2e Preek over Pinksteren
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
2e Preek over Pinksteren
Preek LXXVI
Paus Leo I de Grote
455
Pauselijke geschriften - Homilieën
1961, Sint Paulus Abdij, Oosterhout - Preken voor het liturgische jaar, vertaald en ingeleid door Dom F. Vromen o.s.b.
Datering onzeker
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Vertaald uit het Latijn
Bijbelcitaten vertaald vanuit de Vulgaat
Spelling van de vertaling is gehandhaafd
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1961
Dom F. Vromen o.s.b.
17 mei 2023
8924
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
De reden en de zin van het feest van heden, zeer geliefden, zijn ons ongetwijfeld reeds volkomen duidelijk gemaakt door de tekst der goddelijke Schriften, waaruit wij vernomen hebben, dat de Heilige Geest, zoals Hij volgens de beloften verwacht werd, op den vijftigsten dag na 's Heren verrijzenis, dat is de tiende dag na Zijn hemelvaart, over de leerlingen van Christus werd uitgestort. Maar om de nieuwe kinderen der Kerk te onderrichten moeten wij hier toch ook nog ons eigen woord, dat wij hun verschuldigd zijn, aan toevoegen. Want wij vrezen niet, dat zij, die geestelijk leven en reeds volleerd zijn, zich zullen vervelen, als zij iets bekends te horen krijgen, omdat zij er persoonlijk rijker door worden, wanneer zij zoveel mogelijk mensen onderricht willen zien in hetgeen zij zelf met zoveel vrucht geleerd hebben. Mogen de goddelijke gaven daarom aan aller harten ten deel vallen en mogen geletterden noch ongeletterden N.v.d.v.: met betrekking tot...N.v.d.v.: met betrekking tot de geloofsleer. ons dienend woord minachten ; de eersten om te bewijzen, dat zij liefhebben wat hun reeds bekend is, de laatsten om te tonen, dat zij verlangen naar wat zij nog niet weten. Deze bereidheid van uw zielen zal immers de milde hulp ondervinden van Hem, over Wiens majesteit wij trachten te spreken, zodat Hij u ontvankelijker en ons welsprekender zal maken tot vooruitgang van de gehele Kerk.
De reden en de zin van het feest van heden, zeer geliefden, zijn ons ongetwijfeld reeds volkomen duidelijk gemaakt door de tekst der goddelijke Schriften, waaruit wij vernomen hebben, dat de Heilige Geest, zoals Hij volgens de beloften verwacht werd, op den vijftigsten dag na 's Heren verrijzenis, dat is de tiende dag na Zijn hemelvaart, over de leerlingen van Christus werd uitgestort. Maar om de nieuwe kinderen der Kerk te onderrichten moeten wij hier toch ook nog ons eigen woord, dat wij hun verschuldigd zijn, aan toevoegen. Want wij vrezen niet, dat zij, die geestelijk leven en reeds volleerd zijn, zich zullen vervelen, als zij iets bekends te horen krijgen, omdat zij er persoonlijk rijker door worden, wanneer zij zoveel mogelijk mensen onderricht willen zien in hetgeen zij zelf met zoveel vrucht geleerd hebben. Mogen de goddelijke gaven daarom aan aller harten ten deel vallen en mogen geletterden noch ongeletterden N.v.d.v.: met betrekking tot...N.v.d.v.: met betrekking tot de geloofsleer. ons dienend woord minachten ; de eersten om te bewijzen, dat zij liefhebben wat hun reeds bekend is, de laatsten om te tonen, dat zij verlangen naar wat zij nog niet weten. Deze bereidheid van uw zielen zal immers de milde hulp ondervinden van Hem, over Wiens majesteit wij trachten te spreken, zodat Hij u ontvankelijker en ons welsprekender zal maken tot vooruitgang van de gehele Kerk.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Als wij dan de ogen van onzen geest inspannen om ons een begrip te vormen van de majesteit van den Heiligen Geest, moeten wij ons niets voorstellen, dat verschilt van de verhevenheid van den Vader en den Zoon, omdat de wezenheid der goddelijke Drievuldigheid N.v.d.v.: In deze preken...N.v.d.v.: In deze preken worden wij meer dan elders geconfronteerd met de moeilijkheden, die de vertaling van het woord Trinitas biedt. Wil men de inhoud taalkundig letterlijk weergeven, dan moet men vertalen: "drieheid". Wij hebben het aldus vertaald telkens als Leo het woord trinitas niet als eigennaam gebruikt maar om een eigenschap van de Godheid aan te duiden. In dat geval was er eigenlijk geen probleem, en een vertaling door ,drievuldigheid" (triplicitas) zou dan zelfs theologisch onjuist zijn geweest. Zodra echter Trinitas als eigennaam gebruikt wordt, staan wij voor het Nederlands spraakgebruik, dat ons twee vaststaande termen biedt: Drievuldigheid en Drieëenheid. Omdat Trinitas niets zegt over eenheid, hebben wij nooit het woord Drieëenheid gekozen maar steeds het woord Drievuldigheid, hoewel het etymologisch de term Trinitas niet geheel juist weergeeft. Het is tenslotte niet de etymologie, die hier doorslaggevend is, maar het taalgebruik. Toch hebben wij gemeend hierop noodgedwongen één uitzondering te moeten maken, namelijk in het geval dat Trinitas en unitas in een woordspel en gedachtenspel met elkaar gecombineerd worden, zoals in de uitdrukking unitas Trinitatis: men moet dan wel vertalen: "eenheid der Drieheid." geen enkel verschil in haar eenheid kan toelaten. Van eeuwigheid is het eigen aan den Vader de voortbrenger te zijn van Zijn medeêeuwigen Zoon. Van eeuwigheid is het eigen aan den Zoon op tijdeloze wijze door den Vader te zijn voortgebracht. Van eeuwigheid is het ook eigen aan den Heiligen Geest de Geest van den Vader en den Zoon te zijn: en nooit is de Vader zonder den Zoon geweest, nooit de Zoon zonder den Vader, nooit zijn de Vader en de Zoon zonder den Heiligen Geest geweest, en omdat alle graden in hun bestaan zijn uitgesloten, is hier geen enkele Persoon ouder of jonger. De onveranderlijke Godheid immers van deze zalige Drievuldigheid is één in zelfstandigheid, onverdeeld in werking, eensgezind in wil, gelijk in macht en eender in heerlijkheid. Als de Heilige Schrift nu zo over Haar spreekt, dat zij ofwel in Haar werken ofwel in Haar woorden iets aan de afzonderlijke Personen schijnt toe te schrijven, dan wordt het katholieke geloof daardoor niet in verwarring gebracht maar onderricht; want door deze toekenning van een woord of werk ( aan een afzonderlijke Persoon) wordt ons de werkelijkheid der drieheid ingeprent, maar het verstand verdeelt niet, wat het oor onderscheidt. Juist met dit oogmerk worden sommige dingen immers onder den naam van den Vader of van den Zoon of van den Heiligen Geest vermeld, opdat de gelovigen in hun belijdenis niet zouden dwalen met betrekking tot de drieheid ; want hoewel deze ondeelbaar is, zou zij nooit als drieheid gekend zijn, als steeds in termen van ondeelbaarheid over haar gesproken werd. Op een doeltreffende wijze voert de moeilijkheid zelf om er over te spreken ons hart naar het inzicht en komt de hemelse leer ons door onze eigen zwakheid te hulp: want omdat men in de Godheid van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest noch enkelvoudigheid (van Persoon), noch verscheidenheid (van wezen) mag aannemen, kunnen de ware eenheid en ware drieheid wel tesamen door den geest tot op zekere hoogte gekend worden, maar niet tesamen door den mond worden uitgesproken.
Als wij dan de ogen van onzen geest inspannen om ons een begrip te vormen van de majesteit van den Heiligen Geest, moeten wij ons niets voorstellen, dat verschilt van de verhevenheid van den Vader en den Zoon, omdat de wezenheid der goddelijke Drievuldigheid N.v.d.v.: In deze preken...N.v.d.v.: In deze preken worden wij meer dan elders geconfronteerd met de moeilijkheden, die de vertaling van het woord Trinitas biedt. Wil men de inhoud taalkundig letterlijk weergeven, dan moet men vertalen: "drieheid". Wij hebben het aldus vertaald telkens als Leo het woord trinitas niet als eigennaam gebruikt maar om een eigenschap van de Godheid aan te duiden. In dat geval was er eigenlijk geen probleem, en een vertaling door ,drievuldigheid" (triplicitas) zou dan zelfs theologisch onjuist zijn geweest. Zodra echter Trinitas als eigennaam gebruikt wordt, staan wij voor het Nederlands spraakgebruik, dat ons twee vaststaande termen biedt: Drievuldigheid en Drieëenheid. Omdat Trinitas niets zegt over eenheid, hebben wij nooit het woord Drieëenheid gekozen maar steeds het woord Drievuldigheid, hoewel het etymologisch de term Trinitas niet geheel juist weergeeft. Het is tenslotte niet de etymologie, die hier doorslaggevend is, maar het taalgebruik. Toch hebben wij gemeend hierop noodgedwongen één uitzondering te moeten maken, namelijk in het geval dat Trinitas en unitas in een woordspel en gedachtenspel met elkaar gecombineerd worden, zoals in de uitdrukking unitas Trinitatis: men moet dan wel vertalen: "eenheid der Drieheid." geen enkel verschil in haar eenheid kan toelaten. Van eeuwigheid is het eigen aan den Vader de voortbrenger te zijn van Zijn medeêeuwigen Zoon. Van eeuwigheid is het eigen aan den Zoon op tijdeloze wijze door den Vader te zijn voortgebracht. Van eeuwigheid is het ook eigen aan den Heiligen Geest de Geest van den Vader en den Zoon te zijn: en nooit is de Vader zonder den Zoon geweest, nooit de Zoon zonder den Vader, nooit zijn de Vader en de Zoon zonder den Heiligen Geest geweest, en omdat alle graden in hun bestaan zijn uitgesloten, is hier geen enkele Persoon ouder of jonger. De onveranderlijke Godheid immers van deze zalige Drievuldigheid is één in zelfstandigheid, onverdeeld in werking, eensgezind in wil, gelijk in macht en eender in heerlijkheid. Als de Heilige Schrift nu zo over Haar spreekt, dat zij ofwel in Haar werken ofwel in Haar woorden iets aan de afzonderlijke Personen schijnt toe te schrijven, dan wordt het katholieke geloof daardoor niet in verwarring gebracht maar onderricht; want door deze toekenning van een woord of werk ( aan een afzonderlijke Persoon) wordt ons de werkelijkheid der drieheid ingeprent, maar het verstand verdeelt niet, wat het oor onderscheidt. Juist met dit oogmerk worden sommige dingen immers onder den naam van den Vader of van den Zoon of van den Heiligen Geest vermeld, opdat de gelovigen in hun belijdenis niet zouden dwalen met betrekking tot de drieheid ; want hoewel deze ondeelbaar is, zou zij nooit als drieheid gekend zijn, als steeds in termen van ondeelbaarheid over haar gesproken werd. Op een doeltreffende wijze voert de moeilijkheid zelf om er over te spreken ons hart naar het inzicht en komt de hemelse leer ons door onze eigen zwakheid te hulp: want omdat men in de Godheid van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest noch enkelvoudigheid (van Persoon), noch verscheidenheid (van wezen) mag aannemen, kunnen de ware eenheid en ware drieheid wel tesamen door den geest tot op zekere hoogte gekend worden, maar niet tesamen door den mond worden uitgesproken.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
In onze harten, zeer geliefden, is nu dit geloof gegrondvest, waardoor wij tot onze redding aanvaarden, dat de volledige Drievuldigheid tegelijkertijd één macht is, één majesteit, één zelfstandigheid, onverdeeld in Haar werking, onscheidbaar in Haar liefde, niet verschillend in Haar heerschappij, alles tesamen vervullend en alles tesamen omvattend. Want wat de Vader is, dat is ook de Zoon, en dat is ook de Heilige Geest, en de ware Godheid kan in geen van hen groter of kleiner zijn, omdat men Haar in de drie Personen zó belijden moet, dat de drieheid de enigheid (van Persoon) uitsluit, en de gelijkheid de eenheid in stand houdt. Als wij ons dit geloof dan tot een hecht bezit hebben gemaakt, zeer geliefden, mogen wij er niet aan twijfelen, dat de gebeurtenis van den Pinksterdag, toen de Heilige Geest de leerlingen des Heren vervuld heeft, niet het begin geweest is van die gave maar een vermeerdering van haar volheid, omdat ook de patriarchen, profeten en priesters en alle heiligen, die tot de vroegere tijden behoord hebben, door de heiliging van denzelfden Geest bezield zijn. Want zonder deze genadewerking is nooit enig geheim ingesteld, nooit enig mysterie gevierd, zodat de kracht der charismen altijd dezelfde geweest is, hoewel de maat der gaven niet dezelfde was.
In onze harten, zeer geliefden, is nu dit geloof gegrondvest, waardoor wij tot onze redding aanvaarden, dat de volledige Drievuldigheid tegelijkertijd één macht is, één majesteit, één zelfstandigheid, onverdeeld in Haar werking, onscheidbaar in Haar liefde, niet verschillend in Haar heerschappij, alles tesamen vervullend en alles tesamen omvattend. Want wat de Vader is, dat is ook de Zoon, en dat is ook de Heilige Geest, en de ware Godheid kan in geen van hen groter of kleiner zijn, omdat men Haar in de drie Personen zó belijden moet, dat de drieheid de enigheid (van Persoon) uitsluit, en de gelijkheid de eenheid in stand houdt. Als wij ons dit geloof dan tot een hecht bezit hebben gemaakt, zeer geliefden, mogen wij er niet aan twijfelen, dat de gebeurtenis van den Pinksterdag, toen de Heilige Geest de leerlingen des Heren vervuld heeft, niet het begin geweest is van die gave maar een vermeerdering van haar volheid, omdat ook de patriarchen, profeten en priesters en alle heiligen, die tot de vroegere tijden behoord hebben, door de heiliging van denzelfden Geest bezield zijn. Want zonder deze genadewerking is nooit enig geheim ingesteld, nooit enig mysterie gevierd, zodat de kracht der charismen altijd dezelfde geweest is, hoewel de maat der gaven niet dezelfde was.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
Ook aan de zalige Apostelen zelf heeft de Heilige Geest vóór het lijden des Heren niet ontbroken en Zijn kracht was ook niet afwezig in de werken van den Verlosser. Toen deze Zijn leerlingen dan ook de macht gaf om zieken te genezen en duivelen uit te drijven, schonk Hij hun de krachtdadigheid van dienzelfden Geest, door Wien Hijzelf de onreine geesten bedwong, terwijl de goddeloze Joden dit ontkenden en de goddelijke weldaden aan den duivel toeschreven. Te recht vernamen zij dan ook omwille van een dergelijke godslastering dit oordeel uit den mond des Heren: "Iedere zonde en lastering zal den mensen vergeven worden, maar een lastering van den Geest zal den mensen niet vergeven worden. En wie iets gezegd zal hebben tegen den Mensenzoon, hem zal het vergeven worden ; maar wie iets gezegd zal hebben tegen den Heiligen Geest, hem zal het niet vergeven worden noch in deze wereld noch in de toekomstige". (Mt. 12, 31-32)[b:Mt. 12, 31-32] Het is derhalve duidelijk dat er geen vergiffenis van zonden plaats heeft zonder de hulp van den Heiligen Geest en dat niemand zonder Hem doeltreffende verzuchtingen kan slaken of naar behoren kan bidden, volgens het woord van den Apostel: "Wij weten immers niet wat wij behoren te vragen; maar de Geest zelf smeekt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen" (Rom. 8, 26)[b:Rom. 8, 26] en: "Niemand kan zeggen: Heer Jesus tenzij door den Heiligen Geest". (1 Kor. 12, 3)[b:1 Kor. 12, 3] Hem te moeten missen is volstrekt verderfelijk en volstrekt dodelijk, omdat hij nooit vergiffenis verdient, die door zijn Voorspreker verlaten wordt. Allen derhalve, die in den Heer Jesus geloofd hadden, zeer geliefden, droegen den Heiligen Geest reeds in hun harten, en de Apostelen hadden de macht om zonden te vergeven reeds ontvangen, toen de Heer na Zijn verrijzenis over hen geblazen had en gezegd had: "Ontvangt den Heiligen Geest: wier zonden gij zult vergeven, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij zult behouden, hun zijn ze behouden". (Joh. 20, 22)[b:Joh. 20, 22] Maar voor die volmaaktheid, welke de leerlingen nog moesten ontvangen, was een nog grotere genade en een nog rijkere instorting van den Geest voorbehouden, waardoor zij niet enkel zouden verkrijgen, wat zij nog niet ontvangen hadden, maar ook op nog uitmuntender wijze zouden bezitten, wat zij reeds hadden verkregen. Daarom zeide de Heer: "Nog veel heb Ik u te zeggen, doch gij kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij u tot de volle waarheid geleiden. Want Hij zal niet spreken uit Zichzelf, maar spreken al wat Hij hoort en u de toekomstige dingen verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want van het Mijne zal Hij ontvangen en het u verkondigen". (Joh. 16, 12-14)[b:Joh. 16, 12-14]
Ook aan de zalige Apostelen zelf heeft de Heilige Geest vóór het lijden des Heren niet ontbroken en Zijn kracht was ook niet afwezig in de werken van den Verlosser. Toen deze Zijn leerlingen dan ook de macht gaf om zieken te genezen en duivelen uit te drijven, schonk Hij hun de krachtdadigheid van dienzelfden Geest, door Wien Hijzelf de onreine geesten bedwong, terwijl de goddeloze Joden dit ontkenden en de goddelijke weldaden aan den duivel toeschreven. Te recht vernamen zij dan ook omwille van een dergelijke godslastering dit oordeel uit den mond des Heren: "Iedere zonde en lastering zal den mensen vergeven worden, maar een lastering van den Geest zal den mensen niet vergeven worden. En wie iets gezegd zal hebben tegen den Mensenzoon, hem zal het vergeven worden ; maar wie iets gezegd zal hebben tegen den Heiligen Geest, hem zal het niet vergeven worden noch in deze wereld noch in de toekomstige". (Mt. 12, 31-32)[b:Mt. 12, 31-32] Het is derhalve duidelijk dat er geen vergiffenis van zonden plaats heeft zonder de hulp van den Heiligen Geest en dat niemand zonder Hem doeltreffende verzuchtingen kan slaken of naar behoren kan bidden, volgens het woord van den Apostel: "Wij weten immers niet wat wij behoren te vragen; maar de Geest zelf smeekt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen" (Rom. 8, 26)[b:Rom. 8, 26] en: "Niemand kan zeggen: Heer Jesus tenzij door den Heiligen Geest". (1 Kor. 12, 3)[b:1 Kor. 12, 3] Hem te moeten missen is volstrekt verderfelijk en volstrekt dodelijk, omdat hij nooit vergiffenis verdient, die door zijn Voorspreker verlaten wordt. Allen derhalve, die in den Heer Jesus geloofd hadden, zeer geliefden, droegen den Heiligen Geest reeds in hun harten, en de Apostelen hadden de macht om zonden te vergeven reeds ontvangen, toen de Heer na Zijn verrijzenis over hen geblazen had en gezegd had: "Ontvangt den Heiligen Geest: wier zonden gij zult vergeven, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij zult behouden, hun zijn ze behouden". (Joh. 20, 22)[b:Joh. 20, 22] Maar voor die volmaaktheid, welke de leerlingen nog moesten ontvangen, was een nog grotere genade en een nog rijkere instorting van den Geest voorbehouden, waardoor zij niet enkel zouden verkrijgen, wat zij nog niet ontvangen hadden, maar ook op nog uitmuntender wijze zouden bezitten, wat zij reeds hadden verkregen. Daarom zeide de Heer: "Nog veel heb Ik u te zeggen, doch gij kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij u tot de volle waarheid geleiden. Want Hij zal niet spreken uit Zichzelf, maar spreken al wat Hij hoort en u de toekomstige dingen verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want van het Mijne zal Hij ontvangen en het u verkondigen". (Joh. 16, 12-14)[b:Joh. 16, 12-14]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
V.
Waarom nu heeft de Heer, Die reeds gezegd had : "Alles wat Ik van den Vader gehoord heb, heb Ik u bekend gemaakt", hier nog aan toegevoegd, toen Hij Zijn leerlingen den Heiligen Geest beloofde: "Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer Hij, de Geest der waarheid, komt, zal Hij u tot de volle waarheid geleiden" ? Wilde de Heer soms te kennen geven, dat Zijn eigen kennis van een lageren rang is of dat Hij iets minder van den Vader vernomen heeft dan de Heilige Geest, terwijl Hij zelf toch de Waarheid is en de Vader niets kan zeggen, de Heilige Geest niets kan vernemen zonder het Woord, en de Heer dan ook gezegd heeft: "Van het Mijne zal Hij ontvangen", juist omdat datgene wat de Geest ontvangt van den Vader ook door den Zoon gegeven wordt. Er moest dus geen andere waarheid worden medegedeeld, geen andere leer worden verkondigd, maar het bevattingsvermogen van hen, die onderricht werden, moest worden vergroot, en de standvastigheid van die liefde moest worden vermeerderd, welke iedere vrees buitensluit en niet beangst is voor de woede der vervolgers. Nadat de Apostelen dan ook door dien nieuwen overvloed van den Heiligen Geest vervuld waren, zijn zij begonnen dit vuriger te willen en ook daadwerkelijker te kunnen, want zij kenden niet enkel meer de leer maar waren nu zelfs in staat het lijden te verdragen, zodat zij bij geen enkelen storm meer vreesden maar door hun zegevierend geloof over de golven van dezen tijd en de beroeringen der wereld heenschreden en met verachting van den dood aan alle volkeren het Evangelie der waarheid verkondigden.
Waarom nu heeft de Heer, Die reeds gezegd had : "Alles wat Ik van den Vader gehoord heb, heb Ik u bekend gemaakt", hier nog aan toegevoegd, toen Hij Zijn leerlingen den Heiligen Geest beloofde: "Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans nog niet dragen. Maar wanneer Hij, de Geest der waarheid, komt, zal Hij u tot de volle waarheid geleiden" ? Wilde de Heer soms te kennen geven, dat Zijn eigen kennis van een lageren rang is of dat Hij iets minder van den Vader vernomen heeft dan de Heilige Geest, terwijl Hij zelf toch de Waarheid is en de Vader niets kan zeggen, de Heilige Geest niets kan vernemen zonder het Woord, en de Heer dan ook gezegd heeft: "Van het Mijne zal Hij ontvangen", juist omdat datgene wat de Geest ontvangt van den Vader ook door den Zoon gegeven wordt. Er moest dus geen andere waarheid worden medegedeeld, geen andere leer worden verkondigd, maar het bevattingsvermogen van hen, die onderricht werden, moest worden vergroot, en de standvastigheid van die liefde moest worden vermeerderd, welke iedere vrees buitensluit en niet beangst is voor de woede der vervolgers. Nadat de Apostelen dan ook door dien nieuwen overvloed van den Heiligen Geest vervuld waren, zijn zij begonnen dit vuriger te willen en ook daadwerkelijker te kunnen, want zij kenden niet enkel meer de leer maar waren nu zelfs in staat het lijden te verdragen, zodat zij bij geen enkelen storm meer vreesden maar door hun zegevierend geloof over de golven van dezen tijd en de beroeringen der wereld heenschreden en met verachting van den dood aan alle volkeren het Evangelie der waarheid verkondigden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
VI.
Wat de Heer nu hieraan heeft toegevoegd: "Al wat Hij hoort zal Hij spreken en u de toekomstige dingen verkondigen", moeten wij niet met een onverschillig hart of zonder aandacht in ons opnemen, zeer geliefden. Onder alle andere uitspraken der Waarheid, waardoor de goddeloosheid der Manicheeën weerlegd wordt, wordt door deze woorden wel het duidelijkst de gehele leer van die heiligschennende ketterij omver geworpen. Want om zich den schijn te geven dat zij een groot en verheven leraar volgden, hebben zij geloofd, dat in hun leermeester Manes de Heilige Geest verschenen is en dat de Vertrooster, Die door den Heer beloofd was, niet eerder gekomen is dan toen de bedrieger van die ongelukkigen geboren is. In hem zou de Geest Gods op zulk een wijze vertoefd hebben, dat Manes zelf niets anders geweest is dan die Geest, Die door middel van een stoffelijk woord en een stoffelijke taal Zijn leerlingen heeft binnengeleid in de volle waarheid en hun nog ongekende geheimen van de voorbije tijden geopenbaard heeft. Hoe leugenachtig en hoe onwaar dit is, blijkt uit een uitspraak zelf van het Evangelie. Manes immers, de dienaar van een duivels bedrog en de grondlegger van een onreinen en valsen godsdienst, is eerst als dwaalleraar bekend geworden, toen het 260e jaar na Christus' verrijzenis reeds voleind was, en toen onder het consulaat van Keizer Probus en Paulinus reeds de achtste christenvervolging woedde en ontelbare duizendtallen martelaren door hun eigen overwinning bewezen hadden, dat vervuld was wat de Heer voorzegd had: "Als zij u overleveren, weest dan niet bezorgd hoe of wat gij spreken zult. Want in dat uur zal u worden ingegeven wat gij spreken moet. Want niet gij zijt het, die spreekt, maar het is de Geest van uw Vader, Die door u spreekt". (Mt. 10, 19-20)[b:Mt. 10, 19-20]
Wat de Heer nu hieraan heeft toegevoegd: "Al wat Hij hoort zal Hij spreken en u de toekomstige dingen verkondigen", moeten wij niet met een onverschillig hart of zonder aandacht in ons opnemen, zeer geliefden. Onder alle andere uitspraken der Waarheid, waardoor de goddeloosheid der Manicheeën weerlegd wordt, wordt door deze woorden wel het duidelijkst de gehele leer van die heiligschennende ketterij omver geworpen. Want om zich den schijn te geven dat zij een groot en verheven leraar volgden, hebben zij geloofd, dat in hun leermeester Manes de Heilige Geest verschenen is en dat de Vertrooster, Die door den Heer beloofd was, niet eerder gekomen is dan toen de bedrieger van die ongelukkigen geboren is. In hem zou de Geest Gods op zulk een wijze vertoefd hebben, dat Manes zelf niets anders geweest is dan die Geest, Die door middel van een stoffelijk woord en een stoffelijke taal Zijn leerlingen heeft binnengeleid in de volle waarheid en hun nog ongekende geheimen van de voorbije tijden geopenbaard heeft. Hoe leugenachtig en hoe onwaar dit is, blijkt uit een uitspraak zelf van het Evangelie. Manes immers, de dienaar van een duivels bedrog en de grondlegger van een onreinen en valsen godsdienst, is eerst als dwaalleraar bekend geworden, toen het 260e jaar na Christus' verrijzenis reeds voleind was, en toen onder het consulaat van Keizer Probus en Paulinus reeds de achtste christenvervolging woedde en ontelbare duizendtallen martelaren door hun eigen overwinning bewezen hadden, dat vervuld was wat de Heer voorzegd had: "Als zij u overleveren, weest dan niet bezorgd hoe of wat gij spreken zult. Want in dat uur zal u worden ingegeven wat gij spreken moet. Want niet gij zijt het, die spreekt, maar het is de Geest van uw Vader, Die door u spreekt". (Mt. 10, 19-20)[b:Mt. 10, 19-20]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
VII.
De belofte des Heren nu kon niet gedurende zoveel jaren onvervuld blijven, en de Geest der waarheid, Dien de wereld der ongelovigen niet ontvangen heeft, heeft die zevenvoudige stroom van Zijn genade niet dermate aan de Kerk onthouden, dat Zijn bezielende werking aan al die geslachten zó lang ontbroken zou hebben, totdat eindelijk die wonderbaarlijke voorvechter van schandelijke leugens geboren werd, van wien men zelfs niet kan zeggen, dat hij ook maar in de geringste mate den Geest Gods ontvangen heeft, omdat ook hij behoord heeft tot die wereld, welke den Geest der waarheid niet kan ontvangen. Omdat hij immers vervuld was van den geest van den duivel, heeft hij weerstand geboden aan den Geest van Christus ; en terwijl het onderricht van den Vertrooster Gods heiligen in staat gesteld heeft om de toekomstige dingen te voorspellen, heeft hij, om te vermijden dat zijn bedrog door den loop der gebeurtenissen zelf aan het licht zou komen, zijn onbeschaamde en heiligschennende verzinselen op het verleden doen slaan. En alsof de heilige Wet en de door God geïnspireerde profetieën ons niets aangaande de eeuwigheid van den Schepper, niets aangaande het verloop der schepping geleerd hadden, heeft hij tot belediging van God en tot smaad van alle goed geschapen wezens monsterlijke en tegenstrijdige leugens verzonnen. Bij wie had hij echter gehoor kunnen vinden voor zijn onzinnigheden, tenzij bij hen, die hoogst onverstandig zijn en zich volkomen hebben afgekeerd van het licht der waarheid: zij, die door hun blinde onwetendheid of door hun schandelijke lust tot die daden geraken, welke niet heilig maar vloekwaardig N.v.d.v.: woordspeling Sacra...N.v.d.v.: woordspeling Sacra - exsecramenta. zijn en welke wij omwille van ons aller schaamtegevoel niet in onze preek mogen bekendmaken, hoewel zij reeds tot in de kleinste bijzonderheden door hun bekentenis aan het licht zijn gekomen.
De belofte des Heren nu kon niet gedurende zoveel jaren onvervuld blijven, en de Geest der waarheid, Dien de wereld der ongelovigen niet ontvangen heeft, heeft die zevenvoudige stroom van Zijn genade niet dermate aan de Kerk onthouden, dat Zijn bezielende werking aan al die geslachten zó lang ontbroken zou hebben, totdat eindelijk die wonderbaarlijke voorvechter van schandelijke leugens geboren werd, van wien men zelfs niet kan zeggen, dat hij ook maar in de geringste mate den Geest Gods ontvangen heeft, omdat ook hij behoord heeft tot die wereld, welke den Geest der waarheid niet kan ontvangen. Omdat hij immers vervuld was van den geest van den duivel, heeft hij weerstand geboden aan den Geest van Christus ; en terwijl het onderricht van den Vertrooster Gods heiligen in staat gesteld heeft om de toekomstige dingen te voorspellen, heeft hij, om te vermijden dat zijn bedrog door den loop der gebeurtenissen zelf aan het licht zou komen, zijn onbeschaamde en heiligschennende verzinselen op het verleden doen slaan. En alsof de heilige Wet en de door God geïnspireerde profetieën ons niets aangaande de eeuwigheid van den Schepper, niets aangaande het verloop der schepping geleerd hadden, heeft hij tot belediging van God en tot smaad van alle goed geschapen wezens monsterlijke en tegenstrijdige leugens verzonnen. Bij wie had hij echter gehoor kunnen vinden voor zijn onzinnigheden, tenzij bij hen, die hoogst onverstandig zijn en zich volkomen hebben afgekeerd van het licht der waarheid: zij, die door hun blinde onwetendheid of door hun schandelijke lust tot die daden geraken, welke niet heilig maar vloekwaardig N.v.d.v.: woordspeling Sacra...N.v.d.v.: woordspeling Sacra - exsecramenta. zijn en welke wij omwille van ons aller schaamtegevoel niet in onze preek mogen bekendmaken, hoewel zij reeds tot in de kleinste bijzonderheden door hun bekentenis aan het licht zijn gekomen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
VIII.
Niemand van u, zeer geliefden, mag zich derhalve laten wijs maken, dat de Heilige Geest enig welbehagen heeft gehad in den bewerker van een dergelijke goddeloosheid. Niet het minste deel heeft hij gehad in die kracht, welke Christus aan Zijn Kerk beloofd en gezonden heeft. N.v.d.v.: woordspeling...N.v.d.v.: woordspeling promisit - misit gaat in de vertaling verloren. Want als de zalige Apostel Joannes zegt: "De Geest was nog niet gegeven, omdat Jesus nog niet verheerlijkt was", (Joh. 7, 39)[b:Joh. 7, 39] dan is de hemelvaart des Heren de reden geweest, waarom de Geest gegeven werd, Wiens mededeling noodzakelijker wijze geloochend wordt door hem, die loochent, dat in Christus een ware mens opgestegen is om aan de rechterhand van den Vader te gaan zetelen. Laten wij daarentegen, zeer geliefden, die door de wedergeboorte uit den Heiligen Geest tot de zalige eeuwigheid van ziel en lichaam zijn voorbestemd, N.v.d.v.: letterl.:...N.v.d.v.: letterl.: "aangenomen". dezen allerheiligsten feestdag met een redelijk eerbetoon en een kuise blijdschap vieren, met den zaligen Apostel Paulus belijdend, dat de Heer Jesus Christus "opstijgend ten hoge gevangenen heeft buitgemaakt en gaven gegeven aan de mensen": (Ef. 4, 8; Ps. 68, 19)[b:Ef. 4, 8; Ps. 68, 19] opdat het Evangelie Gods in alle menselijke talen gepredikt zou worden en iedere tong zou belijden, dat de Heer Jesus Christus in de glorie is van God den Vader. (Fil. 2, 11)[b:Fil. 2, 11]
Niemand van u, zeer geliefden, mag zich derhalve laten wijs maken, dat de Heilige Geest enig welbehagen heeft gehad in den bewerker van een dergelijke goddeloosheid. Niet het minste deel heeft hij gehad in die kracht, welke Christus aan Zijn Kerk beloofd en gezonden heeft. N.v.d.v.: woordspeling...N.v.d.v.: woordspeling promisit - misit gaat in de vertaling verloren. Want als de zalige Apostel Joannes zegt: "De Geest was nog niet gegeven, omdat Jesus nog niet verheerlijkt was", (Joh. 7, 39)[b:Joh. 7, 39] dan is de hemelvaart des Heren de reden geweest, waarom de Geest gegeven werd, Wiens mededeling noodzakelijker wijze geloochend wordt door hem, die loochent, dat in Christus een ware mens opgestegen is om aan de rechterhand van den Vader te gaan zetelen. Laten wij daarentegen, zeer geliefden, die door de wedergeboorte uit den Heiligen Geest tot de zalige eeuwigheid van ziel en lichaam zijn voorbestemd, N.v.d.v.: letterl.:...N.v.d.v.: letterl.: "aangenomen". dezen allerheiligsten feestdag met een redelijk eerbetoon en een kuise blijdschap vieren, met den zaligen Apostel Paulus belijdend, dat de Heer Jesus Christus "opstijgend ten hoge gevangenen heeft buitgemaakt en gaven gegeven aan de mensen": (Ef. 4, 8; Ps. 68, 19)[b:Ef. 4, 8; Ps. 68, 19] opdat het Evangelie Gods in alle menselijke talen gepredikt zou worden en iedere tong zou belijden, dat de Heer Jesus Christus in de glorie is van God den Vader. (Fil. 2, 11)[b:Fil. 2, 11]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
IX.
Aan dit feest echter, zeer geliefden, moeten wij ook nog die andere vorm van godsvrucht toevoegen, dat wij namelijk de vasten vieren, die volgens de Apostolische overlevering hierop volgen moet. Want ook dit moet men tot de grote gaven van den Heiligen Geest rekenen, dat ons tegen de aanvechtingen van het vlees en de hinderlagen van den duivel in het vasten een hulpmiddel gegeven is, waardoor wij met Gods bijstand alle bekoringen kunnen overwinnen. Laten wij dan Woensdag en Vrijdag vasten en Zaterdag de nachtwake vieren bij den zaligen Apostel Petrus, die onze gebeden moge ondersteunen, opdat wij in alles Gods barmhartigheid verdienen te verwerven door onzen Heer Jesus Christus, Die leeft en heerst met den Vader en den Heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Aan dit feest echter, zeer geliefden, moeten wij ook nog die andere vorm van godsvrucht toevoegen, dat wij namelijk de vasten vieren, die volgens de Apostolische overlevering hierop volgen moet. Want ook dit moet men tot de grote gaven van den Heiligen Geest rekenen, dat ons tegen de aanvechtingen van het vlees en de hinderlagen van den duivel in het vasten een hulpmiddel gegeven is, waardoor wij met Gods bijstand alle bekoringen kunnen overwinnen. Laten wij dan Woensdag en Vrijdag vasten en Zaterdag de nachtwake vieren bij den zaligen Apostel Petrus, die onze gebeden moge ondersteunen, opdat wij in alles Gods barmhartigheid verdienen te verwerven door onzen Heer Jesus Christus, Die leeft en heerst met den Vader en den Heilige Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/8924-2e-preek-over-pinksteren-nl