Evangelie van hoop, Evangelie van het kruis
x
Informatie over dit document
Evangelie van hoop, Evangelie van het kruis
Evangelisch-Lutherse kerk in Rome
4e Zondag van de Veertigdagentijd (Jaar C) - Zondag Laetare
Paus Benedictus XVI
14 maart 2010
Pauselijke geschriften - Toespraken
2022, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Duits
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
13 augustus 2022
Sophie van Mierlo
30 augustus 2022
8698
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Beste zusters en broeders!
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media Welgemeend zou ik de hele gemeenschap en uw leiders, met name heer pastor Kruse, willen bedanken dat u mij heeft uitgenodigd om samen met u Laetare te vieren, op deze dag waarop hoop belangrijk is. De hoop die kijkt naar het licht dat door de verrijzenis van Christus hier middenin de onduidelijkheden van ons dagelijks leven binnenvalt in de onopgeloste vragen van ons leven. U, beste heer pastor Kruse, heeft ons hier de boodschap van hoop van de Heilige Paulus uitgelegd. Het evangelie uit Johannes 12 [5061 |+ 32206 ], dat ik mag uitleggen, is eveneens een evangelie van hoop en tegelijkertijd een evangelie van het kruis. Beide horen bij elkaar: aangezien het van het kruis is spreekt het over de hoop, en aangezien het hoop schenkt dient het te spreken over het kruis.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaJohannes vertelt ons dat Jezus naar Jeruzalem was opgekomen om het Pascha te vieren, en zegt vervolgens: "Er waren daar ook enkele Grieken die gekomen waren om te aanbidden bij de viering." Het waren bepaalde mensen uit de groep van de zogeheten phoboumenoi ton Theon, de Godvruchtigen, die buiten het polytheïsme van hun wereld op zoek waren naar de werkelijke God, die waarachtig God is, naar de ene God aan wie de gehele wereld toebehoort en die de God is van alle mensen. En zij hadden deze God, naar wie zij vroegen en zochten, naar wie ieder mens uitkijkt in het hart, gevonden in de Bijbel van Israël en aldaar de God herkend die de wereld geschapen heeft. Hij is de God van alle mensen, en tegelijkertijd heeft Hij een concreet volk en een locatie uitgekozen voor hemzelf om van daaruit aanwezig te zijn te midden van ons. Het zijn Godzoekenden en zij zijn naar Jeruzalem gekomen om de ene God te aanbidden, zodat zij op de een of andere manier kennis kunnen nemen van diens mysterie. Voorts vertelt de evangelist ons dat deze mensen van Jezus vernemen en tot Filippus komen, de apostel uit het half Griekssprekend Betsaïda, en zeggen: "Wij zouden Jezus wel willen zien." Hun verlangen om God te aanschouwen beweegt hen ertoe om Jezus te willen zien, om via Hem God beter te leren kennen. "Wij zouden Jezus wel willen zien": woorden die ook ons raken, aangezien wij Hem allemaal altijd meer zouden willen zien en waarnemen. Ik denk dat deze Grieken op twee manieren te maken hebben met ons: Enerzijds is hun situatie ook de onze, want ook wij zijn pelgrims met de vraag naar God, op zoek naar God. En ook wij willen Jezus graag beter leren kennen, hem werkelijk aanschouwen. Maar eveneens is het van belang dat wij net zoals Filippus en Andreas vrienden van Jezus zouden moeten zijn, die Hem kennen en die de weg naar Hem kunnen openen voor anderen. En daarom, denk ik, zouden wij in dit uur moeten bidden: Heer, help ons om mensen te zijn die op weg zijn naar U. Heer, geef ons het geschenk dat wij U meer mogen zien. Help ons om Uw vrienden te zijn die de deur tot U openen voor andere mensen. Of het voor deze Grieken tot een ontmoeting met Jezus is gekomen vertelt de Heilige Johannes ons niet. Het antwoord van Jezus dat hij aan ons bericht reikt boven het moment uit. Het is een dubbel antwoord: hij spreekt van de glorie van Jezus die op dit moment aanvangt. "Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden." (Joh. 12, 23) [b:Joh. 12, 23]. De Heer verduidelijkt deze uitdrukking van de glorie via de parabel van de tarwekorrel: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het alleen. Maar indien het sterft, dan brengt het veel vrucht voort" (Joh. 12, 24) [b:Joh. 12, 24]. De tarwekorrel dient inderdaad te sterven om in de aarde zogezegd opengebroken te worden, zodat het de krachten van de aarde in zich kan opnemen en aldus tot halm en tot vrucht kan worden. Bij de Heer is dit een parabel voor Zijn eigen mysterie. Hij is zelf de tarwekorrel die van God gekomen is, de goddelijke tarwekorrel die zich in deze aarde laat vallen en zich laat openbreken, laat openen in de dood en juist hierdoor openbaar wordt en zo in de wijde wereld vrucht kan opleveren. Nu gaat het niet meer enkel en alleen om een ontmoeting met deze of gene persoon voor een enkel ogenblik. Op dit moment is Hij nieuw en overschrijdt Hij als de Verrezene de grenzen van plaats en tijd. Nu komt Hij werkelijk naar de Grieken. Nu toont Hij zich aan hen en spreekt tot hen en zij spreken met Hem, en zo ontspringt het geloof en groeit de Kerk uit alle volkeren: de gemeenschap van de verrezen Jezus Christus die Zijn levend lichaam wordt, de vrucht van de tarwekorrel. In deze parabel kunnen wij ook de omschrijving van het mysterie van de Eucharistie aantreffen: Hij is de tarwekorrel die in de aarde valt en sterft. En zo ontstaat de heilige vermenigvuldiging van de broden van de Eucharistie, waarbij Hij brood wordt voor de mensen in alle tijden en op alle plaatsen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWat de Heer in deze christologische parabel over zichzelf bekendmaakt past Hij vervolgens op ons toe in twee aanvullende uitspraken, door te zeggen: "Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren tot in het eeuwige leven" (Joh. 12, 25) [b:Joh. 12, 25]. Als wij dat horen dan bevalt het ons niet meteen, geloof ik. Wij zouden tegen de Heer willen zeggen: Wat zegt U daar, Heer? Dienen wij ons leven te haten, onszelf te haten? Is ons leven niet een geschenk van God? Zijn wij niet naar uw evenbeeld geschapen? Zouden wij niet dankbaar en blij horen te zijn dat U ons het leven gegeven heeft? Het Woord van Jezus heeft echter een andere betekenis. Uiteraard heeft de Heer ons het leven gegeven, waarvoor wij erkentelijk zijn. Dankbaarheid en blijdschap zijn de fundamentele geesteshoudingen van het christelijk bestaan. Ja, wij mogen vrolijk zijn aangezien wij weten: mijn leven is van God. Het is geen betekenisloos toeval. Ik ben gewenst en ik ben geliefd. Wanneer Jezus zegt dat wij ons eigen leven dienen te haten bedoelt Hij iets geheel anders. Hij heeft hierbij twee fundamentele geesteshoudingen voor ogen. De ene is de instelling dat ik mijn leven graag voor mijzelf zou willen hebben, dat ik mijn leven als het ware als mijn bezit gebruik en mijzelf beschouw als mijn eigendom. Dat ik het leven, dat Hij geeft, zoveel mogelijk zou willen uitbuiten om veel te ervaren en om voor mijzelf te leven. Wie binnenin zichzelf leeft, naar zichzelf kijkt en alleen zichzelf wil, die vindt zichzelf niet maar die verliest zichzelf. Het is precies andersom: neem het leven niet, maar geef het. Dat is wat de Heer ons zegt. En niet doordat wij het leven toe-eigenen verkrijgen wij het, maar doordat wij het geven, doordat wij onszelf overstijgen, doordat wij niet omzien naar onszelf maar ons toewijden aan de ander in de nederigheid van de liefde en ons leven overgeven aan Hem en aan andere mensen. Op deze manier worden wij rijk door onszelf te verlaten, door vrij te worden van onszelf. In het geven van het leven, niet door het te nemen, ontvangen wij het werkelijke leven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaVervolgens gaat De Heer verder en vertelt ons in een tweede uitspraak: "Wanneer iemand Mij wil dienen, hij volge Mij; en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. Wanneer iemand Mij dient zal de Vader hem eren" (Joh. 12, 26) [b:Joh. 12, 26]. Deze zelfgave, dat eigenlijk simpelweg de essentie van de liefde is, is identiek aan het kruis. Omdat het kruis niets anders is dan precies deze fundamentele wet van de gestorven tarwekorrel, deze fundamentele wet van liefde: dat wij alleen onszelf worden door onszelf te geven. Maar nu voegt de Heer eraan toe dat deze zelfgave een meegaan met Hem is. Deze aanvaarding van het kruis, dit afstand nemen van onszelf, waarbij wij Hem achternagaan en Hem navolgend op deze weg van de tarwekorrel de weg van de liefde vinden. Een pad dat aanvankelijk een pad van beproeving en moeite lijkt te zijn en toch juist de weg tot verlossing is. De weg van het kruis dat de weg van de liefde is, van jezelf verliezen en geven, is discipelschap waard: het meegaan met Hem die zelf de weg, de waarheid en het leven is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaDit idee van discipelschap houdt tegelijkertijd ook in dat het plaatsvindt in het gezamenlijke. Dat niet iedereen zijn Christus heeft, zijn Jezus heeft, en dat wij Hem alleen kunnen navolgen als wij met elkaar samen met Hem gaande zijn, doordat wij ons toevoegen in dit geheel en gezamenlijk met Hem Zijn schenkende liefde verwerven. Discipelschap gebeurt samen. Onderdeel zijn van de gemeenschap van zijn discipelen maakt deel uit van Christen zijn. En dan komt de kwestie van de oecumene bij ons op: het verdriet erover dat wij deze samenhang aan stukken gescheurd hebben, dat wij de enige weg nog steeds in meerdere wegen verdelen waardoor de getuigenis die wij dienen te geven verduisterd raakt en de liefde haar volledige vorm niet kan vinden. Wat zullen wij daarop zeggen? Vandaag de dag horen wij veel klachten, wederzijdse verwijten dat de oecumene tot stilstand is gekomen; maar ik denk, in de eerste plaats dienen wij toch dankbaar te zijn dat er zoveel eenstemmigheid is. Het is toch goed dat wij vandaag, tijdens Laetare, hier met elkaar bidden, met elkaar dezelfde liederen zingen, met elkaar luisteren naar hetzelfde Woord van God om het samen met elkaar te mogen proberen te interpreteren en te begrijpen. Dat wij opkijken naar de ene Christus, die wij zien en tot wie wij willen behoren, en dat wij zo nog steeds getuigen dat Hij de ene is die ons allemaal geroepen heeft en aan wie wij diep van binnen allemaal toebehoren. Ik geloof dat wij voor de wereld vooral dit zichtbaar zullen moeten maken: niet allerlei ruzie en onenigheid, maar de blijdschap en dankbaarheid voor dit geschenk van de Heer. Dat er echte eenheid is die te allen tijde dieper kan worden en die ook steeds meer een getuigenis zal worden in deze wereld voor het Woord van Christus, voor de weg van Christus. Daarmee mogen wij ons uiteraard niet tevredenstellen, ook al zouden wij vol van dankbaarheid moeten zijn voor deze saamhorigheid. Dat wij desondanks bij fundamentele dingen, bij de viering van de Heilige Eucharistie niet uit dezelfde kelk kunnen drinken, niet aan hetzelfde altaar staan, moet ons met verdriet vervullen dat wij ons schuldig maken en dat wij de getuigenis verduisteren; het moet ons rusteloos maken van binnen om op weg te zijn naar meer eenheid in de kennis dat tenslotte alleen Hij het kan geven, omdat een eenheid die wij zelf zouden bedingen door de mens gemaakt zou zijn en net zo gebrekkig zou zijn als alles wat mensen maken. Wij geven onszelf aan Hem, proberen Hem steeds meer te kennen en van Hem te houden, Hem te zien, en het aan Hem over te laten om ons werkelijk volledig tot eenheid te brengen, waarvoor wij op dit uur met alle urgentie tot hem bidden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaBeste vrienden, nogmaals wil ik u bedanken voor de uitnodiging om hier te mogen zijn, bedanken voor de gastvrijheid waarmee u mij ontvangen heeft - ook voor uw woorden, beste mevrouw dr. Esch; bedanken dat wij met elkaar mochten bidden en zingen. Laten wij bidden voor elkaar, en laten wij bidden met elkaar dat de Heer ons eenheid zal schenken en dat Hij de wereld helpt tot het geloof te komen. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/8698-nl