Inhoudsopgave
- Inhoud
Joseph kardinaal Ratzinger (1927-2022) was achtereenvolgens professor in dogmatiek te Münster, Tübingen en Regensburg. Van zijn talrijke publicaties is vooral (Tielt/Utrecht 1970) bekend. In opvolging van kardinaal Döpfner, werd J. Ratzinger op 28 mei jl. tot bisschop van München gewijd. Kort daarop werd hij door de paus tot het kardinalaat verheven. Uit de homilie die hij bij zijn bisschopswijding hield, laten we hier het voornaamste gedeelte volgen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
In zijn inleiding spreekt de pasgewijde bisschop een treffend in memoriam uit over zijn voorganger. Daar deze op het feest van de H. Christoforus begraven werd, wijst Mgr. Ratzinger erop hoezeer Kardinaal Döpfner in zijn leven een “Christoforus”, een “drager van Christus" is geweest. In die zin gaat hij dan ook verder over de betekenis van het bisschopsambt in het algemeen. (Redactie Emmaüs)
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Op dit uur waarop mij de last van het levende Woord opgelegd, de zending van Christoforus overgedragen wordt, verschijnt de figuur van deze heilige als een passend symbool van het bisschopsambt. Zijn beeld stemt immers overeen met het meest opvallend gebaar van de bisschopswijding, waarin de Kerk op een visuele wijze verklaart, duidelijker dan woorden dat kunnen, wat het bisschopsambt eigenlijk inhoudt. U hebt daarstraks gezien hoe mij bij de wijdingsprefatie het Evangelieboek op het hoofd werd gelegd. Dat is een Christoforusgebaar: wie daarmee beladen wordt, is bestemd om een lastdrager van God, een drager van zijn levend woord, Jezus Christus, te worden. Als we nader toezien, kunnen we in het teken van het opgelegde boek de eisen en de aard van de bisschoppelijke dienst nog duidelijker herkennen. Drie betekenissen namelijk komen in dit gebaar naar voren. Op de eerste plaats wordt de aldus gewijde als het ware door het boek bedekt. Zijn eigen gezicht verdwijnt onder het Woord, dat op hem is gelegd. Dit wil zeggen : de bisschop handelt niet in zijn eigen naam, maar hij is beheerder van een andere, van Jezus Christus en zijn Kerk. Hij is niet een manager, een beer van eigen genaden, maar de vertegenwoordiger van de andere, die zijn opdrachtgever is. Hij mag dus ook niet zo maar van mening veranderen en de ene keer het opnemen voor dit en de andere keer voor iets anders, al naargelang het hem gunstig voorkomt. Hij is er niet om zijn persoonlijke ideeën te verspreiden, maar hij is de gezant die een boodschap moet brengen die groter is dan hij. De trouw hieraan is zijn maatstaf, zij is zijn opdracht. Zeker, zulke zelfontlediging omwille van het andere, van de andere, is moreel maar toegelaten wanneer deze andere werkelijk groter en beter en waarachtiger is dan wijzelf. Alleen wie zichzelf verlaat, vindt zichzelf. Wie zich terugtrekt achter het Woord, verschrompelt niet en verraadt zichzelf niet; hij trekt veeleer binnen in hetgeen waarlijk groot, reddend en blijvend is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Het levende Woord van God, zo zegden we, verbergt de bisschop als particuliere persoon. Het neemt hem in beslag. Hij is niet de meester, maar medearbeider. En juist daardoor wordt hij vrij, vindt hij het ware leven en toont het aan de anderen. Het Woord echter, verbergt hem niet alleen; het ,,dekt" hem ook, het beschut hem. Het is zijn redding en zijn heil. Daarom ook wordt het Woord de helm van het heil genoemd. Het symbool van het opgelegde boek valt hier samen met de betekenis van de mijter, die met zijn twee punten de H. Schrift met het Oude en het Nieuwe Testament voorstelt : het dak van Gods Woord als 't ware, dat ons beschermt tegen de stormen van deze wereld. Stoten we hier echter niet op bekrompenheid? Angst? Hebben we wel bescherming nodig? Moeten we ons niet veeleer open en onbevangen aan de ganse werkelijkheid blootstellen, niets anders vrezend dan de angst die zich verbergt en niet wil deelhebben aan de ruimte van de Geest? Maar wie het eeuwige niet meer kan horen, wie alleen nog voor het tijdelijke vatbaar is, staat zo iemand werkelijk open? Gods Woord beschermt ons tegen onze eigenzinnigheid, onze betweterij, onze eigengereidheid, waardoor wij nog slechts het grijpbare aan bod laten komen en ons inkapselen in ons eigen wereldje. Het beschermt ons tegen de vergiftiging van de ziel ; een vergiftiging die ons doof maakt en zulke doofheid als bevrijding voorstelt. Deze vorm van bescherming, de strijd om de vrijheid van het hart, de strijd om de openheid op de totaliteit, op de eeuwige, levende God zulk een strijd is de opdracht van hem op wie het Woord Gods gerust heeft.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
Nog een derde zin ligt in het teken van het opgelegde boek. Dit boek is toch als een levende werkelijkheid opgevat. Het omvat Gods Woord dat vertrekt vanuit de stralende kracht van de H. Geest en de mensen die het aanraakt als het ware binnen het stroomgebied van de H. Geest wil brengen. Hier ontmoet de symboliek van het boek het teken van de zalving, waarvan wij de duiding in de lezing van Jesaja zo treffend vernomen hebben. Het Woord Gods wil de mens doordringen als een inspiratiebron, als een kracht tot inzicht, die hem onbevreesd maakt, wijs, rechtvaardig en hem leert lief te hebben. Zo stemt het teken van de bisschopswijding overeen met het Pinkstermysterie, met zijn hoop en met zijn eisen. Wij verlangen allen naar een ,,pinkster""-kerk ; een Kerk waarin de geest leeft, niet de letter ; een Kerk waarin ruimte van begrip de grenzen doorbreekt, die de mensen tegen elkaar oprichten. Wij maken ons ongeduldig over een Kerk waarin schijnbaar de geest van Pinksteren niet waait ; een Kerk die ons zo eng en angstig voorkomt. Voor de bisschoppen heeft men het dwaze woord "de institutionele Kerk" uitgevonden, alsof zij zelf een eigen Kerk zouden kunnen zijn, alsof er verscheidene Kerken naast een zouden bestaan. Natuurlijk zit er in zulke woorden ook een waarheid en een verlangen dat de christen die aan de boodschap van Pinksteren gelooft, beweegt, ja bewegen moet. Hoe kan er een Pinksteren ontstaan? Welke zijn daartoe de voorwaarden? Waar doet het zich voor? De geschiedenis van de apostelen antwoordt daar zeer klaar op. De H. Geest kwam, zo staat er, terwijl de leerlingen allen eensgezind in het gebed volhardden . Waar de Kerk één is van hart en in het gebed verenigd, daar komt de H. Geest, nergens anders. Niemand kan zijn komst afdwingen; God schenkt Hem in zijn soevereine vrijheid. Waar echter de Kerk zich éénsgezind rond de apostelen en de Moeder van de Heer verzamelt en één is in het gebed, daar treedt zij binnen in de ruimte van zijn nabijheid. Daarvan leeft de Kerk, daarvan leeft het bisschopsambt en zijn drager, die uit zichzelf niets vermag, maar alleen smeken, roepen en vermanen kan dat dit zou mogen geschieden. En dat is mijn bede op deze dag : laten we Kerk zijn, medearbeiders van de Waarheid, laten we één zijn van hart en een biddende gemeenschap van de Heer. ( ... )
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/8839-het-bisschopsambt-nl