Quam Singularis Christus amore
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Quam Singularis Christus amore
Decreet over de eucharistische Communie en de ziekenzalving van kinderen
D. Kard. Ferrata
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
8 augustus 1910
Curie
1929, Uitgave van het Secretariaat van de Eucharistische Kruistocht, Abdij van Averbode
8 augustus 1910
11 maart 2016
833
nl
Referenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Met welke bijzondere liefde Christus de kleine kinderen op aarde bejegend heeft, staat duidelijk in het Evangelie bewezen. Hij schepte er genoegen in met hen om te gaan. Hij had de gewoonte hun de handen op te leggen, hen te omhelzen en te zegenen. Ook was Hij verontwaardigd, toen zijn discipelen ze verwijderden, en Hij berispte dezen streng met deze woorden: “Laat de kleinen tot Mij komen en verdrijft ze niet, want voor zulken is het rijk Gods” (Mc. 10, 14) [b:Mc. 10, 14]. Hoezeer Hij hun onschuld en de eenvoudigheid hunner ziel hoogschatte, deed Hij klaar genoeg uitkomen, toen Hij op zekere dag een van die kleinen tot zich riep en tot zijn leerlingen sprak : “Voorwaar zeg Ik u, wordt ge niet als kleine kinderen, ge zult het rijk der hemelen niet ingaan. Al wie zich zelf vernederen zal gelijk dit kind, die is de grootste in het rijk der hemelen. En wie zodanig een kind in mijn naam ontvangt, ontvangt Mij” (Mt. 18, 3-5) [b:Mt. 18, 3-5]. Die woorden bleef de katholieke Kerk immer indachtig. Van de eerste tijden af was ze bezorgd om de kleinen tot Christus te voeren door de Eucharistische Communie, welke zij zelfs aan de zuigelingen gewoon was uit te delen. Zoals in bijna al de oude rituele boeken tot in de 13e eeuw voorgeschreven staat, gebeurde dit in het Doopsel. Zulk gebruik bleef nog later in sommige streken bestaan; bij de Grieken en de Oosterlingen is het heden nog in zwang. Om echter het gevaar te voorkomen dat de zuigelingen vooral het geconsacreerd Brood zouden uitwerpen, was men van het begin af gewoon hun het H. Sacrament slechts onder de gedaante van wijn toe te dienen.
Niet enkel in het Doopsel, maar nog later in menig andere omstandigheid, werden de kinderen door dit goddelijk voedsel versterkt. In sommige kerken was het de gewoonte het H. Sacrament onmiddellijk na de Communie der geestelijken aan de kleinen uit te reiken; en elders, hun de brokkelingen te geven die na de Communie der volwassenen overschoten.
Later sleet die gewoonte in de Latijnse Kerk. Men begon de kinderen eerst dan ter H. Tafel toe te laten, als ze reeds enig gebruik hadden van hun ontluikend verstand en bepaalde kennis van het Hoogwaardig Sacrament. Die nieuwe regeling, reeds door enige afzonderlijke Synoden aanvaard, werd plechtig in de 4e Lateraanse Kerkvergadering van het jaar 1215 bekrachtigd door de vermaarde 21e Canon ‘Omnis utriusque sexus’. Deze schrijft aan de christenen beide sacramenten, Biecht en Communie, voor zodra ze de jaren van verstand hebben: “Alle gelovigen van het een en van het ander geslacht zijn, van het ogenblik dat ze de jaren van onderscheid bereikt hebben, gehouden afzonderlijk en nauwkeurig al hun zonden aan hun eigen priester ten minste eenmaal per jaar te belijden, en te zorgen de hun opgelegde voldoening naar vermogen te volbrengen. Daarbij moeten ze, ten minste rond Pasen, godvruchtig het H. Sacrament des Altaars ontvangen, ten ware ze, op het aanraden van hun eigen priester, om een gevoeglijke reden oordelen zich daarvan voor een tijd te moeten onthouden”. Caput 21. De confessione facienda, et non revelanda a sacerdote, et saltem in Pascha communicando [[801|1]]
De Kerkvergadering van Trente Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum [[693|6]], zonder enigszins de oude regeling af te keuren van de H. Communie aan de kinderen vóór de jaren van verstand uit te reiken, bekrachtigde voormelde verordening van Lateranen en sprak de banvloek uit tegen al wie een tegenstrijdig gevoelen vooruitzetten zou : “Indien iemand loochent, dat alle gelovigen en ieder in het bijzonder, zo van het een als van het ander geslacht, telken jare verplicht zijn, zodra ze de jaren van onderscheid bereikt hebben, ten minste met Pasen te communiceren, zoals onze Moeder de H. Kerk voorschrijft, hij weze in de ban geslagen” Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|25]].
Krachtens boven aangehaald decreet van de Lateraanse Kerkvergadering, dat nog altijd geldig blijft, zijn dus alle gelovigen, zodra ze tot de jaren van onderscheid gekomen zijn, verplicht de sacramenten der Biecht en der H. Communie ten minste eenmaal per jaar te ontvangen.
Doch in het vaststellen van die ouderdom van onderscheid of verstand zijn, met de loop der tijden; nog al talrijke en betreurenswaardige misbruiken ingeslopen. Sommigen dachten voor de Biecht een andere ouderdom van onderscheid te moeten aannemen dan voor het H. Sacrament des Altaars. Voor de Biecht, luidens hun mening, was de ouderdom van onderscheid deze waarop het kind tussen goed en kwaad kan onderscheiden en derhalve ook kan zondigen; doch voor het H. Sacrament was een latere ouderdom vereist, namelijk die waarop een vollediger kennis der geloofspunten en een meer verzorgde voorbereiding der ziel kan bekomen worden. Alzo werd, ingevolge het verschillend gebruik der streken en de onderscheidene zienswijzen der mensen, de ouderdom tot communiceren hier op tien of twaalf jaar bepaald, elders op veertien en nog meer. Ondertussen werd aan de jeugd de H. Communie ontzegd, zolang de bepaalde ouderdom niet bereikt was.
Die gewoonte, welke onder voorwendsel van de eerbied jegens het aanbiddelijk Sacrament te verzekeren, de christenen er van verwijdert, is een oorzaak van talrijke kwalen geweest. Inderdaad zo kwam het dat de onschuld der kinderjaren, aan Christus' omhelzing onttrokken, door geen sap van inwendig leven meer gevoed werd. Daaruit volgde nog dat de jeugd, van die zo machtige hulp verstoken en door zoveel hinderlagen omringd, haar onschuld verloor en tot de zonden oversloeg, eer zij de heilige Geheimen had mogen smaken. Nu, zo zelfs een meer verzorgde voorbereiding en een ernstiger sacramentele biecht de Eerste Communie voorafgaat, wat echter niet overal gebeurt, dan blijft er toch het verlies der eerste onschuld te betreuren. Wellicht ware dit ongeluk voorkomen door het vroeger communiceren. Niet minder streng dient de gewoonte afgekeurd, welke op vele plaatsen bestaat en aan de kinderen die tot de H. Tafel nog niet toegelaten worden, verbiedt te biechten te gaan, of althans hun geen absolutie laat ontvangen. Dit is oorzaak dat ze in de strikken van misschien zware zonden verwarren en er tot groot gevaar hunner ziel lang blijven in steken.
Wat nog noodlottiger is, in sommige streken laat men niet toe kinderen, tot de Eerste Communie nog niet aanvaard, zelfs niet in stervensgevaar, van de H. Teerspijs te bedienen. Komen ze te overlijden, dan worden ze ten grave gedragen gelijk kleine kinderen en blijven van de gebeden der Kerk verstoken.
Zulke zieleschaden veroorzaken zij die, meer dan het past, op de buitengewone voorbereiding aandringen, welke huns dunkens de Eerste Communie moet voorafgaan. Ze merken wellicht niet op, dat dit soort van voorzichtigheid afstamt uit de dwaalleer van het Jansenismus, dat de H. Communie voorstelt als een beloning en niet als een geneesmiddel voor 's mensen krankheid. Helemaal daartegenover staat de mening der Kerkvergadering van Trente, wanneer ze leert dat het H. Sacrament “het tegengif is, dat ons van de dagelijkse zonde verlost en voor de doodzonde behoedt” Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|4]]. Op die leer werd onlangs nog door de H. Congregatie der Kerkvergadering aangedrongen door haar decreet van 20 december 1905. Sacra Tridentina Synodus [[832]] Uit hetzelve blijkt dat het dagelijks ontvangen der H. Communie voor iedereen, zowel van gevorderde als van jeugdige ouderdom, vrijstaat, onder deze dubbele voorwaarde: in staat van genade zijn en met goede bedoeling handelen.
Doch wanneer men bedenkt dat oudtijds de brokkelingen der heilige Gedaanten onder de kinderen uitgedeeld werden en zelfs onder de zuigelingen, dan ontwaart men geen wettige reden om thans een buitengewone voorbereiding te eisen van kleine kinderen, die gelukkig hun eerste onschuld en reinheid nog bewaarden en dat geestelijk voedsel hoogst nodig hebben juist tegen de menigvuldige hinderlagen en gevaren die hen op onze dagen bedreigen.
De misbruiken die wij afkeuren, moeten hieraan toegeschreven, dat zij die voor de Biecht en voor de H. Communie een verschillende ouderdom vaststelden, noch duidelijk, noch juist wisten te bepalen, welk eigenlijk de ouderdom van onderscheid is. Toch vereist de Kerkvergadering van Lateranen één en dezelfde ouderdom voor beide sacramenten, daar ze gezamenlijk de verplichting van Biecht en Communie oplegt. Bijgevolg zoals voor de Biecht als ouderdom van onderscheid diegene geldt waarop men het goede van het kwade kan onderscheiden, namelijk wanneer men tot een zeker gebruik der rede komt, zo moet ook voor de Communie als ouderdom van onderscheid deze aangenomen, waarop men het eucharistisch Brood van gewoon brood kan onderscheiden, het is te zeggen nogmaals wanneer het kind het gebruik der rede bereikt heeft.
Niet anders werd die zaak verstaan door de voornaamste verklaarders der Lateraanse Kerkvergadering en door hun tijdgenoten. Uit de kerkelijke geschiedenis blijkt immers, dat verscheidene Synoden en bisschoppelijke verordeningen, van de 13e eeuw af, bijna dadelijk na voormelde Kerkvergadering, de kinderen van zeven jaar tot de H. Tafel toelieten. Daarbij komt er een getuigenis van het grootste gezag, namelijk van S. Thomas van Aquino : “Wanneer de kinderen een zeker gebruik der rede beginnen te hebben, zodat ze godsvrucht tot het H. Sacrament kunnen opvatten, alsdan mag dit Sacrament hun worden uitgereikt” iiia q. 80 a. 9 [[t:iiia q. 80 a. 9]].
Deze woorden legt Ledesma zo uit : “Ik zeg volgens het algemeen gevoelen, dat aan allen die het gebruik der rede hebben, het H. Sacrament moet gegeven worden, hoe vroegtijdig ze ook dit gebruik der rede bekomen, al ware het zelfs dat het kind nog niet zeer duidelijk begreep wat het doet”. Diezelfde plaats heldert Vasquez op als volgt : “Eens dat het kind dit gebruik der rede bereikt heeft, is het van dat ogenblik af, krachtens het goddelijk recht zelf, verplicht te communiceren, zodanig dat de Kerk het geenszins daar zou kunnen van ontslaan”.
Dezelfde lering houdt, de H. Antoninus voor H. Antonius, P. III..t. 14,.. H. Antonius, P. III..t. 14, c. 2 : “Zodra het kind bekwaam is kwaad te bedrijven, namelijk wanneer het dodelijk kan zondigen, dan is het verplicht het gebod der Biecht en bijgevolg ook der Communie te onderhouden”.
Uit de leer der Kerkvergadering van Trente moet men hetzelfde besluiten. Trouwens waar ze er aan herinnert Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum [[693|6]] “dat de kleine kinderen vóór de jaren van verstand op gener wijze verplicht zijn te communiceren”, dan geeft ze daarvan alleen deze reden dat ze niet kunnen zondigen, “want de ontvangene genade van kinderen Gods kunnen ze op die ouderdom niet verliezen”. Waaruit blijkt dat naar het oordeel der Kerkvergadering, de kinderen behoeven te communiceren en er toe verplicht zijn, wanneer ze door de zonde de genade kunnen verliezen.
Daarmede stemmen nog overeen de woorden van de Synode te Rome onder Paus Benedictus XIII Paus van 1724-1730 Paus van 1724-1730 gehouden. Deze leert dat de verplichting van het H. Sacrament te nuttigen begint nadat de kinderen “tot de jaren van onderscheid gekomen zijn, te weten tot die ouderdom waarop ze bekwaam zijn onderscheid te maken tussen dit sacramenteel voedsel, dat niets anders is dan het ware Lichaam van Jezus Christus, en het gewoon en ongewijd brood, en dat ze daartoe naderen kunnen met de vereiste eerbiedigheid en godsvrucht”. - De Romeinse Catechismus [830] getuigt insgelijks : “Op wat ouderdom de heilige Geheimen aan de kinderen dienen uitgereikt te worden, kan niemand beter bepalen dan hun vader en de priester aan wie ze hun zonden belijden. Dezen behoort het te onderzoeken en uit de kinderen te vernemen, of ze enige kennis ontvingen van dit wonderbare Sacrament en er naar verlangen” P. 2. De Sacr. Euch. n. 63 [[830]].
Uit dat alles valt te besluiten dat de ouderdom van onderscheid voor de H. Communie deze is, waarop het kind het eucharistisch Brood van het gewoon en stoffelijk brood weet te onderscheiden, zodat het tot de H. Tafel godvruchtig kan naderen. Derhalve wordt er geen volledige kennis der geloofswaarheden vereist, maar enige beginselen zijn voldoende, het is te zeggen een ‘zekere’ kennis. Ook wordt het volledig gebruik der rede niet vereist, maar een beginnend gebruik volstaat, het is te zeggen een ‘zeker’ gebruik van het verstand.
Bijgevolg de H. Communie langer verschuiven en er een rijpere ouderdom voor bepalen, is heel en al afkeurenswaardig. Zulks heeft trouwens de Apostolische Stoel meermaals verworpen. Alzo heeft Paus Pius IX, bij brieve van Kard. Antonelli tot de bisschoppen van Frankrijk (12 maart 1866) de gewoonte die in sommige bisdommen in zwang kwam, van de Eerste Communie tot meer gevorderde en vastbepaalde jaren uit te stellen, scherp afgekeurd. Ook heeft de H. Congregatie der Kerkvergadering (15 maart 1851) een hoofdstuk van de provinciale Kerkvergadering van Rouaan gewijzigd, waarbij aan de kinderen beneden de twaalf jaar verboden werd ter H. Tafel te naderen. Niet anders handelde de H. Congregatie der Sacramenten in een zaak van Straatsburg (25 maart 1910), waar de vraag gesteld werd of de kinderen tot de H. Communie mochten aangenomen op twaalf- of veertienjarige ouderdom: de Congregatie schreef terug dat “de kleine jongens en meisjes tot de H. Tafel moeten toegelaten worden, wanneer ze tot de jaren van onderscheid of tot het gebruik der rede gekomen zijn”.
Na dit alles rijpelijk overwogen te hebben, opdat de voormelde misbruiken volstrekt zouden ophouden, dat de kinderen van hun tederste jaren af met Jezus zouden verenigd worden, Zijn leven zouden leven, en daardoor veiligheid vinden tegen de gevaren van verderf, heeft de H. Congregatie der Sacramenten, in haar algemene vergadering van 15 juli 1910, goed gevonden aangaande de eerste Communie der kinderen de volgende regeling vast te stellen, die overal moet onderhouden worden.
Niet enkel in het Doopsel, maar nog later in menig andere omstandigheid, werden de kinderen door dit goddelijk voedsel versterkt. In sommige kerken was het de gewoonte het H. Sacrament onmiddellijk na de Communie der geestelijken aan de kleinen uit te reiken; en elders, hun de brokkelingen te geven die na de Communie der volwassenen overschoten.
Later sleet die gewoonte in de Latijnse Kerk. Men begon de kinderen eerst dan ter H. Tafel toe te laten, als ze reeds enig gebruik hadden van hun ontluikend verstand en bepaalde kennis van het Hoogwaardig Sacrament. Die nieuwe regeling, reeds door enige afzonderlijke Synoden aanvaard, werd plechtig in de 4e Lateraanse Kerkvergadering van het jaar 1215 bekrachtigd door de vermaarde 21e Canon ‘Omnis utriusque sexus’. Deze schrijft aan de christenen beide sacramenten, Biecht en Communie, voor zodra ze de jaren van verstand hebben: “Alle gelovigen van het een en van het ander geslacht zijn, van het ogenblik dat ze de jaren van onderscheid bereikt hebben, gehouden afzonderlijk en nauwkeurig al hun zonden aan hun eigen priester ten minste eenmaal per jaar te belijden, en te zorgen de hun opgelegde voldoening naar vermogen te volbrengen. Daarbij moeten ze, ten minste rond Pasen, godvruchtig het H. Sacrament des Altaars ontvangen, ten ware ze, op het aanraden van hun eigen priester, om een gevoeglijke reden oordelen zich daarvan voor een tijd te moeten onthouden”. Caput 21. De confessione facienda, et non revelanda a sacerdote, et saltem in Pascha communicando [[801|1]]
De Kerkvergadering van Trente Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum [[693|6]], zonder enigszins de oude regeling af te keuren van de H. Communie aan de kinderen vóór de jaren van verstand uit te reiken, bekrachtigde voormelde verordening van Lateranen en sprak de banvloek uit tegen al wie een tegenstrijdig gevoelen vooruitzetten zou : “Indien iemand loochent, dat alle gelovigen en ieder in het bijzonder, zo van het een als van het ander geslacht, telken jare verplicht zijn, zodra ze de jaren van onderscheid bereikt hebben, ten minste met Pasen te communiceren, zoals onze Moeder de H. Kerk voorschrijft, hij weze in de ban geslagen” Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|25]].
Krachtens boven aangehaald decreet van de Lateraanse Kerkvergadering, dat nog altijd geldig blijft, zijn dus alle gelovigen, zodra ze tot de jaren van onderscheid gekomen zijn, verplicht de sacramenten der Biecht en der H. Communie ten minste eenmaal per jaar te ontvangen.
Doch in het vaststellen van die ouderdom van onderscheid of verstand zijn, met de loop der tijden; nog al talrijke en betreurenswaardige misbruiken ingeslopen. Sommigen dachten voor de Biecht een andere ouderdom van onderscheid te moeten aannemen dan voor het H. Sacrament des Altaars. Voor de Biecht, luidens hun mening, was de ouderdom van onderscheid deze waarop het kind tussen goed en kwaad kan onderscheiden en derhalve ook kan zondigen; doch voor het H. Sacrament was een latere ouderdom vereist, namelijk die waarop een vollediger kennis der geloofspunten en een meer verzorgde voorbereiding der ziel kan bekomen worden. Alzo werd, ingevolge het verschillend gebruik der streken en de onderscheidene zienswijzen der mensen, de ouderdom tot communiceren hier op tien of twaalf jaar bepaald, elders op veertien en nog meer. Ondertussen werd aan de jeugd de H. Communie ontzegd, zolang de bepaalde ouderdom niet bereikt was.
Die gewoonte, welke onder voorwendsel van de eerbied jegens het aanbiddelijk Sacrament te verzekeren, de christenen er van verwijdert, is een oorzaak van talrijke kwalen geweest. Inderdaad zo kwam het dat de onschuld der kinderjaren, aan Christus' omhelzing onttrokken, door geen sap van inwendig leven meer gevoed werd. Daaruit volgde nog dat de jeugd, van die zo machtige hulp verstoken en door zoveel hinderlagen omringd, haar onschuld verloor en tot de zonden oversloeg, eer zij de heilige Geheimen had mogen smaken. Nu, zo zelfs een meer verzorgde voorbereiding en een ernstiger sacramentele biecht de Eerste Communie voorafgaat, wat echter niet overal gebeurt, dan blijft er toch het verlies der eerste onschuld te betreuren. Wellicht ware dit ongeluk voorkomen door het vroeger communiceren. Niet minder streng dient de gewoonte afgekeurd, welke op vele plaatsen bestaat en aan de kinderen die tot de H. Tafel nog niet toegelaten worden, verbiedt te biechten te gaan, of althans hun geen absolutie laat ontvangen. Dit is oorzaak dat ze in de strikken van misschien zware zonden verwarren en er tot groot gevaar hunner ziel lang blijven in steken.
Wat nog noodlottiger is, in sommige streken laat men niet toe kinderen, tot de Eerste Communie nog niet aanvaard, zelfs niet in stervensgevaar, van de H. Teerspijs te bedienen. Komen ze te overlijden, dan worden ze ten grave gedragen gelijk kleine kinderen en blijven van de gebeden der Kerk verstoken.
Zulke zieleschaden veroorzaken zij die, meer dan het past, op de buitengewone voorbereiding aandringen, welke huns dunkens de Eerste Communie moet voorafgaan. Ze merken wellicht niet op, dat dit soort van voorzichtigheid afstamt uit de dwaalleer van het Jansenismus, dat de H. Communie voorstelt als een beloning en niet als een geneesmiddel voor 's mensen krankheid. Helemaal daartegenover staat de mening der Kerkvergadering van Trente, wanneer ze leert dat het H. Sacrament “het tegengif is, dat ons van de dagelijkse zonde verlost en voor de doodzonde behoedt” Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|4]]. Op die leer werd onlangs nog door de H. Congregatie der Kerkvergadering aangedrongen door haar decreet van 20 december 1905. Sacra Tridentina Synodus [[832]] Uit hetzelve blijkt dat het dagelijks ontvangen der H. Communie voor iedereen, zowel van gevorderde als van jeugdige ouderdom, vrijstaat, onder deze dubbele voorwaarde: in staat van genade zijn en met goede bedoeling handelen.
Doch wanneer men bedenkt dat oudtijds de brokkelingen der heilige Gedaanten onder de kinderen uitgedeeld werden en zelfs onder de zuigelingen, dan ontwaart men geen wettige reden om thans een buitengewone voorbereiding te eisen van kleine kinderen, die gelukkig hun eerste onschuld en reinheid nog bewaarden en dat geestelijk voedsel hoogst nodig hebben juist tegen de menigvuldige hinderlagen en gevaren die hen op onze dagen bedreigen.
De misbruiken die wij afkeuren, moeten hieraan toegeschreven, dat zij die voor de Biecht en voor de H. Communie een verschillende ouderdom vaststelden, noch duidelijk, noch juist wisten te bepalen, welk eigenlijk de ouderdom van onderscheid is. Toch vereist de Kerkvergadering van Lateranen één en dezelfde ouderdom voor beide sacramenten, daar ze gezamenlijk de verplichting van Biecht en Communie oplegt. Bijgevolg zoals voor de Biecht als ouderdom van onderscheid diegene geldt waarop men het goede van het kwade kan onderscheiden, namelijk wanneer men tot een zeker gebruik der rede komt, zo moet ook voor de Communie als ouderdom van onderscheid deze aangenomen, waarop men het eucharistisch Brood van gewoon brood kan onderscheiden, het is te zeggen nogmaals wanneer het kind het gebruik der rede bereikt heeft.
Niet anders werd die zaak verstaan door de voornaamste verklaarders der Lateraanse Kerkvergadering en door hun tijdgenoten. Uit de kerkelijke geschiedenis blijkt immers, dat verscheidene Synoden en bisschoppelijke verordeningen, van de 13e eeuw af, bijna dadelijk na voormelde Kerkvergadering, de kinderen van zeven jaar tot de H. Tafel toelieten. Daarbij komt er een getuigenis van het grootste gezag, namelijk van S. Thomas van Aquino : “Wanneer de kinderen een zeker gebruik der rede beginnen te hebben, zodat ze godsvrucht tot het H. Sacrament kunnen opvatten, alsdan mag dit Sacrament hun worden uitgereikt” iiia q. 80 a. 9 [[t:iiia q. 80 a. 9]].
Deze woorden legt Ledesma zo uit : “Ik zeg volgens het algemeen gevoelen, dat aan allen die het gebruik der rede hebben, het H. Sacrament moet gegeven worden, hoe vroegtijdig ze ook dit gebruik der rede bekomen, al ware het zelfs dat het kind nog niet zeer duidelijk begreep wat het doet”. Diezelfde plaats heldert Vasquez op als volgt : “Eens dat het kind dit gebruik der rede bereikt heeft, is het van dat ogenblik af, krachtens het goddelijk recht zelf, verplicht te communiceren, zodanig dat de Kerk het geenszins daar zou kunnen van ontslaan”.
Dezelfde lering houdt, de H. Antoninus voor H. Antonius, P. III..t. 14,.. H. Antonius, P. III..t. 14, c. 2 : “Zodra het kind bekwaam is kwaad te bedrijven, namelijk wanneer het dodelijk kan zondigen, dan is het verplicht het gebod der Biecht en bijgevolg ook der Communie te onderhouden”.
Uit de leer der Kerkvergadering van Trente moet men hetzelfde besluiten. Trouwens waar ze er aan herinnert Sessio XXI - Doctrina de communione sub utraque specie et parvulorum [[693|6]] “dat de kleine kinderen vóór de jaren van verstand op gener wijze verplicht zijn te communiceren”, dan geeft ze daarvan alleen deze reden dat ze niet kunnen zondigen, “want de ontvangene genade van kinderen Gods kunnen ze op die ouderdom niet verliezen”. Waaruit blijkt dat naar het oordeel der Kerkvergadering, de kinderen behoeven te communiceren en er toe verplicht zijn, wanneer ze door de zonde de genade kunnen verliezen.
Daarmede stemmen nog overeen de woorden van de Synode te Rome onder Paus Benedictus XIII Paus van 1724-1730 Paus van 1724-1730 gehouden. Deze leert dat de verplichting van het H. Sacrament te nuttigen begint nadat de kinderen “tot de jaren van onderscheid gekomen zijn, te weten tot die ouderdom waarop ze bekwaam zijn onderscheid te maken tussen dit sacramenteel voedsel, dat niets anders is dan het ware Lichaam van Jezus Christus, en het gewoon en ongewijd brood, en dat ze daartoe naderen kunnen met de vereiste eerbiedigheid en godsvrucht”. - De Romeinse Catechismus [830] getuigt insgelijks : “Op wat ouderdom de heilige Geheimen aan de kinderen dienen uitgereikt te worden, kan niemand beter bepalen dan hun vader en de priester aan wie ze hun zonden belijden. Dezen behoort het te onderzoeken en uit de kinderen te vernemen, of ze enige kennis ontvingen van dit wonderbare Sacrament en er naar verlangen” P. 2. De Sacr. Euch. n. 63 [[830]].
Uit dat alles valt te besluiten dat de ouderdom van onderscheid voor de H. Communie deze is, waarop het kind het eucharistisch Brood van het gewoon en stoffelijk brood weet te onderscheiden, zodat het tot de H. Tafel godvruchtig kan naderen. Derhalve wordt er geen volledige kennis der geloofswaarheden vereist, maar enige beginselen zijn voldoende, het is te zeggen een ‘zekere’ kennis. Ook wordt het volledig gebruik der rede niet vereist, maar een beginnend gebruik volstaat, het is te zeggen een ‘zeker’ gebruik van het verstand.
Bijgevolg de H. Communie langer verschuiven en er een rijpere ouderdom voor bepalen, is heel en al afkeurenswaardig. Zulks heeft trouwens de Apostolische Stoel meermaals verworpen. Alzo heeft Paus Pius IX, bij brieve van Kard. Antonelli tot de bisschoppen van Frankrijk (12 maart 1866) de gewoonte die in sommige bisdommen in zwang kwam, van de Eerste Communie tot meer gevorderde en vastbepaalde jaren uit te stellen, scherp afgekeurd. Ook heeft de H. Congregatie der Kerkvergadering (15 maart 1851) een hoofdstuk van de provinciale Kerkvergadering van Rouaan gewijzigd, waarbij aan de kinderen beneden de twaalf jaar verboden werd ter H. Tafel te naderen. Niet anders handelde de H. Congregatie der Sacramenten in een zaak van Straatsburg (25 maart 1910), waar de vraag gesteld werd of de kinderen tot de H. Communie mochten aangenomen op twaalf- of veertienjarige ouderdom: de Congregatie schreef terug dat “de kleine jongens en meisjes tot de H. Tafel moeten toegelaten worden, wanneer ze tot de jaren van onderscheid of tot het gebruik der rede gekomen zijn”.
Na dit alles rijpelijk overwogen te hebben, opdat de voormelde misbruiken volstrekt zouden ophouden, dat de kinderen van hun tederste jaren af met Jezus zouden verenigd worden, Zijn leven zouden leven, en daardoor veiligheid vinden tegen de gevaren van verderf, heeft de H. Congregatie der Sacramenten, in haar algemene vergadering van 15 juli 1910, goed gevonden aangaande de eerste Communie der kinderen de volgende regeling vast te stellen, die overal moet onderhouden worden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
De ouderdom van onderscheid, zo voor de Biecht als voor de H. Communie, is die waarop het kind begint te redeneren, d. i. omtrent de ouderdom van zeven jaar, hetzij er boven, hetzij er ook onder. Van die tijd af begint de verplichting beide geboden nopens Biecht en Communie te volbrengen. vgl: Caput 21. De confessione facienda, et non revelanda a sacerdote, et saltem in Pascha communicando [[[801|1]]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Tot de eerste Biecht en de eerste Communie is een volledige en volmaakte kennis der christelijke lering niet nodig. Nochtans zal het kind later de gehele catechismus, naar de maat van zijn verstand, langzamerhand moeten aanleren.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De kennis van de godsdienst die in het kind vereist wordt om zich tot zijn eerste Communie behoorlijk te bereiden, bestaat hierin dat het de geloofspunten die men moet weten uit noodzakelijkheid des middels naar zijn vermogen begrijpe, en daarbij onderschheid make tussen het eucharistisch Brood en het gewone en stoffelijk brood, ten einde met de godsvrucht welke op zijn ouderdom past, ter H. Tafel te naderen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Het gebod nopens Biecht en Communie dat het kind opgelegd is, valt ten laste voornamelijk van hen die voor dit kind zorg moeten dragen, als zijn de ouders, de biechtvader, de onderwijzers en de pastoor. Nochtans is het de vader of zijn plaatsvervangers, en de biechtvader, die het volgens de Romeinse Catechismus toekomt het kind tot zijn eerste Communie toe te laten.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Eens of meermalen per jaar moeten de pastoors zorgen, dat er een algemene Communie der kinderen aangekondigd en gehouden worde. Daarop moeten ze niet alleen de voor 't eerst communicerenden aanvaarden, maar ook de anderen, die met de toestemming der ouders of des biechtvaders, zoals boven gezegd werd, reeds te voren aan het eucharistisch feestmaal deelgenomen hebben. Voor de enen en voor de anderen zullen enige dagen onderwijzing en voorbereiding voorafgaan.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Zij die voor de kinderen moeten zorg dragen, zullen zich uit ganser harte bevlijtigen, dat die kinderen na hun eerste Communie dikwijls ter H. Tafel naderen, en zo mogelijk, zelfs dagelijks, gelijk Christus en onze Moeder de H. Kerk het verlangen vgl: Sacra Tridentina Synodus [[[832]]], en dat ze dit doen met al de godsvrucht die zulke ouderdom meebrengt.
Daarenboven moeten zij die zulke last dragen, zich wel herinneren dat het een uiterst zware verplichting voor hen is te zorgen dat die kinderen de openbare lessen van catechismus blijven bijwonen, of ten minste dat er op enige andere wijze voorzien worde in hetgeen nog aan hun godsdienstig onderwijs ontbreekt.
Daarenboven moeten zij die zulke last dragen, zich wel herinneren dat het een uiterst zware verplichting voor hen is te zorgen dat die kinderen de openbare lessen van catechismus blijven bijwonen, of ten minste dat er op enige andere wijze voorzien worde in hetgeen nog aan hun godsdienstig onderwijs ontbreekt.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De gewoonte van kinderen tot de Biecht niet te aanvaarden of hun nooit de absolutie te geven, wanneer ze reeds tot het gebruik der rede gekomen zijn, moet volstrekt afgekeurd. Daarom zullen de bisschoppen, desnoods door het aanwenden van rechtelijke middelen, er voor zorgen dat die gewoonte heel en al verdwijne.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het is een volstrekt doemwaardig misbruik de H. Teerspijs en het H. Oliesel niet toe te dienen aan kinderen die reeds de jaren van verstand of onderscheid bereikt hebben, en ze te begraven volgens de gebruikelijke ceremoniën bij de begrafenis der kleinen. Tegen al wie van die gewoonte niet wil afzien, dienen de bisschoppen met strengheid te handelen.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Deze beslissingen door hun Eminenties de Kardinalen van deze H. Congregatie genomen, heeft onze H. Vader Paus Pius X, in het verhoor van 7 augustus, alle goedgekeurd; hij gebood ook dit decreet uit te geven en af te kondigen. Aan iedere bisschop legde hij bevel op ditzelfde decreet niet alleen aan de pastoors en de geestelijken mee te delen, maar ook aan het volk. Hij wil dat het jaarlijks, rond de tijd van de paasplicht, aan het volk voorgelezen worde in de moedertaal. De bisschoppen zelf zullen, om de vijf jaar, over het onderhouden van dit decreet verslag indienen bij de H. Stoel, gelijk over de andere aangelegenheden van hun bisdom. Niettegenstaande alles wat tegenstrijdig mocht wezen.
Gegeven te Rome, ten paleize derzelfde Congregatie, de 8 augustus 1910.
D. Kard. Ferrata, Prefect.
Ph. Giustini, Geheimschrijver.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 3
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/833-quam-singularis-christus-amore-nl