Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Na de heerlijke en roemvolle verrijzenis van onzen Heer Jesus Christus, waardoor de goddelijke macht den waren tempel Gods, die door de goddeloze Joden was afgebroken, in drie dagen tijds weer heeft opgebouwd, is vandaag het veertigtal heilige dagen voleind, dat door een heilige beschikking verordend was en geheel in dienst gesteld was van onze onderrichting. Want het geloof in de verrijzenis moest in die tussentijd, zolang de Heer Zijn lichamelijke tegenwoordigheid nog deed voortduren, door de noodzakelijke bewijzen versterkt worden. De dood van Christus immers had de harten der leerlingen in grote verwarring gebracht, en tengevolge van de kruisiging, het sterven en de begrafenis van het ontzielde lichaam was er als het ware een verlamming van ongeloof in hun door droefheid bezwaarde geesten binnengeslopen. Want toen de heilige vrouwen, zoals het Evangelieverhaal getoond heeft, de boodschap brachten, dat de steen van de graf spelonk was afgewenteld, dat het graf geen lichaam meer bevatte, en dat engelen getuigd hadden, dat de Heer leefde, kwamen hun woorden den Apostelen en overige leerlingen als iets onzinnigs voor. Dit wankelen en weifelen uit menselijke zwakheid zou de Geest der waarheid zeker nooit in de harten van Zijn predikers hebben toegelaten, als die angstige bezorgdheid en nieuwsgierige aarzeling niet juist de grondslagen gelegd had voor ons geloof. Aan onze verwarring, aan onze beproevingen werd zo in de Apostelen hulp geboden; in die mannen zijn wijzelf tegen den lasterpraat der ongelovigen en tegen de argumenten der aardse wijsheid gesterkt. Hun zien heeft ons doen kennen, hun horen heeft ons onderwezen, hun aanraking heeft ons bevestigd. Laten wij dankbaar zijn voor Gods beschikking en voor de noodzakelijke traagheid der heilige Vaderen. Anderen hebben getwijfeld, opdat wij niet meer zouden twijfelen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Die dagen, zeer geliefden, welke tussen de verrijzenis en de hemelvaart des Heren verlopen zijn, zijn dan ook niet zonder gebeurtenissen voorbijgegaan, maar tijdens deze dagen zijn grote geheimen gegrondvest, grote mysteries geopenbaard. In deze dagen wordt de vrees voor den wreden dood weggenomen en wordt niet alleen de onsterfelijkheid der ziel maar ook die van het lichaam aangetoond. In deze dagen wordt door de inblazing des Heren aan alle Apostelen den Heiligen Geest ingestort en wordt aan den zaligen Apostel Petrus boven alle overigen, na de sleutels van het rijk, ook nog de zorg voor den schaapstal des Heren toevertrouwd. In deze dagen voegt zich de Heer als derde metgezel bij twee leerlingen en berispt de traagheid van deze beangste en bevreesde mannen, om zo iedere duisternis van onze onzekerheid weg te wissen. Hun verlichte harten ontvangen de vlam van het geloof; en terwijl zij eerst lauw waren, worden zij brandend, als de Heer de Schriften verklaard. Ook worden bij het breken des broods de ogen der disgenoten geopend; hoeveel gelukkiger waren hun geopende ogen, aan welke de verheerlijking van hun natuur geopenbaard werd, dan die van de stamouders van ons geslacht, aan welke het beschamende van hun zonde werd getoond!
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Toen de leerlingen echter ondanks deze en andere wonderen nog door bange gedachten gekweld werden en de Heer in hun midden verscheen en zeide: "Vrede zij u!", weerlegde Hij hun gedachten, die niet overeenkwamen met de waarheid, opdat hetgeen zij in hun harten overdachten (want zij meenden een geest te zien en geen vlees) niet in hun overtuiging zou blijven voortbestaan. Hij toonde aan de twijfelaars de littekenen van het kruis, die in Zijn handen en voeten waren achtergebleven, en nodigde hen uit om ze nauwkeurig te betasten ; want tot genezing van de wonden der ongelovige harten waren de sporen van nagelen en lans bewaard gebleven, opdat zij niet op grond van twijfelachtige bewijzen maar met de meest onwrikbare zekerheid zouden weten, dat op den troon des Vaders dezelfde natuur zou zetelen, die in het graf gelegen had.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Gedurende al dien tijd dus, zeer geliefden, welke tussen de verrijzenis des Heren en Zijn hemelvaart verlopen is, heeft de goddelijke Voorzienigheid dit alles doen geschieden, dit alles bekend gemaakt en het in de ogen en harten van hen, die Haar toebehoorden, doen doordringen, opdat men erkennen zou, dat Jesus Christus waarlijk verrezen is, zoals Hij ook waarlijk geboren is, geleden heeft en gestorven is. De allerzaligste Apostelen en alle leerlingen, die in angst verkeerd hadden tengevolge van den kruisdood en getwijfeld hadden aan de werkelijkheid der verrijzenis, zijn dan ook zozeer door de klaarblijkelijke waarheid versterkt, dat zij, toen de Heer de hoogten der hemelen binnenvoer, niet alleen door geen droefheid aangegrepen maar zelfs met grote vreugde vervuld werden. En er was werkelijk een grote en onuitsprekelijke reden tot vreugde, toen voor de ogen van die heilige menigte de menselijke natuur mede-omhoogsteeg boven de waardigheid van alle hemelse schepselen uit, om hoger op te klimmen dan de rangen der Engelen, om boven de hoogten der Aartsengelen verheven te worden en om in haar opstijgen door geen verheven rangen weerhouden te worden, voordat het haar gegeven was mede te zetelen met den eeuwigen Vader, en met de glorie van Hém verenigd te worden op den troon, met Wiens natuur zij verbonden was in den Zoon. Wijl Christus' hemelvaart nu onze opvaart is, en wijl de verwachting van het Lichaam daarheen getrokken wordt, waar de glorie van het Hoofd is voorgegaan, moeten wij ons met een passende vreugde verheugen, zeer geliefden, en ons in vrome dankzegging verblijden. Heden immers zijn wij niet alleen bevestigd als bezitters van het paradijs, maar tevens zijn wij in Christus tot in het allerhoogste van den hemel doorgedrongen : meer hebben wij verkregen door de onuitsprekelijke genade van Christus, dan wij verloren hadden door de afgunst van den duivel. Want hen, die de giftige vijand uit het geluk . der eerste woonstede heeft doen neerstorten, heeft Gods Zoon, wijl zij medelichamelijk zijn met Hemzelf, medegeplaatst aan de rechterhand van den Vader, met Wien Hij leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/7390-homilie-i-over-de-hemelvaart-des-heren-nl