Inhoudsopgave
- Inhoud
1
I.
Het is aan geen twijfel onderhevig, zeer geliefden, dat het gehele christenleven op een goddelijk onderricht berust, en dat alles wat de Kerk tot vrome gewoonte heeft aangenomen, zijn oorsprong vindt in de Apostolische overlevering en in de leer van den Heiligen Geest, Die ook nu de harten der gelovigen door zijn onderrichtingen zó geleidt, dat zij deze allen gewillig onderhouden en met inzicht begrijpen. Want daar op den Pinksterdag, dien wij op den vijftigsten dag na het Pasen des Heren vieren, volgens de belofte des Heren de Heilige Geest de zielen van hen, die Hem verwachtten, met een groter overvloed dan ooit te voren en een duidelijker tegenwoordigheid van Zijn majesteit vervuld heeft, is het wel zeer klaarblijkelijk, dat toen tegelijk met de andere gaven Gods, ook de genade van de vasten, die onmiddellijk op dit feest volgt, geschonken is. Want zoals de begeerlijkheid het begin geweest is van de zonden, zo moet de zelfbeheersing het uitgangspunt zijn van de deugden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
II.
Wanneer wij nu deze genadegave Gods in daden omzetten, mogen wij ons niet minder vurig tonen onder voorwendsel, dat ook de Joden en de ketters zich vaak in hun vrijheid om te eten beheersen, en dat zelfs bij de heidenen bepaalde vruchteloze vastenpractijken bestaan. Wat de rede immers doet onder invloed van de waarheid is geheel iets anders als wat bedrog bewerkt onder invloed van de onwaarheid. Bij ons heiligt het geloof zelfs hem, die eet; bij hen bezoedelt het ongeloof hem, die vast. Omdat er dan ook buiten de katholieke Kerk niets ongeschonden, niets kuis is, volgens het woord van den Apostel: "Alles wat niet uit het geloof voortkomt, is zonde", bestaat er geen enkele gelijkenis of overeenkomst tussen ons en hen, die van de eenheid van Christus' lichaam zijn afgescheiden, en zijn wij door geen enkele vorm van gemeenschap met hen verwant: hetgeen voor ons zeker de heilzaamste en beste vorm van vasten is. Voor de deugd van zelfbeheersing immers komt niets eerder in aanmerking dan zich te onthouden van dwalingen, omdat men eerst dan het goede pad bewandelt, wanneer men voortschrijdt op den weg der waarheid. Want omdat zij, die van het smalle en steile pad afwijken door het afdalende en brede pad te volgen, snel in het verderf belanden, is een langzame voortgang op den rechten weg beter dan snel vooruit te komen op een dwaalweg.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
III.
Een katholiek Christen moet er acht op geven welke vruchten zijn vasten voortbrengt, want zelfs als het gepaard gaat met de mildste aalmoezen, zal het toch nog volkomen onvruchtbaar zijn, als het zijn kiemkracht niet put uit de besproeiing van den Heiligen Geest. Daar de Apostel immers zegt, dat geen deugden hem iets baten zonder de liefde, en hij ook zegt, dat Gods liefde in onze harten is uitgestort door den Heiligen Geest, Die ons gegeven is, moeten wij er voor waken het goede, dat wij niet kunnen doen zonder goed te zijn, niet door hoogmoed te verliezen. Want te recht berooft hij zich van iedere lof, die zich over zijn ijverige werkzaamheden meer op zichzelf beroemt dan op den Heer, terwijl de zalige David leert, dat men God moet loven in de werken der heiligen, waar hij zegt: "Wonderbaar is God in Zijn heiligen, Hij, Israëls God, geeft kracht en sterkte aan Zijn volk", en verder: "Heer, in het licht van Uw aanschijn zullen zij wandelen, en in Uw naam zullen zij juichen den gehelen dag, en door Uw gerechtigheid zullen zij verheven worden, omdat gij de roem zijt van hun kracht".
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
IV.
En daarom, zeer geliefden, moeten wij overeenkomstig het onderricht van den Heiligen Geest, door Wien de gaven van alle deugden aan Gods Kerk gegeven zijn, met een blij geloof de plechtige vasten beginnen en ons onthouden van iedere grootsprakerige opgeblazenheid, als wij Zijn geboden kunnen volbrengen, maar in alles een aanleiding vinden om God te loven, Die zowel den goeden wil ingeeft, als de goede daden bewerkt, volgens het woord des Heren: "Zo moet uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader verheerlijken, Die in den hemel is", Die leeft en heerst door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/8927-2e-preek-over-de-pinkster-vasten-nl