Over de Vader
x
Informatie over dit document
Over de Vader
Catechese VII voor de illuminandi - Gehouden te Jeruzalem.
Cyrillus van Jeruzalem
350
Kerkelijke schrijvers - Catecheses
1974, Catechesen van onze heilige vader Cyrillus van Jerusalem I - getypte versie: Benedictusberg, Lemiers
Vert. uit het Grieks
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineaverdeling en -nummering en Bijbelreferenties naar CCEL
Datering onzeker
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1974
Mgr. J.J.M. van Susante
7 mei 2024
9258
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Lezing uit de brief aan de Efesiërs 3, 14. 'Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, naar Wie alle geslachten in de hemel en op aarde hun naam dragen'.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media1
Ik meen dat hetgeen wij gisteren gezegd hebben catechese VI catechese VI over Gods alleenheerschappij wel voldoende is geweest. Voldoende zeg ik, gezien onze menselijke zwakheid niet naar waarde, want dat is voor een sterfelijke natuur onmogelijk. Ook ben ik met u de buitenissigheden en veelzijdige dwalingen uitvoerig nagegaan, die wij bij de ketters tegenkomen. Na ons van hun oneerbaarheden te hebben ontdaan, en u verteld te hebben wat er zoal bij hen gebeurt, zullen wij nu weer naar ons gewone onderwerp overgaan. Wij moeten in ons de heilzame leringen van het ware geloof opnemen. Na over Gods alleenheerschappij gesproken te hebben, wil ik vandaag die van de Vader behandelen. Wij geloven 'in één God, de almachtige Vader'. Het is nodig niet alleen in één God te geloven, maar ook in het vaderschap ten opzichte van onze Heer Jezus Christus. Laten wij dit met passende vroomheid overwegen.
Ik meen dat hetgeen wij gisteren gezegd hebben catechese VI catechese VI over Gods alleenheerschappij wel voldoende is geweest. Voldoende zeg ik, gezien onze menselijke zwakheid niet naar waarde, want dat is voor een sterfelijke natuur onmogelijk. Ook ben ik met u de buitenissigheden en veelzijdige dwalingen uitvoerig nagegaan, die wij bij de ketters tegenkomen. Na ons van hun oneerbaarheden te hebben ontdaan, en u verteld te hebben wat er zoal bij hen gebeurt, zullen wij nu weer naar ons gewone onderwerp overgaan. Wij moeten in ons de heilzame leringen van het ware geloof opnemen. Na over Gods alleenheerschappij gesproken te hebben, wil ik vandaag die van de Vader behandelen. Wij geloven 'in één God, de almachtige Vader'. Het is nodig niet alleen in één God te geloven, maar ook in het vaderschap ten opzichte van onze Heer Jezus Christus. Laten wij dit met passende vroomheid overwegen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media2
Hetgeen wij hier met u behandelen is voor de Joden te hoog. Wel nemen zij aan dat er maar één God is - ofschoon zij door hun afgoderij ook dit dikwijls verloochend hebben - maar niet dat Hij tevens de Vader is van onze Heer Jezus Christus. Hun gevoelens staan lijnrecht tegenover die van de Profeten uit hun eigen huis. Die hadden onder meer geschreven: 'De Heer sprak tot Mij: Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik U voortgebracht' (Ps 2, 7) [b:Ps 2, 7]. Tot op de dag van heden 'briesen zij tegen Hem en rotten tegen de Heer samen en tegen zijn Christus' (Ps. 2, 2) [b:Ps. 2, 2]. Zij menen dat het mogelijk is in vriendschap te leven met de Vader, zonder verknocht te zijn aan de Zoon, niet wetend dat zij nooit tot de Vader zullen komen (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] dan alleen door de Zoon, die zegt: 'Ik ben de deur; Ik ben de weg' (Joh. 10, 9) [b:Joh. 10, 9]. Wie de weg die tot de Vader leidt, van de hand wijst en de deur niet wil kennen, wordt onwaardig geacht tot God te naderen. Zij zijn ook in tegenspraak met hetgeen in de 89° psalm staat geschreven: 'Hij zal Mij aanroepen: Gij zijt mijn Vader'; Gij zijt de beschermer van mijn heil. Ik zal Hem maken tot de eerstgeborene, verheven boven alle koningen van de aarde' (Ps.89, 26.27) [b:Ps.89, 26.27] Mochten zij dit met alle geweld op David, Salomon of een vaan de andere koningen willen toepassen, dan moeten zij ook aantonen, hoe die troon, waarover het in de voorspelling gaat, 'is als de dagen van de hemel, als de zon voor Gods aanschijn en als de maan voor eeuwig gevestigd' (Ps. 89, 29.36.37) [b:Ps. 89, 29.36.37] Of hoe willen zij deze tekst verklaren: 'Uit de schoot heb Ik U voor de morgenster verwekt', of deze: 'Blijven zal Hij met de zon en voor het aanschijn van de maan van geslacht tot geslacht'. Wan neer zij dit alles op een mens willen toepassen, is dat een toppunt van eigenzinnigheid.
Hetgeen wij hier met u behandelen is voor de Joden te hoog. Wel nemen zij aan dat er maar één God is - ofschoon zij door hun afgoderij ook dit dikwijls verloochend hebben - maar niet dat Hij tevens de Vader is van onze Heer Jezus Christus. Hun gevoelens staan lijnrecht tegenover die van de Profeten uit hun eigen huis. Die hadden onder meer geschreven: 'De Heer sprak tot Mij: Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik U voortgebracht' (Ps 2, 7) [b:Ps 2, 7]. Tot op de dag van heden 'briesen zij tegen Hem en rotten tegen de Heer samen en tegen zijn Christus' (Ps. 2, 2) [b:Ps. 2, 2]. Zij menen dat het mogelijk is in vriendschap te leven met de Vader, zonder verknocht te zijn aan de Zoon, niet wetend dat zij nooit tot de Vader zullen komen (Joh. 14, 6) [b:Joh. 14, 6] dan alleen door de Zoon, die zegt: 'Ik ben de deur; Ik ben de weg' (Joh. 10, 9) [b:Joh. 10, 9]. Wie de weg die tot de Vader leidt, van de hand wijst en de deur niet wil kennen, wordt onwaardig geacht tot God te naderen. Zij zijn ook in tegenspraak met hetgeen in de 89° psalm staat geschreven: 'Hij zal Mij aanroepen: Gij zijt mijn Vader'; Gij zijt de beschermer van mijn heil. Ik zal Hem maken tot de eerstgeborene, verheven boven alle koningen van de aarde' (Ps.89, 26.27) [b:Ps.89, 26.27] Mochten zij dit met alle geweld op David, Salomon of een vaan de andere koningen willen toepassen, dan moeten zij ook aantonen, hoe die troon, waarover het in de voorspelling gaat, 'is als de dagen van de hemel, als de zon voor Gods aanschijn en als de maan voor eeuwig gevestigd' (Ps. 89, 29.36.37) [b:Ps. 89, 29.36.37] Of hoe willen zij deze tekst verklaren: 'Uit de schoot heb Ik U voor de morgenster verwekt', of deze: 'Blijven zal Hij met de zon en voor het aanschijn van de maan van geslacht tot geslacht'. Wan neer zij dit alles op een mens willen toepassen, is dat een toppunt van eigenzinnigheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media3
Nemen de Joden deze en gelijksoortige woorden niet aan vanwege hun ongelovigheid, wij daarentegen nemen met vroomheid aan, wat het geloof ons leert en aanbidden de éne God en vader van Christus. Hem die aan alles de kracht verleent om voort te brengen, van zijn waardigheid beroven, zou goddeloos zijn. Wij geloven daarom in één God de almachtige vader. Alvorens wij de onderrichtingen over Christus geven, is het heilzaam nu reeds het geloof in de Eniggeborene te wekken in de zielen van de toehoorders. Dit behoeft geen scheiding teweeg te brengen in de onderrichtingen die over de Vader handelen.
Nemen de Joden deze en gelijksoortige woorden niet aan vanwege hun ongelovigheid, wij daarentegen nemen met vroomheid aan, wat het geloof ons leert en aanbidden de éne God en vader van Christus. Hem die aan alles de kracht verleent om voort te brengen, van zijn waardigheid beroven, zou goddeloos zijn. Wij geloven daarom in één God de almachtige vader. Alvorens wij de onderrichtingen over Christus geven, is het heilzaam nu reeds het geloof in de Eniggeborene te wekken in de zielen van de toehoorders. Dit behoeft geen scheiding teweeg te brengen in de onderrichtingen die over de Vader handelen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media4
Wanneer wij de naam van Vader uitspreken, moeten wij tegelijk de Zoon in het geheugen hebben. Ook omgekeerd: wanneer wij de Zoon noemen, moet de Vader ons voor de geest staan. Wordt de Vader genoemd, dan is het zeker de Vader van de Zoon en anderzijds, is er sprake van de Zoon, dan is het zeker dat Hij de Zoon van de Vader is. Wanneer wij in onze belijdenis zeggen; 'Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al het zichtbare en onzichtbare' en er vervolgens aan toevoegen: 'En in één Heer Jezus Christus', dan moeten wij daar niet de conclusie uit trekken, dat de eniggeboren Zoon op de tweede plaats komt, na de hemel en de aarde. Wij geven God de naam van Vader, als wij die dingen noemen, opdat tegelijkertijd bij het uitspreken van de naam 'Vader' wij ook denken aan de Zoon. Want tussen de Vader en de Zoon is niets van al het bestaande.
Wanneer wij de naam van Vader uitspreken, moeten wij tegelijk de Zoon in het geheugen hebben. Ook omgekeerd: wanneer wij de Zoon noemen, moet de Vader ons voor de geest staan. Wordt de Vader genoemd, dan is het zeker de Vader van de Zoon en anderzijds, is er sprake van de Zoon, dan is het zeker dat Hij de Zoon van de Vader is. Wanneer wij in onze belijdenis zeggen; 'Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al het zichtbare en onzichtbare' en er vervolgens aan toevoegen: 'En in één Heer Jezus Christus', dan moeten wij daar niet de conclusie uit trekken, dat de eniggeboren Zoon op de tweede plaats komt, na de hemel en de aarde. Wij geven God de naam van Vader, als wij die dingen noemen, opdat tegelijkertijd bij het uitspreken van de naam 'Vader' wij ook denken aan de Zoon. Want tussen de Vader en de Zoon is niets van al het bestaande.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media5
Van veel dingen is God in oneigenlijke zin Vader, maar van zijn eniggeboren Zoon, onze Heer Jezus Christus, is Hij het krachtens zijn natuur en in waarheid. Het is niet zo, dat Hij zich in de loop van de tijd het Vaderschap verworven heeft, neen, altijd is Hij vader van zijn eniggeboren Zoon. Hij is niet eerst kinderloos geweest en pas daarna Vader geworden, als zou Hij van besluit veranderd zijn, neen, vóór het bestaan van ieder wezen, vóór er maar iets zichtbaars bestond, voor iedere tijd en voor allen eeuwen heeft God de waardigheid van Vader, zodat Hij, om het menselijk uit te drukken, hierop meer trots gaat dan op zijn overige waardigheden. Noch door hartstocht, noch door enig samenkomen, noch in onkunde, noch door een gedeelte van zich te laten afscheiden, noch door kleiner te worden, noch door zelf te veranderen is Hij Vader geworden. 'Want iedere volmaakte gave komt van boven en daalt neer van de Vader van de lichten, bij Wie geen verandering bestaat of schaduw van wisselvalligheid' (Jac. 1, 17) [b:Jac. 1, 17]. De Vader is volmaakt en bracht een volmaakte Zoon voort. Hij geeft alles aan Hem die Hij heeft voortgebracht, zoals Christus getuigt: 'Alles werd Mij gegeven door mijn Vader' (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]. Hij wordt door zijn eniggeboren Zoon geëerd: 'Ik eer U, Vader' (Joh. 8, 49) [b:Joh. 8, 49], zegt de Zoon, en elders: 'Gelijk Ik de geboden van mijn Vader heb onderhouden en in zijn liefde blijf’ (Joh. 15, 10) [b:Joh. 15, 10]. Met de Apostel zeggen wij hetzelfde: 'Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van barmhartigheid en de God van iedere vertroosting' (2 Kor. 1, 3) [b:2 Kor. 1, 3], en: 'Wij buigen onze knieën voor de Vader, naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt' (Ef. 3, 14.15) [b:Ef. 3, 14.15]. Wij verheerlijken Hem met zijn eniggeboren Zoon: 'Want wie de Vader loochent, loochent ook de Zoon, (1 Joh. 2, 22) [b:1 Joh. 2, 22] en ook wie de Zoon belijdt, belijdt ook de Vader (1 Joh. 2, 23) [b:1 Joh. 2, 23], wetend dat de Heer Jezus Christus tot glorie van de Vader is' (Fil. 2, 11) [b:Fil. 2, 11].
Van veel dingen is God in oneigenlijke zin Vader, maar van zijn eniggeboren Zoon, onze Heer Jezus Christus, is Hij het krachtens zijn natuur en in waarheid. Het is niet zo, dat Hij zich in de loop van de tijd het Vaderschap verworven heeft, neen, altijd is Hij vader van zijn eniggeboren Zoon. Hij is niet eerst kinderloos geweest en pas daarna Vader geworden, als zou Hij van besluit veranderd zijn, neen, vóór het bestaan van ieder wezen, vóór er maar iets zichtbaars bestond, voor iedere tijd en voor allen eeuwen heeft God de waardigheid van Vader, zodat Hij, om het menselijk uit te drukken, hierop meer trots gaat dan op zijn overige waardigheden. Noch door hartstocht, noch door enig samenkomen, noch in onkunde, noch door een gedeelte van zich te laten afscheiden, noch door kleiner te worden, noch door zelf te veranderen is Hij Vader geworden. 'Want iedere volmaakte gave komt van boven en daalt neer van de Vader van de lichten, bij Wie geen verandering bestaat of schaduw van wisselvalligheid' (Jac. 1, 17) [b:Jac. 1, 17]. De Vader is volmaakt en bracht een volmaakte Zoon voort. Hij geeft alles aan Hem die Hij heeft voortgebracht, zoals Christus getuigt: 'Alles werd Mij gegeven door mijn Vader' (Mt. 11, 27) [b:Mt. 11, 27]. Hij wordt door zijn eniggeboren Zoon geëerd: 'Ik eer U, Vader' (Joh. 8, 49) [b:Joh. 8, 49], zegt de Zoon, en elders: 'Gelijk Ik de geboden van mijn Vader heb onderhouden en in zijn liefde blijf’ (Joh. 15, 10) [b:Joh. 15, 10]. Met de Apostel zeggen wij hetzelfde: 'Gezegend de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader van barmhartigheid en de God van iedere vertroosting' (2 Kor. 1, 3) [b:2 Kor. 1, 3], en: 'Wij buigen onze knieën voor de Vader, naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt' (Ef. 3, 14.15) [b:Ef. 3, 14.15]. Wij verheerlijken Hem met zijn eniggeboren Zoon: 'Want wie de Vader loochent, loochent ook de Zoon, (1 Joh. 2, 22) [b:1 Joh. 2, 22] en ook wie de Zoon belijdt, belijdt ook de Vader (1 Joh. 2, 23) [b:1 Joh. 2, 23], wetend dat de Heer Jezus Christus tot glorie van de Vader is' (Fil. 2, 11) [b:Fil. 2, 11].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media6
Wij aanbidden dus de Vader van onze Heer Jezus Christus, Schepper van hemel en aarde, God van Abraham, Izaäk en Jacob (Ex. 3, 6) [b:Ex. 3, 6], tot wiens eer de vroegere tempel - hier vlak bij - gebouwd was. Wij mogen het nooit dulden dat ketters het Oude van het Nieuwe Verbond losscheuren. vgl: N.v.d.r.: vergelijk [[[9246|+53]]] Over deze tempel zegt Jezus het volgende: 'Wist gij dan niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moest zijn?' (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49] en elders: 'Neemt deze dingen mee, gaat hier weg en maak van het huis van mijn Vader geen markthal' (Joh. 2, 16) [b:Joh. 2, 16]. Wat Jezus hier over de tempel van Jeruzalem zegt, bevestigt dat Hij deze zag als het huis van zijn Vader. Wanneer iemand zo ongelovig is dat hij nog meer bewijzen wil hebben dat de Vader van Christus dezelfde is als de Schepper van de wereld, laat hij dan naar Christus zelf luisteren: 'Worden niet twee mussen voor een penning verkocht? Toch zal er niet een op de grond vallen, zonder de wil van mijn Vader die in de hemel is' (Mt. 10, 29) [b:Mt. 10, 29]. En ook nog dit getuigenis: 'Ziet naar de vogels van de hemel, zij zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, toch voedt hen de hemelse Vader' (Mt. 6, 26) [b:Mt. 6, 26]. En elders: 'Mijn Vader werkt tot op heden toe en ook Ik werk'. (Joh. 5, 17) [b:Joh. 5, 17].
Wij aanbidden dus de Vader van onze Heer Jezus Christus, Schepper van hemel en aarde, God van Abraham, Izaäk en Jacob (Ex. 3, 6) [b:Ex. 3, 6], tot wiens eer de vroegere tempel - hier vlak bij - gebouwd was. Wij mogen het nooit dulden dat ketters het Oude van het Nieuwe Verbond losscheuren. vgl: N.v.d.r.: vergelijk [[[9246|+53]]] Over deze tempel zegt Jezus het volgende: 'Wist gij dan niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moest zijn?' (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49] en elders: 'Neemt deze dingen mee, gaat hier weg en maak van het huis van mijn Vader geen markthal' (Joh. 2, 16) [b:Joh. 2, 16]. Wat Jezus hier over de tempel van Jeruzalem zegt, bevestigt dat Hij deze zag als het huis van zijn Vader. Wanneer iemand zo ongelovig is dat hij nog meer bewijzen wil hebben dat de Vader van Christus dezelfde is als de Schepper van de wereld, laat hij dan naar Christus zelf luisteren: 'Worden niet twee mussen voor een penning verkocht? Toch zal er niet een op de grond vallen, zonder de wil van mijn Vader die in de hemel is' (Mt. 10, 29) [b:Mt. 10, 29]. En ook nog dit getuigenis: 'Ziet naar de vogels van de hemel, zij zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, toch voedt hen de hemelse Vader' (Mt. 6, 26) [b:Mt. 6, 26]. En elders: 'Mijn Vader werkt tot op heden toe en ook Ik werk'. (Joh. 5, 17) [b:Joh. 5, 17].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media7
Nu is het nog mogelijk dat iemand uit pure domheid of arglistigheid meent, dat Christus gelijk staat met een rechtvaardig mens en wel vanwege zijn uitspraak: 'Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader' (Joh. 20, 17) [b:Joh. 20, 17]. Daarom is het goed erop te wijzen dat de Vader wel drager is van één naam, maar dat zijn vaderschap veelsoortig is. Daarmee vertrouwd heeft Christus gezegd: 'Ik ga naar mijn Vader en uw Vader'. Dus niet tot onze Vader. Hij onderscheidt hier dus duidelijk een tweeërlei vaderschap; eerstens die krachtens zijn natuur: 'Tot mijn Vader', en vervolgens die krachtens aanneming, want Hij voegde er aan toe: 'tot uw Vader'. Wanneer wij daarom in ons gebed mogen bidden: 'Onze Vader die in de hemel zijt', dan is dit een gave die uit menslievendheid wordt geschonken. Vader noemen wij Hem, als waren wij van nature uit de Vader geboren, die in de hemel zijn woonplaats heeft. Maar het is door de genade van de Vader, dat wij uit de slavernij zijn overgebracht tot de aanneming van zonen. En het is door de H. Geest en door de Zoon dat wij Hem zo mogen noemen, dank zij zijn onuitsprekelijke menslievendheid.
Nu is het nog mogelijk dat iemand uit pure domheid of arglistigheid meent, dat Christus gelijk staat met een rechtvaardig mens en wel vanwege zijn uitspraak: 'Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader' (Joh. 20, 17) [b:Joh. 20, 17]. Daarom is het goed erop te wijzen dat de Vader wel drager is van één naam, maar dat zijn vaderschap veelsoortig is. Daarmee vertrouwd heeft Christus gezegd: 'Ik ga naar mijn Vader en uw Vader'. Dus niet tot onze Vader. Hij onderscheidt hier dus duidelijk een tweeërlei vaderschap; eerstens die krachtens zijn natuur: 'Tot mijn Vader', en vervolgens die krachtens aanneming, want Hij voegde er aan toe: 'tot uw Vader'. Wanneer wij daarom in ons gebed mogen bidden: 'Onze Vader die in de hemel zijt', dan is dit een gave die uit menslievendheid wordt geschonken. Vader noemen wij Hem, als waren wij van nature uit de Vader geboren, die in de hemel zijn woonplaats heeft. Maar het is door de genade van de Vader, dat wij uit de slavernij zijn overgebracht tot de aanneming van zonen. En het is door de H. Geest en door de Zoon dat wij Hem zo mogen noemen, dank zij zijn onuitsprekelijke menslievendheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media8
Wil iemand nog weten hoe wij God Vader noemen, dan heeft hij aan Mozes een goede pedagoog; luister dus naar hem. Hij zegt namelijk: 'Heeft niet deze vader zelf u voor zich verworven, u gemaakt en geschapen?' Vrijwel hetzelfde kunt u lezen bij Jesaja: 'Gij Heer zijt onze vader, wij zijn echter leem en het werk van uw handen' (Jes. 64, 8) [b:Jes. 64, 8]. Zeer duidelijk hebben profeten aangetoond dat wij Hem krachtens natuur Vader noemen, maar vanwege onze adoptie tot kinderen én krachtens de genade.
Wil iemand nog weten hoe wij God Vader noemen, dan heeft hij aan Mozes een goede pedagoog; luister dus naar hem. Hij zegt namelijk: 'Heeft niet deze vader zelf u voor zich verworven, u gemaakt en geschapen?' Vrijwel hetzelfde kunt u lezen bij Jesaja: 'Gij Heer zijt onze vader, wij zijn echter leem en het werk van uw handen' (Jes. 64, 8) [b:Jes. 64, 8]. Zeer duidelijk hebben profeten aangetoond dat wij Hem krachtens natuur Vader noemen, maar vanwege onze adoptie tot kinderen én krachtens de genade.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media9
Om u nog duidelijker aan te tonen dat het vaderschap in de H. Schrift niet steeds verstaan wordt van de natuurlijke Vader, laat ik u nu horen wat S. Paulus ons hierover zegt: 'Al had gij tienduizend leermeesters in Christus, veel vaders hebt gij in ieder geval niet; ik heb u door het Evangelie in Christus verwekt' (1 Kor. 4, 15) [b:1 Kor. 4, 15]. Dus niet door naar het vlees te verwekken, maar door het onderricht en de wedergeboorte van de geest was Paulus de vader van de Corinthiërs. Bij Job staat: 'Ik was de vader van de machtelozen' (Job 29, 16) [b:Job 29, 16]. Dit slaat niet op lichamelijke geboorte, maar op de zorg die hij allen toedroeg. Daarom verdiende hij de naam van vader. Toen Gods eniggeboren Zoon aan het kruis genageld, zijn eigen Moeder aan zijn meest geliefde leerling Johannes had geschonken met de woorden: 'Ziedaar uw Moeder', en tot haar sprak: ‘Zie uw zoon', heeft Hij ons daarmee getoond wat liefde vermag. Dit is ook de betekenis van het Lucaswoord: ‘Zijn vader en moeder waren verwonderd' (Lc. 2, 33) [b:Lc. 2, 33]. Haastig grijpen de ketters dit aan, om te bewijzen dat Hij geboren is uit de samenkomst van man en vrouw. Maar zoals Maria moeder geworden is van Johannes, - niet omdat zij hem heeft voortgebracht maar vanwege haar liefde - zo ook werd Jozef vader genoemd van Christus, vanwege de zorgen die hij besteed had aan de opvoeding en niet door verwekking. 'Want hij bekende haar niet, totdat zij haar eniggeboren Zoon had gebaard' (Mt. 1, 25) [b:Mt. 1, 25].
Om u nog duidelijker aan te tonen dat het vaderschap in de H. Schrift niet steeds verstaan wordt van de natuurlijke Vader, laat ik u nu horen wat S. Paulus ons hierover zegt: 'Al had gij tienduizend leermeesters in Christus, veel vaders hebt gij in ieder geval niet; ik heb u door het Evangelie in Christus verwekt' (1 Kor. 4, 15) [b:1 Kor. 4, 15]. Dus niet door naar het vlees te verwekken, maar door het onderricht en de wedergeboorte van de geest was Paulus de vader van de Corinthiërs. Bij Job staat: 'Ik was de vader van de machtelozen' (Job 29, 16) [b:Job 29, 16]. Dit slaat niet op lichamelijke geboorte, maar op de zorg die hij allen toedroeg. Daarom verdiende hij de naam van vader. Toen Gods eniggeboren Zoon aan het kruis genageld, zijn eigen Moeder aan zijn meest geliefde leerling Johannes had geschonken met de woorden: 'Ziedaar uw Moeder', en tot haar sprak: ‘Zie uw zoon', heeft Hij ons daarmee getoond wat liefde vermag. Dit is ook de betekenis van het Lucaswoord: ‘Zijn vader en moeder waren verwonderd' (Lc. 2, 33) [b:Lc. 2, 33]. Haastig grijpen de ketters dit aan, om te bewijzen dat Hij geboren is uit de samenkomst van man en vrouw. Maar zoals Maria moeder geworden is van Johannes, - niet omdat zij hem heeft voortgebracht maar vanwege haar liefde - zo ook werd Jozef vader genoemd van Christus, vanwege de zorgen die hij besteed had aan de opvoeding en niet door verwekking. 'Want hij bekende haar niet, totdat zij haar eniggeboren Zoon had gebaard' (Mt. 1, 25) [b:Mt. 1, 25].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media10
Dit zo terloops. Toch wil ik deze uitweiding benutten, om er een ander punt aan vast te knopen, nl. dat God in oneigenlijke zin Vader van de mensen wordt genoemd. Jesaja zegt tot God: 'Gij zijt onze Vader. Neen, Abraham kent ons niet (Jes. 63, 16) [b:Jes. 63, 16] en Sara heeft ons niet gebaard' (Jes. 51, 2) [b:Jes. 51, 2]. En de psalm zegt: 'Zij zullen leven voor zijn aangezicht, want Hij is de Vader van de wezen en de Rechter van de weduwen' (Ps. 68, 5) [b:Ps. 68, 5]. Hier ziet u toch duidelijk dat God vader wordt van hen die vaderloos zijn geworden, niet door generatie, maar door zijn zorgen en bescherming. Van de mensen is Hij in ieder geval in overdrachtelijke zin Vader, alleen van Christus is God van nature Vader en niet door aanneming. Van de mensen is Hij het geworden in de tijd, van Christus vóór het begin van de tijden. In het Hogepriesterlijk gebed bidt Christus: 'Vader, verheerlijk uw Zoon met de heerlijkheid die Ik bij U bezat eer de wereld bestond' (Joh. 17, 5) [b:Joh. 17, 5].
Dit zo terloops. Toch wil ik deze uitweiding benutten, om er een ander punt aan vast te knopen, nl. dat God in oneigenlijke zin Vader van de mensen wordt genoemd. Jesaja zegt tot God: 'Gij zijt onze Vader. Neen, Abraham kent ons niet (Jes. 63, 16) [b:Jes. 63, 16] en Sara heeft ons niet gebaard' (Jes. 51, 2) [b:Jes. 51, 2]. En de psalm zegt: 'Zij zullen leven voor zijn aangezicht, want Hij is de Vader van de wezen en de Rechter van de weduwen' (Ps. 68, 5) [b:Ps. 68, 5]. Hier ziet u toch duidelijk dat God vader wordt van hen die vaderloos zijn geworden, niet door generatie, maar door zijn zorgen en bescherming. Van de mensen is Hij in ieder geval in overdrachtelijke zin Vader, alleen van Christus is God van nature Vader en niet door aanneming. Van de mensen is Hij het geworden in de tijd, van Christus vóór het begin van de tijden. In het Hogepriesterlijk gebed bidt Christus: 'Vader, verheerlijk uw Zoon met de heerlijkheid die Ik bij U bezat eer de wereld bestond' (Joh. 17, 5) [b:Joh. 17, 5].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media11
Wij geloven dus in God de Vader, die onnaspeurlijk en onuitsprekelijk is. Niemand van de mensen heeft Hem ooit gezien , Gods eniggeboren Zoon heeft ons van Hem verhaald (Joh. 1, 18) [b:Joh. 1, 18]. Hij die uit God is heeft God gezien (Joh. 6, 46) [b:Joh. 6, 46]. De Engelen die in de hemel altijd het aanschijn van de Vader aanschouwen, zien Hem slechts in de mate van hun rang. Het zuiver en zonneklaar schouwen van de Vader komt alleen toe aan de Zoon en de H. Geest.
Wij geloven dus in God de Vader, die onnaspeurlijk en onuitsprekelijk is. Niemand van de mensen heeft Hem ooit gezien , Gods eniggeboren Zoon heeft ons van Hem verhaald (Joh. 1, 18) [b:Joh. 1, 18]. Hij die uit God is heeft God gezien (Joh. 6, 46) [b:Joh. 6, 46]. De Engelen die in de hemel altijd het aanschijn van de Vader aanschouwen, zien Hem slechts in de mate van hun rang. Het zuiver en zonneklaar schouwen van de Vader komt alleen toe aan de Zoon en de H. Geest.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media12
Nu wij zover in ons onderricht gekomen zijn, herinner ik mij de woorden welke ik zo-even sprak, waar ik God de Vader van de mensen noemde. Wat mij in deze verbaast is de ondankbaarheid van de mensen. Vanwege zijn onuitsprekelijke menslievendheid mogen wij God onze vader noemen. Hij die in de hemel is, is Vader van hen die op aarde zijn. De Schepper van de eeuwen van hen die in de tijd geschapen zijn Hij die de aarde in zijn hand kan vatten, van hen, die als sprinkhanen zijn (Jes. 40, 12.22) [b:Jes. 40, 12.22]. Maar wat is er nu gebeurd? De Vader die boven de hemelen verheven is, werd door de mensen verlaten toen zij tegen een stuk hout zeiden: 'Gij zijt mijn vader, en tot en stuk steen: gij hebt ons voortgebracht' (Jer. 2, 27) [b:Jer. 2, 27]. Tot de mensheid wordt in de psalm dit woord gericht: 'Vergeet uw volk en het huis van uw vader' (Ps. 45, 10) [b:Ps. 45, 10]. Die gij uzelf tot vader hebt gekozen, hebt gij tot uw verderf gekozen.
Nu wij zover in ons onderricht gekomen zijn, herinner ik mij de woorden welke ik zo-even sprak, waar ik God de Vader van de mensen noemde. Wat mij in deze verbaast is de ondankbaarheid van de mensen. Vanwege zijn onuitsprekelijke menslievendheid mogen wij God onze vader noemen. Hij die in de hemel is, is Vader van hen die op aarde zijn. De Schepper van de eeuwen van hen die in de tijd geschapen zijn Hij die de aarde in zijn hand kan vatten, van hen, die als sprinkhanen zijn (Jes. 40, 12.22) [b:Jes. 40, 12.22]. Maar wat is er nu gebeurd? De Vader die boven de hemelen verheven is, werd door de mensen verlaten toen zij tegen een stuk hout zeiden: 'Gij zijt mijn vader, en tot en stuk steen: gij hebt ons voortgebracht' (Jer. 2, 27) [b:Jer. 2, 27]. Tot de mensheid wordt in de psalm dit woord gericht: 'Vergeet uw volk en het huis van uw vader' (Ps. 45, 10) [b:Ps. 45, 10]. Die gij uzelf tot vader hebt gekozen, hebt gij tot uw verderf gekozen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media13
Maar luistert nu verder. Zij laten het niet bij hout of steen. Sommigen hebben zich zelfs de satan, de verderver van de zielen, tot vader gekozen. Met deze woorden wijst de Heer hen terecht: 'Gij doet de werken van uw vader' (Joh. 8, 41) [b:Joh. 8, 41]. De duivel wordt namelijk niet krachtens zijn natuur, maar vanwege zijn misleiding vader genoemd. Wij hebben reeds gezien dat de Apostel Paulus vanwege zijn liefdevol onderricht de vader van de Corinthiërs werd genoemd. Op gelijke wijze heeft de duivel zich de naam van vader verworven van hen die met hem heulen (Ps. 50, 18) [b:Ps. 50, 18].
Maar luistert nu verder. Zij laten het niet bij hout of steen. Sommigen hebben zich zelfs de satan, de verderver van de zielen, tot vader gekozen. Met deze woorden wijst de Heer hen terecht: 'Gij doet de werken van uw vader' (Joh. 8, 41) [b:Joh. 8, 41]. De duivel wordt namelijk niet krachtens zijn natuur, maar vanwege zijn misleiding vader genoemd. Wij hebben reeds gezien dat de Apostel Paulus vanwege zijn liefdevol onderricht de vader van de Corinthiërs werd genoemd. Op gelijke wijze heeft de duivel zich de naam van vader verworven van hen die met hem heulen (Ps. 50, 18) [b:Ps. 50, 18].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDegenen die het woord van St. Jan verkeerd verstaan moogt gij niet dulden. Het luidt: 'Hieraan zijn herkenbaar de kinderen van God en van de duivel' (1 Joh. 3, 10) [b:1 Joh. 3, 10], als zouden er onder de mensen er enigen zijn die dank zij hun natuur gered en anderen die vanwege hun natuur verloren gaan. Het is niet noodgedwongen, maar uit eigen vrije wil dat zij toetreden tot de aanneming. De verrader Judas was niet van nature een zoon van de duivel en dus van het verderf, want in dat geval had hij niet in Jezus naam duivels uitgedreven, want de satan wordt niet door de satan uitgedreven. Paulus zou dan ook niet van vervolger van Christus tot prediker van zijn naam zijn overgegaan. U ziet hieruit toch duidelijk, dat dit zoonschap geheel op vrije keuze berust. Luistert nog ten overvloede naar een getuigenis van St. Jan: 'Aan allen die hem opnamen, gaf Hij de macht kinderen van God te worden, aan hen die geloven in zijn Naam'. Niet vóór het geloof, maar dánk zij het geloof worden wij waardig gekeurd kinderen van God te worden op basis van vrijwilligheid.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media14
Met deze kennis toegerust moeten wij ons toeleggen op het geestelijke, opdat wij de aanneming van kinderen waardig worden. Kinderen Gods zijn zij, die zich door Gods Geest laten leiden (Rom. 8, 14) [b:Rom. 8, 14]. Het baat ons dus niet de Naam van Christus verworven te hebben, als de werken ons niet vergezellen. Anders treft ons het verwijt van Christus: 'Als gij kinderen van Abraham waart, zoudt gij ook de werken van Abraham doen' (Joh. 8, 39) [b:Joh. 8, 39]. Daarom vermaant ons de H. Petrus: 'Wanneer gij Hem als vader aanroept, die tevens de onpartijdige rechter is van al onze daden, dan moet gij uw verblijf in de vreemde doorbrengen in Godvrezendheid' (1 Pt. 1, 17) [b:1 Pt. 1, 17]. En op zijn beurt zegt St. Jan: ‘Als iemand de wereld liefheeft, dan is de liefde voor de vader niet in hem' (1 Joh. 2, 15) [b:1 Joh. 2, 15]. Laten wij daarom, geliefde kinderen, door onze werken lof brengen ‘aan de hemelse Vader, opdat de mensen zien mogen dat onze werken goed zijn en zij de Vader verheerlijken, die in de hemel is' (Mt. 5, 16) [b:Mt. 5, 16]. Werpt daarom al uw bezorgdheid op Hem, want onze vader weet wat wij nodig hebben (1 Pt. 5, 7; Mt. 6, 8) [b:1 Pt. 5, 7; Mt. 6, 8].
Met deze kennis toegerust moeten wij ons toeleggen op het geestelijke, opdat wij de aanneming van kinderen waardig worden. Kinderen Gods zijn zij, die zich door Gods Geest laten leiden (Rom. 8, 14) [b:Rom. 8, 14]. Het baat ons dus niet de Naam van Christus verworven te hebben, als de werken ons niet vergezellen. Anders treft ons het verwijt van Christus: 'Als gij kinderen van Abraham waart, zoudt gij ook de werken van Abraham doen' (Joh. 8, 39) [b:Joh. 8, 39]. Daarom vermaant ons de H. Petrus: 'Wanneer gij Hem als vader aanroept, die tevens de onpartijdige rechter is van al onze daden, dan moet gij uw verblijf in de vreemde doorbrengen in Godvrezendheid' (1 Pt. 1, 17) [b:1 Pt. 1, 17]. En op zijn beurt zegt St. Jan: ‘Als iemand de wereld liefheeft, dan is de liefde voor de vader niet in hem' (1 Joh. 2, 15) [b:1 Joh. 2, 15]. Laten wij daarom, geliefde kinderen, door onze werken lof brengen ‘aan de hemelse Vader, opdat de mensen zien mogen dat onze werken goed zijn en zij de Vader verheerlijken, die in de hemel is' (Mt. 5, 16) [b:Mt. 5, 16]. Werpt daarom al uw bezorgdheid op Hem, want onze vader weet wat wij nodig hebben (1 Pt. 5, 7; Mt. 6, 8) [b:1 Pt. 5, 7; Mt. 6, 8].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media15
Tegelijk met de hemelse Vader moeten wij ook de vader van het vlees eren. In Wet en Profeten heeft de Heer dit duidelijk gemaakt: 'Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga en gij lang moogt leven op aarde' (Deut. 5, 16) [b:Deut. 5, 16]. Dit geldt bijzonder voor hen die nog een vader en een moeder hebben. 'Opdat gij, kinderen, in alles uw ouders gehoorzaamheid betoont, want dit is welgevallig aan God' (Kol. 3, 20) [b:Kol. 3, 20]. Nergens heeft de Heer gezegd: wie zijn vader en moeder bemint is Mij niet waardig, want hetgeen goed geschreven staat, moogt gij niet verkeerd uitleggen, zelfs niet in onwetendheid. Maar Hij heeft er aan toegevoegd: 'Meer dan Mij' (Mt. 10, 37) [b:Mt. 10, 37] Is uw aardse vader een gevoelen toegedaan dat lijnrecht in strijd is met dat van de hemelse Vader, dan moogt gij zijn woord niet opvolgen. Maar zo onze ouders onze vroomheid niets in de weg leggen en wij zouden van onze kant hun weldaden jegens ons niet indachtig zijn, ja hen zelfs met ondankbaarheid bejegenen, dan zal het woord ons treffen dat luidt: 'Wie zijn vader of moeder vervloekt zal sterven' (Ex. 21, 17; Lev. 20, 9; Mt. 15, 4) [b:Ex. 21, 17; Lev. 20, 9; Mt. 15, 4].
Tegelijk met de hemelse Vader moeten wij ook de vader van het vlees eren. In Wet en Profeten heeft de Heer dit duidelijk gemaakt: 'Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga en gij lang moogt leven op aarde' (Deut. 5, 16) [b:Deut. 5, 16]. Dit geldt bijzonder voor hen die nog een vader en een moeder hebben. 'Opdat gij, kinderen, in alles uw ouders gehoorzaamheid betoont, want dit is welgevallig aan God' (Kol. 3, 20) [b:Kol. 3, 20]. Nergens heeft de Heer gezegd: wie zijn vader en moeder bemint is Mij niet waardig, want hetgeen goed geschreven staat, moogt gij niet verkeerd uitleggen, zelfs niet in onwetendheid. Maar Hij heeft er aan toegevoegd: 'Meer dan Mij' (Mt. 10, 37) [b:Mt. 10, 37] Is uw aardse vader een gevoelen toegedaan dat lijnrecht in strijd is met dat van de hemelse Vader, dan moogt gij zijn woord niet opvolgen. Maar zo onze ouders onze vroomheid niets in de weg leggen en wij zouden van onze kant hun weldaden jegens ons niet indachtig zijn, ja hen zelfs met ondankbaarheid bejegenen, dan zal het woord ons treffen dat luidt: 'Wie zijn vader of moeder vervloekt zal sterven' (Ex. 21, 17; Lev. 20, 9; Mt. 15, 4) [b:Ex. 21, 17; Lev. 20, 9; Mt. 15, 4].
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media16
Voor christenen is het eren van zijn ouders een voortreffelijke vorm van godsvrucht. Helpt zoveel mogelijk de lasten verlichten van hen die u het leven schonken, probeer zoveel mogelijk hun levensavond te verkwikken. Al vergelden wij nog zoveel, nooit zullen wij op onze beurt hun het leven schenken. Mogen zij, genietend van onze verkwikking, ons sterken met hun zegen, die Jacob door de voet te lichten, op listige wijze roofde. Dat de hemelse Vader onze goede wil mag aannemen en ons waardig maken, om met de rechtvaardigen te schitteren als de zon in het koninkrijk van onze God (Mt. 13, 43) [b:Mt. 13, 43], aan Wie de glorie zij, met de eniggeboren Zoon en verlosser Jezus Christus, tezamen met de H. Geest de Levendmaker, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Voor christenen is het eren van zijn ouders een voortreffelijke vorm van godsvrucht. Helpt zoveel mogelijk de lasten verlichten van hen die u het leven schonken, probeer zoveel mogelijk hun levensavond te verkwikken. Al vergelden wij nog zoveel, nooit zullen wij op onze beurt hun het leven schenken. Mogen zij, genietend van onze verkwikking, ons sterken met hun zegen, die Jacob door de voet te lichten, op listige wijze roofde. Dat de hemelse Vader onze goede wil mag aannemen en ons waardig maken, om met de rechtvaardigen te schitteren als de zon in het koninkrijk van onze God (Mt. 13, 43) [b:Mt. 13, 43], aan Wie de glorie zij, met de eniggeboren Zoon en verlosser Jezus Christus, tezamen met de H. Geest de Levendmaker, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/9258-over-de-vader-nl