hypotheek van het protectionisme en het toenemende bilateralisme;
Het mondiale monetaire en financiële systeem kenmerkt zich door de buitensporige fluctuatie van wisselkoersen en rentevoet, tot schade van de betalingsbalans en de schuldsituatie van de arme landen.
De technologie en de overdracht ervan vormen heden één van de belangrijkste problemen van de internationale onderlinge uitwisseling en van de daaruit voortvloeiende ernstige schade. De gevallen van ontwikkelingslanden waaraan men de noodzakelijke technologie onthoudt of waarnaar men nutteloze technologie stuurt, zijn niet zeldzaam.
Naar veler mening lijken de internationale organisaties op een moment van hun bestaan gekomen te zijn waarop het mechanisme van hun functionering, de kosten van hun werkzaamheid en hun doelmatigheid om een nauwkeurig onderzoek en om eventuele verbeteringen vragen. Het is duidelijk dat een zo delicaat proces niet verkregen zal kunnen worden zonder de medewerking van allen. Het veronderstelt dat de politieke rivaliteit overwonnen wordt en men afziet van de wil om de organisaties, waarvan de enige reden van bestaan het algemene welzijn is, als werktuig voor eigen doeleinden te gebruiken. De bestaande instellingen en organisaties hebben goed werk gedaan ten gunste van de volken. Maar staande voor een nieuwe en moeilijkere etappe van haar authentieke ontwikkeling heeft de mensheid nu een hogere graad van internationale ordening nodig, ten dienste van de maatschappij, de economie en de cultuur in heel de wereld.
- de hervorming van het mondiale monetaire en financiële systeem, waarvan men nu erkent dat het ontoereikend is;
- het vraagstuk van de uitwisseling van technologie en van het passend gebruik ervan;
- de noodzaak van een herziening van de structuur van de bestaande internationale organisaties in het kader van een internationale juridische orde.
Het mondiale monetaire en financiële systeem kenmerkt zich door de buitensporige fluctuatie van wisselkoersen en rentevoet, tot schade van de betalingsbalans en de schuldsituatie van de arme landen.
De technologie en de overdracht ervan vormen heden één van de belangrijkste problemen van de internationale onderlinge uitwisseling en van de daaruit voortvloeiende ernstige schade. De gevallen van ontwikkelingslanden waaraan men de noodzakelijke technologie onthoudt of waarnaar men nutteloze technologie stuurt, zijn niet zeldzaam.
Naar veler mening lijken de internationale organisaties op een moment van hun bestaan gekomen te zijn waarop het mechanisme van hun functionering, de kosten van hun werkzaamheid en hun doelmatigheid om een nauwkeurig onderzoek en om eventuele verbeteringen vragen. Het is duidelijk dat een zo delicaat proces niet verkregen zal kunnen worden zonder de medewerking van allen. Het veronderstelt dat de politieke rivaliteit overwonnen wordt en men afziet van de wil om de organisaties, waarvan de enige reden van bestaan het algemene welzijn is, als werktuig voor eigen doeleinden te gebruiken. De bestaande instellingen en organisaties hebben goed werk gedaan ten gunste van de volken. Maar staande voor een nieuwe en moeilijkere etappe van haar authentieke ontwikkeling heeft de mensheid nu een hogere graad van internationale ordening nodig, ten dienste van de maatschappij, de economie en de cultuur in heel de wereld.
Referenties naar alinea 43: 7
Een blijvende opdracht: opvoeden tot vrede - Wereldvredesdag 2004 ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Caritas in Veritate ->=geentekst=
Tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, New York ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
De ontwikkeling vraagt vooral een geest van initiatief van de kant van de landen zelf die ontwikkeling nodig hebben "Toch moeten juist deze mannen en vrouwen op alle manieren worden geholpen en ertoe gebracht worden om zelf hun ontwikkeling ter hand te nemen en zichzelf de noodzakelijke middelen tot verbetering te verschaffen" [[266|55]] vgl: Gaudium et Spes [[[575|86]]]. Elk daarvan moet handelen overeenkomstig de eigen verantwoordelijkheid, zonder alles te verhopen van de meer bevoorrechte landen, en samenwerken met de anderen die in dezelfde situatie verkeren. Ieder land moet zoveel mogelijk de ruimte van de eigen vrijheid ontdekken en gebruiken. Elk land zal zichzelf ook moeten bekwamen in het nemen van initiatieven welke beantwoorden aan de eigen maatschappelijke behoeften. Ieder land zal zich ook bewust moeten worden van de werkelijke noden, alsmede van de rechten en de plichten die het voorschrijven ze op te lossen. De ontwikkeling van de volken begint bij en vindt de meest aangewezen verwerkelijking in de inzet van elke land voor de eigen ontwikkeling in samenwerking met de andere. Het is dan belangrijk dat de ontwikkelingslanden de zelfbevestiging van iedere burger begunstigen door middel van de toegang tot een grotere cultuur en tot een vrije omloop van informatie. Alles wat de alfabetisering zal kunnen bevorderen en het basisonderwijs dat haar verdiept en vervolmaakt, vormt, zoals de encycliek Populorum Progressio [266] "het basisonderwijs ... is dan ook de eerste doelstelling van elk ontwikkelingsplan [[266|35]] gesteld heeft, een directe bijdrage tot de echte ontwikkeling. In vele delen van de wereld zijn deze doelstellingen nog lang niet bereikt.
Om zich op deze weg te begeven zullen de naties zelf de eigen prioriteiten moeten vaststellen en de eigen noden goed moeten onderscheiden, volgens de bijzondere omstandigheden van de bevolking, van het geografisch milieu en van de culturele traditie.
Sommige naties zullen hun voedselproductie moeten vergroten om steeds de beschikking te hebben over wat nodig is voor de voeding en het leven. Er zijn in de wereld van deze tijd, waarin de honger zovele slachtoffers maakt vooral onder de kinderen, voorbeelden van naties die niet bijzonder ontwikkeld zijn en er toch in geslaagd zijn te bereiken dat ze zelf in hun voedsel voorzien en zelfs levensmiddelen uitvoeren.
Andere naties hebben een hervorming van bepaalde onrechtvaardige structuren nodig en in het bijzonder van de eigen politieke instellingen om corruptie, dictatoriale of autoritaire regimes te vervangen door democratische regeringsstelsels waaraan allen deelnemen. Het is een proces waarvan wij hopen dat het zich zal uitbreiden en versterken want de welstand van een politieke gemeenschap, zoals die tot uitdrukking komt door de vrije deelname van alle burgers aan de publieke aangelegenheden en hun verantwoordelijkheid daarvoor, door rechtszekerheid, door eerbiediging en bevordering van de mensenrechten, is noodzakelijke voorwaarde en zekere garantie voor de ontwikkeling van "de gehele mens en van alle mensen".
Om zich op deze weg te begeven zullen de naties zelf de eigen prioriteiten moeten vaststellen en de eigen noden goed moeten onderscheiden, volgens de bijzondere omstandigheden van de bevolking, van het geografisch milieu en van de culturele traditie.
Sommige naties zullen hun voedselproductie moeten vergroten om steeds de beschikking te hebben over wat nodig is voor de voeding en het leven. Er zijn in de wereld van deze tijd, waarin de honger zovele slachtoffers maakt vooral onder de kinderen, voorbeelden van naties die niet bijzonder ontwikkeld zijn en er toch in geslaagd zijn te bereiken dat ze zelf in hun voedsel voorzien en zelfs levensmiddelen uitvoeren.
Andere naties hebben een hervorming van bepaalde onrechtvaardige structuren nodig en in het bijzonder van de eigen politieke instellingen om corruptie, dictatoriale of autoritaire regimes te vervangen door democratische regeringsstelsels waaraan allen deelnemen. Het is een proces waarvan wij hopen dat het zich zal uitbreiden en versterken want de welstand van een politieke gemeenschap, zoals die tot uitdrukking komt door de vrije deelname van alle burgers aan de publieke aangelegenheden en hun verantwoordelijkheid daarvoor, door rechtszekerheid, door eerbiediging en bevordering van de mensenrechten, is noodzakelijke voorwaarde en zekere garantie voor de ontwikkeling van "de gehele mens en van alle mensen".
Referenties naar alinea 44: 4
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
45
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Wat gezegd is zal niet verwezenlijkt kunnen worden zonder de medewerking van allen, vooral van de internationale gemeenschap, in het kader van een solidariteit die allen omvat, te beginnen bij de meest uitgeslotenen. Maar de ontwikkelingslanden hebben zelf de plicht de solidariteit te beoefenen onder elkaar en met de andere landen die het meest uitgesloten zijn in de wereld. Het is bijvoorbeeld wenselijk dat de naties van eenzelfde geografische zone vormen van samenwerking invoeren die hen minder afhankelijk maken van de machtiger producenten, hun grenzen openen voor producten van hun zone, onderzoeken of hun producten elkaar kunnen aanvullen, zich verenigen om zich te verzekeren van de diensten waarin ieder alleen niet in staat is te voorzien en de samenwerking uitbreiden tot de monetaire en financiële sector.
De onderlinge afhankelijkheid reeds een realiteit in veel van deze landen. Dit erkennen zodanig dat zij meer actief wordt, vormt een alternatief voor de te grote afhankelijkheid van de rijkere en machtigere landen, op het vlak zelf van de verhoopte ontwikkeling, zonder zich tegen wie dan ook af te zetten, maar door eigen mogelijkheden zoveel mogelijk te ontdekken en benutten. De ontwikkelingslanden van eenzelfde geografische zone, vooral die welke men samenvat onder de naam "Zuid", kunnen en moeten nieuwe regionale organisaties oprichten die bezield worden door de criteria van gelijkheid, vrijheid en participatie in het concert van de naties, zoals men reeds begint te doen met veelbelovende resultaten.
De universele solidariteit vraagt als onmisbare voorwaarde om autonomie en vrije zelfbeschikking ook binnen verbanden zoals die welke aangegeven zijn. Maar zij vraagt gelijk de bereidheid om de offers te aanvaarden die nodig zijn voor welzijn van de wereldgemeenschap.
De onderlinge afhankelijkheid reeds een realiteit in veel van deze landen. Dit erkennen zodanig dat zij meer actief wordt, vormt een alternatief voor de te grote afhankelijkheid van de rijkere en machtigere landen, op het vlak zelf van de verhoopte ontwikkeling, zonder zich tegen wie dan ook af te zetten, maar door eigen mogelijkheden zoveel mogelijk te ontdekken en benutten. De ontwikkelingslanden van eenzelfde geografische zone, vooral die welke men samenvat onder de naam "Zuid", kunnen en moeten nieuwe regionale organisaties oprichten die bezield worden door de criteria van gelijkheid, vrijheid en participatie in het concert van de naties, zoals men reeds begint te doen met veelbelovende resultaten.
De universele solidariteit vraagt als onmisbare voorwaarde om autonomie en vrije zelfbeschikking ook binnen verbanden zoals die welke aangegeven zijn. Maar zij vraagt gelijk de bereidheid om de offers te aanvaarden die nodig zijn voor welzijn van de wereldgemeenschap.
Referenties naar alinea 45: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 7 Besluit
46
Volken en enkelingen streven naar hun bevrijding. Het zoeken van de volledige ontwikkeling is het teken van hun verlangen om de veelvuldige obstakels te overwinnen die verhinderen een "meer menselijk leven" te genieten. In de laatste tijd, in de periode die gevolgd is op de publicatie van encycliek Populorum Progressio [266] heeft zich in sommige delen van de katholieke kerk, vooral in Latijns Amerika, een nieuwe wijze om de problemen van de nood en de onderontwikkeling aan te pakken verspreid die van de bevrijding de fundamentele categorie en het eerst beginsel van actie maakt. De positieve waarden maar ook de afwijkingen en de gevaren van afwijkingen die verbonden zijn met deze vorm van theologische reflectie en uitwerking, zijn op passende wijze aangegeven door het kerkelijke leergezag. vgl: Voorwoord [[[1092|1]]]
Het is goed hieraan toe te voegen dat het verlangen naar bevrijding uit iedere vorm van slavernij, zowel wat de mens als wat de maatschappij betreft, iets edels en waardevols is. Hiernaar streeft juist de ontwikkeling, of liever de bevrijding en de ontwikkeling, rekening houdend met de nauwe band die er tussen deze twee werkelijkheden bestaat. Een louter economische ontwikkeling is niet in staat de mens te bevrijden maar zal er integendeel op uitlopen dat ze hem nog meer tot slaaf maakt. Een ontwikkeling die niet de culturele, transcendente en godsdienstige dimensies van de mens en de maatschappij omvat, draagt in de mate waarin zij het bestaan van die dimensies niet erkent en haar doeleinden en prioriteiten niet daarop richt, nog minder bij tot de echte bevrijding. De mens is alleen geheel vrij als hij zichzelf is, in het volle bezit van zijn rechten en plichten. Hetzelfde moet men van de gehele maatschappij zeggen.
Het voornaamste obstakel dat men moet overwinnen om tot echte bevrijding te komen, zijn de zonde en de structuren welke de zonde invoert naarmate zij zich vermenigvuldigt en uitbreidt vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759|16]]] vgl: Libertatis conscientia [[[1533|38.42]]].
De vrijheid waarvoor Christus ons vrijgemaakt heeft (Gal. 5, 1) [[b:Gal. 5, 1]], spoort ons aan ons te bekeren tot dienaars van allen. Zo neemt het proces van de ontwikkeling en de bevrijding concrete vorm aan in de beoefening van solidariteit of van liefde voor en dienst aan de naaste, vooral aan de armsten: "Waar de waarheid en de liefde ontbreken, loopt het bevrijdingsproces uit op de dood van een vrijheid welke heel haar grond heeft verloren" Libertatis conscientia [[1533|34]].
Het is goed hieraan toe te voegen dat het verlangen naar bevrijding uit iedere vorm van slavernij, zowel wat de mens als wat de maatschappij betreft, iets edels en waardevols is. Hiernaar streeft juist de ontwikkeling, of liever de bevrijding en de ontwikkeling, rekening houdend met de nauwe band die er tussen deze twee werkelijkheden bestaat. Een louter economische ontwikkeling is niet in staat de mens te bevrijden maar zal er integendeel op uitlopen dat ze hem nog meer tot slaaf maakt. Een ontwikkeling die niet de culturele, transcendente en godsdienstige dimensies van de mens en de maatschappij omvat, draagt in de mate waarin zij het bestaan van die dimensies niet erkent en haar doeleinden en prioriteiten niet daarop richt, nog minder bij tot de echte bevrijding. De mens is alleen geheel vrij als hij zichzelf is, in het volle bezit van zijn rechten en plichten. Hetzelfde moet men van de gehele maatschappij zeggen.
Het voornaamste obstakel dat men moet overwinnen om tot echte bevrijding te komen, zijn de zonde en de structuren welke de zonde invoert naarmate zij zich vermenigvuldigt en uitbreidt vgl: Reconciliatio et paenitentia [[[759|16]]] vgl: Libertatis conscientia [[[1533|38.42]]].
De vrijheid waarvoor Christus ons vrijgemaakt heeft (Gal. 5, 1) [[b:Gal. 5, 1]], spoort ons aan ons te bekeren tot dienaars van allen. Zo neemt het proces van de ontwikkeling en de bevrijding concrete vorm aan in de beoefening van solidariteit of van liefde voor en dienst aan de naaste, vooral aan de armsten: "Waar de waarheid en de liefde ontbreken, loopt het bevrijdingsproces uit op de dood van een vrijheid welke heel haar grond heeft verloren" Libertatis conscientia [[1533|34]].
Referenties naar alinea 46: 1
Aetatis Novae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
47
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Youcat ->=geentekst=
In het kader van de droevige ervaringen van de laatste jaren en van het overwegend negatieve panorama van het huidige ogenblik moet de kerk krachtig de mogelijkheid bevestigen van het overwinnen van de hinderpalen die door overdaad of gebrek de ontwikkeling in de weg staan, alsmede het vertrouwen in een echte bevrijding. Vertrouwen en mogelijkheid die in laatste instantie gebaseerd zijn op de wetenschap die de kerk heeft van de goddelijke belofte die bedoeld is om te garanderen dat de huidige geschiedenis niet in zichzelf opgesloten blijft maar openstaat voor het Rijk van God. De Kerk heeft ook vertrouwen in de mens, ook al kent zij de bedorvenheid waartoe hij in staat is, want zij weet goed dat er ondanks de erfzonde en de zonde die elk kan bedrijven, in de menselijke persoon voldoende kwaliteiten en energie zijn, een fundamentele 'goedheid' (Gen. 1, 31) [[b:Gen. 1, 31]] omdat hij beeld is van de Schepper en onder de verlossende invloed staat van Christus, "die zich in zekere zin met iedere mens verenigd heeft" vgl: Gaudium et Spes [[[575|22]]] vgl: Redemptor Hominis [[[237|8]]], en omdat de doeltreffende werking van de heilige Geest "het aardrijk vervult" (Wijsh. 1, 7) [b:Wijsh. 1, 7].
Daarom zijn wanhoop, pessimisme en lijdzaamheid niet te rechtvaardigen. Men moet, zij het met droefheid, zeggen dat, zoals men kan zondigen door egoïsme, door overdreven winsten heerszucht, men ook tekort kan schieten ten opzichte van de dringende noden van scharen mensen die ondergedompeld zijn in de onderontwikkeling, door vrees, door besluiteloosheid en in de grond door lafheid. Wij zijn allen geroepen, ja verplicht het hoofd te bieden aan de ontstellende uitdaging van de laatste decade van het tweede millennium. Ook omdat de dreigende gevaren allen belagen een mondiale economische crisis, een onbegrensde oorlog zonder overwinnaars en overwonnenen. Tegenover een dergelijke bedreiging zal het verschil tussen rijke personen en landen en arme personen en landen weinig betekenis hebben, behalve de grotere verantwoordelijkheid die rust op hem die meer heeft en meer kan.
Maar dit is noch het enige noch het voornaamste motief. De waardigheid van de menselijke persoon staat op het spel, waarvan de verdediging en de bevordering ons door de Schepper zijn toevertrouwd en waartoe de mannen en vrouwen in ieder tijdsgewricht van de geschiedenis op strikte en verantwoordelijke wijze verplicht zijn. Het huidige panorama lijkt, zoals reeds velen min of meer duidelijk bemerken, niet te beantwoorden aan deze waardigheid. Een ieder is geroepen zijn eigen plaats in te nemen in de vredelievende campagne die gevoerd moet worden met vredelievende middelen om de ontwikkeling in vrede te bereiken en de natuur zelf en de ons omringende wereld te redden. Ook de Kerk voelt zich hierin diep verwikkeld en zij hoopt op een gelukkige afloop. Ik wil mij daarom, naar het voorbeeld van Paus Paulus VI met de encycliek Populorum Progressio [266] "Wij zijn ervan overtuigd, dat dit program de sympathie en de steun zal hebben niet alleen van onze katholieke zonen en christelijke broeders, maar evenzeer van alle mensen van goede wil. Daarom roepen wij thans alle mensen plechtig op tot een georganiseerde actie" [[266|5]], met eenvoud en nederigheid richten tot allen, mannen en vrouwen, zonder uitzondering, opdat zij overtuigd zijn van de ernst van het huidige ogenblik en van ieders persoonlijke verantwoordelijkheid, door de eigen levensstijl en die van het gezin, door het gebruik van de goederen, door de participatie als burgers, door de bijdrage aan de economische en politieke beslissingen en door de eigen inzet voor de nationale plannen de maatregelen die ingegeven zijn door solidariteit en door de voorkeursliefde voor de armen, uitvoeren. Dat vraagt het ogenblik en vooral de waardigheid van de menselijke persoon, onverwoestbaar beeld van God de Schepper, dat in ieder van ons gelijk is. De kinderen van de Kerk moeten hierbij voorbeeld en gids zijn, want volgens het programma dat Jezus zelf uiteengezet heeft in de synagoge van Nazareth, zijn zij geroepen om "aan armen de Blijde Boodschap te verkondigen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien, om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer" (Lc. 4, 18-19) [b:Lc. 4, 18-19]. Het is goed de gewichtige rol te onderstrepen die weggelegd is voor de taken, mannen en vrouwen, zoals opnieuw bevestigd is door de jongste vergadering van de Bisschoppensynode. Aan hen komt het toe de tijdelijke werkelijkheden met christelijke inzet te bezielen en daarmee te tonen dat zij getuigen en bewerkers zijn van vrede en gerechtigheid.
Ik wil mij speciaal richten tot hen die deelhebben aan een echte, zij het onvolledige gemeenschap met ons, door het Sacrament van het Doopsel en door de belijdenis van hetzelfde credo. Ik ben er zeker van dat zowel de zorg die deze encycliek uitdrukt als de beweegredenen die haar bezielen, hun vertrouwd zullen zijn omdat zij geïnspireerd zijn door het evangelie van Jezus Christus. Wij kunnen hierin een nieuwe uitnodiging vinden om eensgezind te getuigen van onze gemeenschappelijke overtuigingen over de God geschapen, door Christus verlost en door de Geest geheiligd is en geroepen om in deze wereld te leven overeenkomstig die waardigheid.
Ik richt deze oproep eveneens tot hen die met ons de erfenis van Abraham, "onze vader in het geloof" (Rom. 4, 11) [[b:Rom. 4, 11]] vgl: Nostra Aetate [[[610|4]]], en de traditie van het Oude Testament delen, de Joden, en tot die zoals wij in een rechtvaardige en barmhartige God geloven, de mohammedanen. En hij strekt zich ook uit tot alle volgelingen van de grote wereldgodsdiensten.
De ontmoeting op 27 oktober van vorig jaar te Assisi, de stad van Sint Franciscus, om te bidden voor de vrede en om ons daartoe te verbinden ieder in trouw aan de eigen godsdienstige belijdenis heeft aan allen duidelijk gemaakt hoezeer de vrede en de noodzakelijke voorwaarde daarvoor, de ontwikkeling van "heel de mens en van alle mensen", ook een godsdienstig vraagstuk zijn, en hoe de volledige verwezenlijking van beide afhangt van de trouw aan onze roeping als gelovige mannen en vrouwen. Want zij hangt vooral van God af.
Daarom zijn wanhoop, pessimisme en lijdzaamheid niet te rechtvaardigen. Men moet, zij het met droefheid, zeggen dat, zoals men kan zondigen door egoïsme, door overdreven winsten heerszucht, men ook tekort kan schieten ten opzichte van de dringende noden van scharen mensen die ondergedompeld zijn in de onderontwikkeling, door vrees, door besluiteloosheid en in de grond door lafheid. Wij zijn allen geroepen, ja verplicht het hoofd te bieden aan de ontstellende uitdaging van de laatste decade van het tweede millennium. Ook omdat de dreigende gevaren allen belagen een mondiale economische crisis, een onbegrensde oorlog zonder overwinnaars en overwonnenen. Tegenover een dergelijke bedreiging zal het verschil tussen rijke personen en landen en arme personen en landen weinig betekenis hebben, behalve de grotere verantwoordelijkheid die rust op hem die meer heeft en meer kan.
Maar dit is noch het enige noch het voornaamste motief. De waardigheid van de menselijke persoon staat op het spel, waarvan de verdediging en de bevordering ons door de Schepper zijn toevertrouwd en waartoe de mannen en vrouwen in ieder tijdsgewricht van de geschiedenis op strikte en verantwoordelijke wijze verplicht zijn. Het huidige panorama lijkt, zoals reeds velen min of meer duidelijk bemerken, niet te beantwoorden aan deze waardigheid. Een ieder is geroepen zijn eigen plaats in te nemen in de vredelievende campagne die gevoerd moet worden met vredelievende middelen om de ontwikkeling in vrede te bereiken en de natuur zelf en de ons omringende wereld te redden. Ook de Kerk voelt zich hierin diep verwikkeld en zij hoopt op een gelukkige afloop. Ik wil mij daarom, naar het voorbeeld van Paus Paulus VI met de encycliek Populorum Progressio [266] "Wij zijn ervan overtuigd, dat dit program de sympathie en de steun zal hebben niet alleen van onze katholieke zonen en christelijke broeders, maar evenzeer van alle mensen van goede wil. Daarom roepen wij thans alle mensen plechtig op tot een georganiseerde actie" [[266|5]], met eenvoud en nederigheid richten tot allen, mannen en vrouwen, zonder uitzondering, opdat zij overtuigd zijn van de ernst van het huidige ogenblik en van ieders persoonlijke verantwoordelijkheid, door de eigen levensstijl en die van het gezin, door het gebruik van de goederen, door de participatie als burgers, door de bijdrage aan de economische en politieke beslissingen en door de eigen inzet voor de nationale plannen de maatregelen die ingegeven zijn door solidariteit en door de voorkeursliefde voor de armen, uitvoeren. Dat vraagt het ogenblik en vooral de waardigheid van de menselijke persoon, onverwoestbaar beeld van God de Schepper, dat in ieder van ons gelijk is. De kinderen van de Kerk moeten hierbij voorbeeld en gids zijn, want volgens het programma dat Jezus zelf uiteengezet heeft in de synagoge van Nazareth, zijn zij geroepen om "aan armen de Blijde Boodschap te verkondigen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien, om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer" (Lc. 4, 18-19) [b:Lc. 4, 18-19]. Het is goed de gewichtige rol te onderstrepen die weggelegd is voor de taken, mannen en vrouwen, zoals opnieuw bevestigd is door de jongste vergadering van de Bisschoppensynode. Aan hen komt het toe de tijdelijke werkelijkheden met christelijke inzet te bezielen en daarmee te tonen dat zij getuigen en bewerkers zijn van vrede en gerechtigheid.
Ik wil mij speciaal richten tot hen die deelhebben aan een echte, zij het onvolledige gemeenschap met ons, door het Sacrament van het Doopsel en door de belijdenis van hetzelfde credo. Ik ben er zeker van dat zowel de zorg die deze encycliek uitdrukt als de beweegredenen die haar bezielen, hun vertrouwd zullen zijn omdat zij geïnspireerd zijn door het evangelie van Jezus Christus. Wij kunnen hierin een nieuwe uitnodiging vinden om eensgezind te getuigen van onze gemeenschappelijke overtuigingen over de God geschapen, door Christus verlost en door de Geest geheiligd is en geroepen om in deze wereld te leven overeenkomstig die waardigheid.
Ik richt deze oproep eveneens tot hen die met ons de erfenis van Abraham, "onze vader in het geloof" (Rom. 4, 11) [[b:Rom. 4, 11]] vgl: Nostra Aetate [[[610|4]]], en de traditie van het Oude Testament delen, de Joden, en tot die zoals wij in een rechtvaardige en barmhartige God geloven, de mohammedanen. En hij strekt zich ook uit tot alle volgelingen van de grote wereldgodsdiensten.
De ontmoeting op 27 oktober van vorig jaar te Assisi, de stad van Sint Franciscus, om te bidden voor de vrede en om ons daartoe te verbinden ieder in trouw aan de eigen godsdienstige belijdenis heeft aan allen duidelijk gemaakt hoezeer de vrede en de noodzakelijke voorwaarde daarvoor, de ontwikkeling van "heel de mens en van alle mensen", ook een godsdienstig vraagstuk zijn, en hoe de volledige verwezenlijking van beide afhangt van de trouw aan onze roeping als gelovige mannen en vrouwen. Want zij hangt vooral van God af.
Referenties naar alinea 47: 5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Centesimus Annus ->=geentekst=
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Youcat ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
48
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
De kerk weet goed dat geen enkele tijdelijke verwezenlijking vereenzelvigd wordt met het Rijk Gods maar dat al wat verwerkelijkt wordt de heerlijkheid van het Rijk, dat wij verwachten op het eind van de geschiedenis, wanneer de Heer zal wederkomen, slechts weerstraalt en in zekere zin anticipeert. Maar de verwachting zal nooit een excuus mogen zijn om zich niet te interesseren voor de mensen in hun concrete persoonlijke situatie en in hun nationaal maatschappelijk leven alsmede in hun internationaal maatschappelijk leven voorzover dit laatste vooral nu het eerste bepaalt. Niets van al wat men kan en moet doen door middel van de vereende krachten van allen en van de goddelijke genade op een bepaald ogenblik van de geschiedenis om het leven van de mensen "meer menselijk" te maken, zal verloren gaan of vergeefs geweest zijn, ook al is het onvolmaakt en voorlopig. Dit leert het Tweede Vaticaans Concilie in een verhelderende tekst van de constitutie Gaudium et Spes [575].
"Het goed van de menselijke waardigheid, van de broederlijkheid en de vrijheid, al deze goede vruchten dus van onze natuur en onze inspanning, zullen wij, nadat wij ze in de Geest van de Heer en volgens zijn opdracht op aarde gepropageerd hebben, later weer terugvinden, dan gezuiverd van elke smet, transparant en omgevormd, wanneer Christus aan de vader een eeuwig, een allen en alles omvattend Rijk zal teruggeven... Op deze aarde is dat Rijk al op een gesluierde wijze aanwezig" Gaudium et Spes [[575|39]].Het Rijk Gods komt nu vooral tegenwoordig door de viering van het sacrament van de Eucharistie dat het offer van de Heer is. In deze viering worden de vruchten van de aarde en van het werk van de mens, brood en wijn, op mysterieuze maar reële en substantiële wijze door de werking van de heilige Geest en de woorden van de bedienaar veranderd in het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus, Zoon van God en Zoon van Maria, door wie het Rijk van de Vader midden onder ons gekomen is. De goederen van deze wereld en het werk van onze handen, brood en wijn, dienen voor de komst van het definitieve Rijk, daar de Heer ze door zijn Geest in zich opneemt, om zichzelf en ons met zich aan de Vader aan te bieden in de hernieuwing van zijn enig offer dat het Rijk van God anticipeert en de uiteindelijke komst ervan aankondigt. Zo verenigt de Heer door de Eucharistie, sacrament en offer, ons met zich en met elkaar in een band die sterker is dan elke natuurlijke band; en Hij zendt ons zo verenigd uit in heel de wereld om door ons geloof en onze werken te getuigen van de liefde van God, om de komst van zijn Rijk voor te bereiden en dit te anticiperen, zij het in de schaduwen van de huidige tijd. Als deelnemers aan de Eucharistie zijn wij geroepen om door middel van dit sacrament de diepe zin te ontdekken van onze activiteit in deze wereld ten gunste van de ontwikkeling en de vrede; en om daardoor de kracht te ontvangen om ons steeds edelmoediger in te zetten naar het voorbeeld van Christus die in dat sacrament zijn leven geeft voor zijn vrienden. (Joh. 15, 13) [[b:Joh. 15, 13]] Onze persoonlijke inspanning zal, zoals die van Christus en in vereniging daarmee, niet nutteloos zijn maar zeker vruchtbaar.
Referenties naar alinea 48: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
49
In dit Mariajaar dat ik heb willen uitroepen opdat de katholieke gelovigen steeds meer naar Maria kijken die ons voorgaat op de pelgrimstocht van het geloof vgl: Lumen Gentium [[[617|58]]] vgl: Redemptoris Mater [[[713|5-6]]] en met moederlijke zorg voor ons ten beste spreekt bij haar Zoon, onze Verlosser, wil ik aan haar en aan haar voorspraak het moeilijke ogenblik van de huidige wereld toevertrouwen, alsmede de inspanningen die verricht worden en zullen worden, dikwijls met veel lijden, om bij te dragen tot de ware ontwikkeling van de volken, voorgesteld en aangekondigd door mijn voorganger Paulus VI.
Zoals de christelijke vroomheid altijd heeft gedaan, leggen wij aan de allerheiligste Maagd de moeilijke persoonlijke situaties voor, opdat zij ze aan haar Zoon voorlegt en van Hem verkrijgt dat ze verlicht en veranderd worden. Maar wij leggen haar ook de maatschappelijke situaties en de internationale crisis voor met hun zorgwekkende aspecten van nood, werkloosheid, voedselgebrek, verachting van de mensenrechten, wapenwedloop, situaties of gevaren van gedeeltelijke en totale conflicten. Dat alles willen wij op kinderlijke wijze voor haar "barmhartige ogen" leggen, terwijl wij nogmaals met geloof en hoop de oude antifoon herhalen: "Heilige Moeder van God, versmaad onze gebeden niet in onze nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd."
De allerheiligste Maria, onze Moeder en Koningin, is zij die zich tot haar Zoon keerde en zei: "Zij hebben geen wijn meer" (Joh. 2, 3) [b:Joh. 2, 3], ook zij die God de Vader looft opdat "Hij heersers hun troon ontneemt, maar de geringen verheft, die hongeren overlaadt met gaven en rijken heenzendt met lege handen" (Lc. 1, 52-53) [b:Lc. 1, 52-53]. Haar moederlijke zorg bekommert zich om de persoonlijke en sociale aspecten van het leven van de mensen op aarde vgl: Marialis Cultus [[[598|37]]] vgl: Heiligdom van Onze Vrouw van Zapopán, Mexico [[[1908|(4)]]].
Voor het aanschijn van de allerheiligste Drie-eenheid vertrouw ik aan Maria toe wat ik in deze encycliek heb uiteengezet om allen uit te nodigen na te denken over en zich daadwerkelijk in te zetten voor echte ontwikkeling van de volkeren zoals doeltreffend uitgedrukt wordt door het gebed van de mis voor de vooruitgang van de volkeren:
Zoals de christelijke vroomheid altijd heeft gedaan, leggen wij aan de allerheiligste Maagd de moeilijke persoonlijke situaties voor, opdat zij ze aan haar Zoon voorlegt en van Hem verkrijgt dat ze verlicht en veranderd worden. Maar wij leggen haar ook de maatschappelijke situaties en de internationale crisis voor met hun zorgwekkende aspecten van nood, werkloosheid, voedselgebrek, verachting van de mensenrechten, wapenwedloop, situaties of gevaren van gedeeltelijke en totale conflicten. Dat alles willen wij op kinderlijke wijze voor haar "barmhartige ogen" leggen, terwijl wij nogmaals met geloof en hoop de oude antifoon herhalen: "Heilige Moeder van God, versmaad onze gebeden niet in onze nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd."
De allerheiligste Maria, onze Moeder en Koningin, is zij die zich tot haar Zoon keerde en zei: "Zij hebben geen wijn meer" (Joh. 2, 3) [b:Joh. 2, 3], ook zij die God de Vader looft opdat "Hij heersers hun troon ontneemt, maar de geringen verheft, die hongeren overlaadt met gaven en rijken heenzendt met lege handen" (Lc. 1, 52-53) [b:Lc. 1, 52-53]. Haar moederlijke zorg bekommert zich om de persoonlijke en sociale aspecten van het leven van de mensen op aarde vgl: Marialis Cultus [[[598|37]]] vgl: Heiligdom van Onze Vrouw van Zapopán, Mexico [[[1908|(4)]]].
Voor het aanschijn van de allerheiligste Drie-eenheid vertrouw ik aan Maria toe wat ik in deze encycliek heb uiteengezet om allen uit te nodigen na te denken over en zich daadwerkelijk in te zetten voor echte ontwikkeling van de volkeren zoals doeltreffend uitgedrukt wordt door het gebed van de mis voor de vooruitgang van de volkeren:
"God, aan U danken alle volken één en dezelfde oorsprong, en Gij hebt ze voor U willen maken tot één groot gezin. Beziel alle mensen met uw brandende liefde, en wek in hen het verlangen naar een rechtvaardige vooruitgang van hun broeders en zusters. Laat door uw rijke gaven die Gij ons allen ter beschikking stelt, ieders persoonlijkheid tot volle ontplooiing komen, en laat billijkheid en recht onverdeeld heersen in de menselijke samenleving" Gebed van de Mis "voor de vooruitgang van de volkeren" [[1209]].Dit vraag ik tot besluit in naam van alle broeders en zusters, aan wie ik bij wijze van groet en wens een speciale zegen zend.
Gegeven te Rome, bij sint Pieter
op 30 december van het jaar 1987
het tiende van mijn pontificaat. Paus Johannes Paulus II
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 27
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/350-sollicitudo-rei-socialis-nl