Commentaar op het Evangelie volgens Sint Lucas - 2e Boek (tot en met Lc. 1, 34)
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Expositio Evangelii secundum Lucam - Liber Secunda
Commentaar op het Evangelie volgens Sint Lucas - 2e Boek (tot en met Lc. 1, 34)
gedeeltelijk
Ambrosius van Milaan
396
Kerkelijke schrijvers - Commentaren
Z.j., Commentaar van Sint Ambrosius op het Evangelie van Sint Lucas - getypte en handmatig gecorrigeerde versie: Abdij Benedictusberg, Lemiers
Vert. uit het Latijn
Alineaverdeling: redactie
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling: redactie
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1974
Dom Suitbertus Caron
19 januari 2025
9416
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
- 1, 26-27 In diezelfde tijd werd de engel Gabriel door God naar een stad in Galilea gezonden, Nazareth genaamd, tot een maagd, die verloofd was met een man, die Jozef heette, en uit het huis van David was; en de naam van de maagd was Maria.
1
1. Zeker, Gods geheimen zijn verborgen en, naar het woord van de profeet, kan de mens niet gemakkelijk zijn raadsbesluiten kennen (Jes. 40, 13)[b:Jes. 40, 13]. Uit de andere daden en voorschriften van de Heer kunnen wij echter opmaken, dat door een wel overdacht besluit, bij voorkeur een verloofde vrouw werd uitgekozen om de Heer ter wereld te brengen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
2. Maar waarom werd deze niet bevrucht vóór dat zij verloofd was? Misschien ,opdat men niet zou kunnen zeggen, dat zij door overspel ontvangen had. De H. Schrift vermeldt dan ook zeer juist beide, namelijk, dat zij verloofd was, en maagd; maagd opdat men zou weten, dat zij vrij van geslachtelijke omgang was, verloofd , opdat zij niet gebrandmerkt zou worden met de schande van geschonden maagdelijkheid, nu de tekenen van haar zwangerschap aan ontering konden doen denken. De Heer heeft echter liever gehad, dat sommigen zouden twijfelen aan zijn oorsprong, dan aan de kuisheid van zijn moeder. Hij wist immers, dat de zedigheid van een maagd teer, en de roep der kuisheid broos is, en vond daarom, dat het geloof aan zijn afkomst niet mocht berusten op een smaad voor zijn moeder. De maagdelijkheid van de heilige Maria bleef dus onaangetast wat de kuisheid, en ongerept wat de mening der mensen betreft. Want ook door de volksmond moeten heiligen gerechtvaardigd worden, en het paste niet, dat vrouwen van kwade roep een verontschuldiging konden vinden in het feit, dat ook de moeder van de Heer een slechte naam had gehad. En wat had men aan de Joden, of wat aan Herodes kunnen verwijten, wanneer zij iemand vervolgd hadden die uit overspel geboren was? Hoe zou ook Hij zelf kunnen zeggen: "Ik ben de wet niet komen opheffen, maar vervolmaken' (Mt. 5, 17)[b:Mt. 5, 17], als Hij begonnen was deze te overtreden door de buitenechtelijke geboorte, daar de buitenechtelijke geboorte door de wet was verboden (Deut. 23, 17)[b:Deut. 23, 17]? Zelfs haar echtgenoot wordt ten overvloede ten tonele geroepen als getuige van haar kuisheid; deze zou zich immers over de schande bedroefd, en de belediging gewroken hebben, als hij niet erkend had, dat het een mysterie was. Bleek ook de trouw van Maria niet des te groter uit haar woorden, en werd haar een reden tot liegen niet ontnomen? Een ongetrouwde zwangere vrouw had immers door een leugen haar schuld willen bedekken. Maar terwijl een niet verloofde reden tot liegen had gehad, zo niet een verloofde, omdat het baren van een kind de beloning is van het huwelijk en de genade van de echt.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
3. Maar er is nog een andere reden en geen kleine, namelijk dat de dezer wereld, door de maagdelijkheid van Maria misleid moest worden. Ziende dat zij gehuwd was, kon hij immers geen argwaan hebben betreffende de oorsprong van haar kind. En dat God werkelijk de vorst van deze wereld om de tuin heeft willen leiden, leren ons de woorden van de Zaligmaker zelf. Hij gebood immers aan de Apostelen, aan niemand te zeggen, dat Hij de Christus was (Mt. 16, 20)[b:Mt. 16, 20], terwijl Hij aan degenen die genezen werden verbood, hun geneesheer te verheerlijken (Mt. 8, 4)[b:Mt. 8, 4], en aan de duivelen, over Gods Zoon te spreken (Luc. 4, 35)[b:Luc. 4, 35]. Dat het werkelijk, zoals ik zei, de bedoeling is geweest, de vorst deze wereld te bedriegen, verklaart ook de Apostel, wanneer hij zegt: "Wij verkondigen een wijsheid Gods, een geheimnisvolle, een verborgene .. die geen der machten van deze wereld heeft gekend want als zij haar hadden gekend, dan hadden zij de Heer der glorie niet gekruisigd" (1 Kor. 2, 7-8)[b:1 Kor. 2, 7-8], dat is: dan hadden zij mij nooit door de dood des Heren laten verlossen· Om ons heef Hij hem dus misleid, Hij heeft de duivel misleid om hem te overwinnen, Hij heeft hem bedrogen toen Hij bekoord werd, toen de duivel Hem verlof vroeg (d.i. om in de zwijnen te mogen gaan)[b:Mt. 8, 3], toen de duivel Hem de Zoon van God noemde, maar nooit heeft Hij hem zijn godheid bekend gemaakt. En toch heeft Hij nog meer de machthebbers van deze wereld bedrogen, want de duivel heeft getwijfeld toen hij zei: "Als Gij de Zoon van God zijt, werp u naar beneden" (Mt. 4, 6)[b:Mt. 4, 6], zelfs heeft hij Hem op het laatst erkend en is hij van Hem weggegaan. Ook de andere duivels, die zeiden: "Wij weten wie gij zijt: Jesus, de Zoon van God. Wat komt gij ons plagen vóór de tijd?" (Mt. 8, 29)[b:Mt. 8, 29], ook zij hebben Hem erkend. Zij wisten dat Hij gekomen was omdat zij kennis hadden van zijn komst. Maar de machthebbers en dezer wereld hebben Hem niet erkend en dat kunnen wij door geen beter getuigenis bewijzen dan met de woorden van de Apostel: "Als zij Hem hadden erkend, dan hadden zij de Heer der glorie nooit gekruisigd" (1 Kor. 2, 8)[b:1 Kor. 2, 8]. De duivels kunnen immers door hun sluwheid gemakkelijk het verborgene achterhalen, maar zij die zich aan de ijdelheden van deze wereld hebben overgeleverd, kunnen de goddelijke zaken niet kennen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
4. De Evangelisten hebben hun taak heel goed onder elkaar verdeeld: de H. Mattheus vermeldt, dat Josef door een engel werd aangespoord, Maria niet weg te zenden, terwijl Lucas elders getuigt, dat Maria en Josef geen omgang met elkaar hadden, hetgeen Maria hier zelf verklaart als zij tot de engel zegt: "Hoe kan dat geschieden, daar ik geen man beken?" Toch had ook de H. Lucas reeds gezegd dat zij maagd was, want hij schreef: "en de naam van de maagd was Maria". De profeet had het geleerd, toen hij voorspelde: "Zie, een maagd zal ontvangen" (Jes. 7, 14)[b:Jes. 7, 14]. Ook Josef liet het uitkomen, doordat hij, ziende dat zij zwanger was, zonder dat hij gemeenschap met haar had gehad, haar in stilte wilde wegzenden. De Heer zelf heeft het geopenbaard toen Hij aan het kruis hing en aan zijn Moeder zei: "Vrouw, ziedaar uw zoon" en vervolgens tot de leerling: "Zie daar uw Moeder" (Joh. 19, 26-27)[b:Joh. 19, 26-27]. Beiden, leerling en Moeder hebben er tenslotte getuigenis van gegeven, want "van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich op". Als zij immers omgang met haar man had gehad, zou Maria deze nooit verlaten hebben, noch zou die rechtschapen man hebben geduld dat zij van hem scheidden Hoe kon de Heer een echtscheiding gebieden, Hij die zelf gezegd had, dat niemand zijn echtgenote mag verstoten, uitgezonderd om reden van overspel (Mt. 5, 32)[b:Mt. 5, 32]?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
5. Zeer schoon leert ook Mattheus ons, hoe de rechtvaardige moet handelen, wanneer hij bij zijn echtgenote een ongetrouwheid ontdekt; hij moet zich van doodslag onthouden, om zich niet met bloed te bezoedelen, en geen andere vrouw huwen, maar kuis blijven. "Want wie zich met een deerne afgeeft, is één lichaam met haar" (1 Kor. 6, 16)[b:1 Kor. 6, 16]. Zo zien wij de persoon van Josef alsook zijn goedheid ongerept in alles, zodat hij een goede getuige is. "De mond van de rechtvaardige kent immers geen leugen, en zijn tong spreekt gerechtigheid" (Ps. 37, 30)[[b:Ps. 37, 30]], zijn oordeel is naar waarheid. Ook moet het u niet verontrusten, dat de H. Schrift hem dikwijls echtgenoot noemt, want niet het breken der maagdeljjkheid, maar de verklaring van trouw wordt door het sluiten van een huwelijk aangeduid. Tenslotte zendt niemand een vrouw weg, die hij niet als echtgenote had aangenomen, zodat Josef door het feit, dat hij Maria wilde wegzenden, erkend heeft, dat hij haar gehuwd had.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
6. Ook mogen de woorden, die de Evangelist laat volgen, ons niet in de war brengen: zij bekende hem niet, totdat zij haar zoon gebaard had, want het is ofwel een manier van uitdrukken, eigen aan de H. Schrift, zoals ook elders te lezen is: "totdat gij oud zijt geworden, zal Ik dezelfde zijn" (Jes. 46, 4)[b:Jes. 46, 4], - zou Hij in hun ouderdom niet meer hun God zijn? - en in een Psalm: "De Heer zei tot mijn Heer: Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot uw voetbank maak" (Ps. 109, 1)[b:Ps. 109, 1] - zal Hij daarna niet meer zetelen? - ofwel zo: iemand die een zaak verdedigd, zegt enkel wat de zaak betreft, en vindt het niet nodig daar andere dingen bij te voegen; he± is hem voldoende, zijn zaak die hij bepleiten moet, waar te maken en laat daarom het bijkomstige terzijde. Zo heeft dan ook hij, die begonnen was, het ongeschonden geheim van de menswording te bewijzen, het niet nodig geacht, nog meer van de maagdelijkheid van Maria te getuigen, want anders zou hij meer op een verdediger van de Maagd dan van het mysterie geleken hebben. Door de mededeling dat Josef een rechtschapen man was, had hij reeds voldoende verklaard dat deze niet in staat was, de tempel van de H. Geest, de Moeder des Heren, de schoot die het mysterie omsloot, te schenden.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
7. Wij hebben nu geleerd, hoe de feiten elkander opgevolgd zijn en welke bedoeling God daarbij gehad heeft, laat ons vervolgens naar het mysterie zoeken dat er achter schuilt. Zeer juist was Maria verloofd en toch maagd, want zij was een beeld van de Kerk, die èn onbevlekt is èn gehuwd. Als maagd heeft de Kerk ons ontvangen van de H. Geest, als maagd baart zij ons zonder zuchten. Misschien daarom was de heilige Maria met een ander gehuwd als van wien zij ontvangen heeft, omdat ook de afzonderlijke &erken weliswaar door de H. Geest met genade worden vervuld, maar met een tijdelijk priesterschap worden verbonden. d.i. door de tijdelijke...d.i. door de tijdelijke bisschoppen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 1, 28 De Engel trad bij haar binnen en sprak: Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met u, gezegend zijt gij onder de vrouwen. Maar zij verschrok toen zij hem zag binnentreden.
8
8. Ken de maagd, aan haar zeden, aan haar schroomvalligheid, leer haar kennen aan haar woorden en haar verbondenheid. Een maagd beeft en is beschroomd bij het binnenkomen van een man, wanneer zij door een man wordt aangesproken. Laten de vrouwen leren dit voorbeeld van zedigheid na te volgen. Door geen man gezien werd alleen door een engel in haar binnenkamer aangetroffen; alleen een zonder gezellin, alleen zonder getuige werd zij door de engel begroet, om door geen enkel ongepast woord bedorven te worden. Leer maagden, alle lichte taal vermijden; Maria was zelfs bevreesd voor de groet van de engel.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
9. "Zij vroeg zich af, zegt de Evangelist, wat die groet te betekenen had", en was dus bedeesd omdat zij vreesde; zij was voorzichtig, omdat zij zich verwonderde over die nieuwe, nog nooit gehoorde, nergens nog gebruikte heilwens. Alleen aan Maria wordt die groet gebracht; zij alleen wordt immers heel juist vol van genade geheten, omdat zij alleen een genade heeft ontvangen, die geen andere ooit heeft verdiend, van namelijk te worden vervuld met de Gever der genade zelf. Maria schaamde zich dus.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOok Elisabeth had zich geschaamd. Merken wij het verschil op tussen de schaamte van een vrouw en die van een maagd. Gene had zich geschaamd over de zaak zelve, deze, schaamde zich uit louter zedigheid. Bij een vrouw valt de wijze op van haar zedigheid, bij een maagd wordt deze nog bekoorlijker.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 1, 30-32 De Engel zei haar: vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Gij zult in uw schoot ontvangen en een Zoon baren en gij zult Hem Jesus noemen. Hij zal groot zijn.
10
10. Ook van Joannes was gezegd dat hij groot zou zijn, maar die zou groot zijn als mens, deze als God, want: "Groot is de Heer en aan zijn grootheid is geen einde" (Ps.144, 3)[b:Ps.144, 3]. Gene was ongetwijfeld groot, want onder al degenen die uit de vrouw geboren zijn is er geen groter dan Joannes, de profeet (Luc. 7, 28)[b:Luc. 7, 28]. Toch is er één nog groter, want "wie kleiner is in het Godsrijk, is groter dan hij" (Luc. 7, 28)[b:Luc. 7, 28]. Joannes was dus groot, maar in de ogen van de Heer. Welnu, die grote Joannes dronk noch wijn, noch sterke drank, terwijl deze met de tollenaars en de zondaars eet en drinkt (Mc. 2, 16)[b:Mc. 2, 16]. Gene, die van nature geen kracht had, heeft verdiensten om zijn onthouding; waarom zou Christus, die van nature de zonden kon vergeven, degenen vermijden, waarom hij iets beters dan onthouders kon maken? Hij had daarenboven nog een mystieke reden: Hij versmaadde hun gastmaal niet, omdat Hij hun Zijn Sacrament zou geven. Deze eet dus, gene vast, en zo is ieder van hen het beeld van een volk: de eerste van een volk dat vast, de tweede van een volk dat gevoed wordt. Toch heeft ook Christus gevast, opdat gij het gebod namelijk niet zoudt verwaarlozen; Hij heeft met de zondaars gegeten, om u zijn goedheid te laten zien, en gij zijn macht zoudt erkennen.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
11. Joannes was dus groot, maar zijn grootheid heeft een begin en een einde, terwijl de Heer Jesus tegelijkertijd begin en einde is, de eerste en de laatste tegelijk (Apoc. 1, 17; Apoc. 22, 13)[b:Apoc. 1, 17; Apoc. 22, 13]. Vóór de Eerste was er niets, na de Laatste is er niets. Daarom, laat u niet in de war brengen door wat bij de menselijke voortplanting regel is, denkend dat Hij niet de eerste is omdat Hij Zoon is. Volg de Schriften, en gij zult u niet vergissen: dáár wordt de Zoon eerste genoemd. Er is ook voorgelezen, dat de Vader alleen is, dat "Hij alleen onsterfelijk is en een onbereikbaar licht bewoond" (1 Tim. 1, 17)[b:1 Tim. 1, 17]. En toch is er geen eerste vóór de Vader, noch is er een alleen en zonder Zoon. Ontkent gij het ene, dan bevestigt gij het andere: volg beide, dan bevestigt gij beide. Hij heeft niet gezegd: "Ik ben de eerste en Ik ben de tweede", maar: "Ik ben de eerste en de laatste". De Zoon is de eerste, en daarom mede-eeuwig; Hij heeft immers een Vader, met Wie Hij de eeuwigheid deelt. Ja, ik durf te zeggen: de Zoon is eerste, maar Hij is niet alleen, en ik zeg het goed en spreek geen godslastering.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
12. Wat spitst gij uw oren, ketter, alsof gij iets goddeloos hoort? Gij zijt in uw eigen strikken gevallen. De Zoon is eerste, en Hij is niet alleen: Eerste is Hij, omdat Hij altijd met de Vader is; niet alleen, omdat Hij nooit zonder de Vader is. Niet ik zeg dit, maar Hij zelf heeft het gezegd: "En Ik ben niet alleen, omdat de Vader met Mij is" (Joh. 16, 32)[b:Joh. 16, 32]. De Vader is alleen, omdat er een God is; de Vader is alleen, omdat de godheid van Vader, Zoon en H. Geest een is, en wat één is, is alleen. De Vader is alleen, de Zoon is alleen, en de H. Geest is alleen. Want Hij die Zoon is, is niet tegelijk Vader, noch die Vader is, ook Zoon, noch die H. Geest is ook Zoon. Een ander is de Vader, een ander is de Zoon en een ander is de H. Geest. Wij lezen immers; "Ik zal de Vader vragen, en Hij zal u een andere Vertrooster geven" (Joh. 14, 16)[b:Joh. 14, 16]. De Vader is alleen, omdat er één God is, van Wie alles voortkomt; de Zoon is alleen, omdat er maar één Heer is, door Wie alles gemaakt is. Dat zij alleen zijn, komt van de godheid, de voortbrenging getuigt van een Vader en een Zoon, zodat de Zoon nooit zonder de Vader, noch de Vader zonder de Zoon kan worden gedacht. Hij is dus ook niet alleen, omdat Hij alleen niet onsterfelijk is, noch bewoont Hij alleen het ongenaakbaar licht, "want niemand heeft ooit God gezien, tenzij de eengeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is" (Joh. 1, 18)[b:Joh. 1, 18], die zit aan de rechterhand van de Vader. Sommigen durven te zeggen; dat het licht waarin de Vader woont, voor de Zoon ongenaakbaar is. Is het licht soms meer dan de Vader? En welk licht zou ongenaakbaar zijn voor Degene, voor Wie de Vader niet ongenaakbaar is? En Hij zelf is het ware licht en de oorsprong van het eeuwig licht, waarvan gezegd is: "Hij was het ware licht, dat iedere mens verlicht die in de wereld komt" (Joh. 1, 9)[b:Joh. 1, 9]. Wacht u dus, het licht, waarin de Vader woont, ongenaakbaar te heten, want ook de Zoon bewoont het, want de Vader is in de Zoon, en de Zoon in de Vader.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
13. Met recht wordt Hij dus groot genoemd. Wijd en zijd stort God zijn kracht uit, overvloedig deelt Hij van zijn wezen mede. De H. Drieëenheid kent generlei beperking of bepaling, niets is daar gemeten of afgepast. Door geen plaats behelsd, door geen brein gevat, niet te schatten en onveranderlijk is Zij. Soms heeft de Heer weliswaar aan mensen grootheid gegeven, naar het woord van de psalmist: "Over geheel de aarde is hun geluid uitgegaan en hun woorden tot aan het uiteinde der aarde" (Ps. 18, 5)[b:Ps. 18, 5]. Maar die grootheid reikte niet tot aan het uiteinde van het heelal, niet tot het uiteinde van de hemel, niet voorbij de hemelen. In de Heer Jesus "werd alles geschapen wat in de hemel is en op aarde, de zichtbare en onzichtbare dingen... Hij is vóór alles, en alles bestaat in Hem" (Kol. 1, 16)[b:Kol. 1, 16]. Ziet op naar de hemel, Jesus is daar. Ziet naar de aarde, ook daar is Hij. Stijg door het Woord tot de hemel op, daal door het Woord naar de onderwereld af, Jesus is daar. Want "zo gij naar de hemel opstijgt, Jesus is daar en zo gij naar de hel afdaalt, Hij is daar ook" (Ps. 138, 8)[b:Ps. 138, 8]. Op deze dag, waarop ik spreek, op deze plaats en op dit moment N.v.d.v.: Een duidelijk...N.v.d.v.: Een duidelijk bewijs, dat de H. Ambrosius deze uitleg mondeling gaf is Hij met mij, en zo op hetzelfde ogenblik in Armenië een christen spreekt, dan is Jesus ook daar.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaNiemand "kan immers zeggen: Heer Jesus, dan in de H. Geest" (1 Kor. 12, 3)[b:1 Kor. 12, 3]. Zo gij met uw gedachte tot in de afgronden afdaalt, zult gij ook daar Jesus zien werken. Er staat immers geschreven: "Zeg niet in uw hart, wie zal opstijgen tot de hemel? Om namelijk Christus te doen afdalen: of wie zal neerdalen tot de onderwereld? Alsof het nodig was Christus uit het dodenrijk te doen opstijgen" (Rom. 10, 6 vgl.)[b:Rom. 10, 6]. Waar is Hij dan niet, die de hemel en de aarde en het onderaardse vervult? Groot is Hij, wiens kracht de wereld vult, die overal is en zijn zal, omdat "aan zijn rijk geen einde komt" (Lc 1, 33)[b:Lc 1, 33].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- 1, 34 Maria sprak tot de Engel: Hoe kan dit geschieden, daar ik geen man beken?
14
14. Als men niet goed oplet, zou men zeggen, dat Maria niet geloofd. Het zou evenwel niet passen, dat zij die was uitverkoren om de eengeboren Zoon Gods te baren, niet geloofde. Hoe kan echter Zacharias door zijn ongeloof met stomheid geslagen worden, en Maria, gegeven dat zij niet geloofd had, worden verheven door de uitstorting van de H. Geest in haar? Natuurlijk was het een voorrecht dat zij Moeder mocht worden, en moest zij dit meer waarderen, en juist omdat het zo'n groot voorrecht was, moest zij er ook des te meer aan geloven. Maar Maria, die enerzijds niet mocht weigeren, aan een engel te geloven, moest anderzijds niet zo lichtzinnig zijn om van de goddelijke zaken gebruik te maken. Het was niet gemakkelijk het mysterie te kennen, dat "van alle eeuwigheid in God verborgen was" (Ef. 3, 9)[b:Ef. 3, 9], en dat zelfs aan hogere machten verborgen was gebleven. Toch heeft zij niet geweigerd te geloven, noch de dienst te vervullen, die men van haar vroeg. Zij heeft zich geschikt en haar onderwerping beloofd. Toen zij immers zei: "Hoe zal dat geschieden", twijfelde zij niet, dat het zou gebeuren, maar zij vroeg zich af, hoe het zou gebeuren. Hoe veel gematigder is haar antwoord dan dat van de priester? Maria zei: Hoe zal dit geschieden? Zacharias zei: Waaraan zal ik dat weten? Gene spreekt reeds van de zaak zelf, deze twijfelt nog aan de boodschap. Hij zegt dat hij het niet weet en weigert te geloven; hij verlangt als het ware, dat een ander zijn geloof steune. De ander zegt dat zij het zal doen; zij twijfelt niet dát het gedaan zal worden, maar vraagt hóe het gedaan moet worden.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
15. Er staat immers: "Hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken"? Men had reeds vroeger van zo'n ongelooflijke en ongehoorde voortplanting moeten horen, om daaraan te kunnen geloven. Dat een maagd zou baren, duidt op een goddelijk, niet op een menselijk mysterie. Isaias had gezegd: "De Heer zelf zal u een teken geven: zie, een maagd zal ontvangen en een zoon baren" (Jes. 7, 14)[b:Jes. 7, 14]. Maria had dat gelezen, daarom geloofde zij dat het zou geschieden. Zij had echter niet gelezen, hóe het zou geschieden. Aan die grote profeet was niet geopenbaard hoe het zou plaats vinden. Een zo verheven geheim moest niet door de mond van een mens, maar door een Engel worden geopenbaard; vandaag wordt voor het eerst gehoord: de Heilige Geest zal over u neerdalen; het wordt gehoord en geloofd.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHaar antwoord luidt: Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord. Let op haar nederigheid en haar bereidwilligheid. Zij noemt zich de dienstmaagd van de Heer, zij die was uitverkoren zijn moeder te worden. Zij is niet trots over die belofte, want door zich dienstmaagd te noemen, laat zij geen enkel recht op zulk een genade gelden, maar zegt eenvoudig, te zullen doen wat haar wordt opgelegd. Zij zou immers de zachtmoedige en nederige van harte baren en moest daarom ook zelf nederig zijn.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord. Hier komt haar dienstvaardigheid aan de dag, hier ziet gij haar overgave; zie de dienstmaagd van de Heer getuigt van haar dienstvaardigheid; mij geschiede naar uw woord is de uitdrukking van haar overgave. Hoe vlug heeft Maria dus geloofd, ondanks de ongelijkheid. Want bestaat er wel een geringere overeenkomst dan die tussen de H. Geest en het menselijk lichaam? Niets is toch zo ongehoord, als dat een maagd zwanger wordt, in strijd met de wetten der natuur, in strijd met alle gewoonte, in strijd ook met de eerbaarheid, het dierbaarste wat een maagd bezit. Zacharias weigerde te geloven, niet om reden van ongelijkheid, maar om reden van leeftijd. Het is immers heel gewoon, dat uit de verbinding van man en vrouw een kind voortkomt; zo iets kon niet ongelooflijk lijken, als de levensstaat het meebracht. De leeftijd is immers iets van de natuur, niet de natuur iets van de leeftijd, en daarom verhindert vaak de leeftijd de natuur.
17. Maar het is niet ongerijmd, dat een kleinere oorzaak plaats maakt voor een grotere, en dat dus het voornaamste voorrecht der natuur de leeftijd, die daaraan ondergeschikt is, verhindert zich te doen gelden. Hierbij komt nog, dat Abraham en Sara op hoge ouderdom een zoon hebben ontvangen en dat ook Josef "het kind der late jaren" was (Gen. 37, 3)[b:Gen. 37, 3]. Wanneer nu Sara wordt berispt omdat zij lachte (Gen. 18, 13)[b:Gen. 18, 13], dan wordt met meer recht degene veroordeeld, die noch aan de voorspelling, noch aan het voorbeeld wilde geloven. Maria blijft echter het feit niet te hebben betwijfeld, maar te hebben gevraagd, hoe het verwezenlijkt zou worden, toen zij zei: hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken. Door immers te vragen hoe dit zou gebeuren, gaf zij blijk te geloven dat het zou gebeuren. Daarom mocht zij horen: Zalig zijt gij, omdat gij geloofd hebt. Ja, waarlijk zalig zijt gij, die de priester overtreft. De priester had ontkent, de maagd heeft zijn fout verbeterd. Het moet ons dan ook niet verwonderen, dat de Heer die de wereld kwam verlossen, zijn werk met Maria begon; zij door wie aan allen het heil gebracht werd, zou dan zelf de eerste zijn die de vruchten daarvan ging plukken door haar Kind.
17. Maar het is niet ongerijmd, dat een kleinere oorzaak plaats maakt voor een grotere, en dat dus het voornaamste voorrecht der natuur de leeftijd, die daaraan ondergeschikt is, verhindert zich te doen gelden. Hierbij komt nog, dat Abraham en Sara op hoge ouderdom een zoon hebben ontvangen en dat ook Josef "het kind der late jaren" was (Gen. 37, 3)[b:Gen. 37, 3]. Wanneer nu Sara wordt berispt omdat zij lachte (Gen. 18, 13)[b:Gen. 18, 13], dan wordt met meer recht degene veroordeeld, die noch aan de voorspelling, noch aan het voorbeeld wilde geloven. Maria blijft echter het feit niet te hebben betwijfeld, maar te hebben gevraagd, hoe het verwezenlijkt zou worden, toen zij zei: hoe zal dit geschieden, daar ik geen man beken. Door immers te vragen hoe dit zou gebeuren, gaf zij blijk te geloven dat het zou gebeuren. Daarom mocht zij horen: Zalig zijt gij, omdat gij geloofd hebt. Ja, waarlijk zalig zijt gij, die de priester overtreft. De priester had ontkent, de maagd heeft zijn fout verbeterd. Het moet ons dan ook niet verwonderen, dat de Heer die de wereld kwam verlossen, zijn werk met Maria begon; zij door wie aan allen het heil gebracht werd, zou dan zelf de eerste zijn die de vruchten daarvan ging plukken door haar Kind.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
18. Maria heeft met recht gevraagd, hoe het zou geschieden. Zij had immers gelezen, zoals ik reeds gezegd heb: zie: een maagd zal in haar schoot ontvangen. Hoe die maagd zou baren, heeft voor het eerst de Engel in het Evangelie gezegd.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/9416-expositio-evangelii-secundum-lucam-liber-secunda-nl