Maria de hoedster van het Concilie en de Kerk
x
Informatie over dit document
Maria de hoedster van het Concilie en de Kerk
Tijdens H. Mis bij gelegenheid van de 40e verjaardag van de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie
Sint Pietersbasiliek
Hoogfeest Maria Onbevlekt Ontvangen
Paus Benedictus XVI
8 december 2005
Pauselijke geschriften - Homilieën
2005, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit Spaanstalige vertaling
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
29 augustus 2022
W.J.G.A. Veth pr.
10 september 2022
8706
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Dierbare broeders in het bisschopsambt en het priesterschap;
beminde broeders en zusters:
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaVeertig jaar geleden, op 8 december 1965, sloot paus Paulus VI op het Sint-Pietersplein, naast deze basiliek, plechtig het Tweede Vaticaans Concilie af [749]. Het was geopend door Johannes XXIII op 11 oktober 1962, destijds het feest van het Moederschap van Maria, en eindigde op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis. Een mariaal kader omringt het Concilie. Eigenlijk is het veel meer dan een kader: het is een oriëntatie van haar hele weg. Het wijst ons, zoals destijds de Vaders van het Concilie, op het beeld van de Maagd die luistert, die leeft van het woord van God, die de woorden die van God tot haar komen in haar hart bewaart, ze brengt ze tezamen als een mozaïek en leert ze zo te begrijpen. (Lc. 2, 19.51) [[b:Lc. 2, 19.51]] Het verwijst naar de grote gelovige die zich vol vertrouwen in de handen van God legt en zich overgeeft aan zijn wil. Het wijst op de nederige Moeder die, wanneer de zending van de Zoon daarom vraagt, zich terugtrekt; en tegelijkertijd naar de dappere vrouw die, terwijl de leerlingen vluchten, staat aan de voet van het kruis. Paulus VI had Maria in zijn toespraak ter gelegenheid van de afkondiging van de conciliaire constitutie over de Kerk beschreven als"tutrix huius Concilii", "beschermster van dit Concilie" Post Duos Menses [[1612|21]], en, met een onmiskenbare toespeling op het relaas van Pinksteren, overgeleverd door heilige Lucas (Hand. 1, 12-14) [[b:Hand. 1, 12-14]], had hij gezegd dat de Vaders zich hadden verzameld in de conciliezaal "cum Maria, Matre Iesu", en dat zij nu ook in haar naam naar buiten zouden treden. vgl: Post Duos Menses [[[1612|34]]]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet moment blijft onuitwisbaar in mijn herinnering nadat de Vaders de woorden hoorden "Mariam sanctissimam declaramus Matrem Ecclesiae", zij spontaan opstonden en applaudisseerden en eerbetoon brachten aan de Moeder van God, aan onze Moeder, aan de Moeder van de Kerk. In feite vatte de paus met deze titel de mariale leer van het Concilie samen en bood de sleutel tot het begrip ervan. Maria heeft niet slechts een unieke relatie met Christus, Gods Zoon, die als mens haar zoon wilde worden. Geheel verenigd met Christus, behoort ze ook helemaal tot ons. Ja, we kunnen zeggen dat Maria ons als geen ander mens nabij is, want Christus is mens voor de mensen en zijn hele zijn is een "zijn voor ons". Christus, zeggen de Vaders, is als Hoofd onafscheidelijk van zijn Lichaam dat de Kerk is, en vormt met haar, om zo te zeggen, één enkel levend subject. De Moeder van het Hoofd is ook de Moeder van de gehele Kerk; zij is als het ware volledig van zichzelf ontdaan; zij gaf zichzelf volledig aan Christus, en met hem geeft zij zichzelf als een gave aan ons allen. Inderdaad, hoe meer de mens zichzelf geeft, hoe meer hij zichzelf vindt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet Concilie wilde ons dit zeggen: Maria is zo verenigd met het grote mysterie van de Kerk dat zij en de Kerk onafscheidelijk zijn, net als zij en Christus. Maria weerspiegelt de Kerk, anticipeert haar in haar persoon en te midden van alle turbulentie die de Kerk in haar lijden en smart teistert, blijft zij altijd de ster van het heil. Zij is het ware centrum (van de Kerk) waar we ons vertrouwen op stellen, hoewel de periferie ervan heel vaak zwaar op onze ziel weegt. Paus Paulus VI heeft dit alles in de context van de afkondiging van de constitutie over de Kerk benadrukt door middel van een nieuwe titel die diep geworteld is in de Traditie, juist om de innerlijke structuur van de leer over de Kerk die in het Concilie is ontwikkeld, te belichten. Vaticanum II moest zich uitspreken over de institutionele componenten van de Kerk: over de bisschoppen en de paus, over de priesters, de leken en de religieuzen in hun gemeenschap en in hun relaties; het zou de Kerk op weg moeten beschrijven, die "zondaars in haar midden (heeft); zij is heilig en moet zich tevens altijd weer zuiveren..." Lumen Gentium [[617|8]] Maar dit "petrinisch" aspect van de Kerk is inbegrepen in het "mariale" aspect. In Maria de Onbevlekte vinden we het wezen van de Kerk op een onvervalste manier. We moeten van haar leren om "ecclesiale zielen" te worden - zo drukten de Vaders zich uit - om ons, volgens het woord van de heilige Paulus, "onbevlekt" voor de Heer te verschijnen, juist zoals hij ons vanaf het begin wilde. (Kol. 1, 21; Ef. 1, 4) [[b:Kol. 1, 21; Ef. 1, 4]]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar nu moeten we ons afvragen: wat betekent 'Maria, de Onbevlekte'? Heeft deze titel ons iets te zeggen? De liturgie van vandaag verduidelijkt de inhoud van dit woord met twee geweldige beelden. Allereerst het prachtige verhaal van de aankondiging aan Maria, de Maagd van Nazareth, aangaande de komst van de Messias. De begroeting van de engel is doorweven met draden uit het Oude Testament, vooral van de profeet Zefanja. Deze laat ons begrijpen dat Maria, de nederige vrouw uit de provincie, uit een priesterlijk geslacht en die het grote priesterlijk patrimonium van Israël in zich draagt, de "heilige rest" van Israël naar wie de profeten verwijzen in alle turbulente en duistere tijden. In haar is het ware Sion aanwezig, de zuivere, de levende woonstede van God. In haar woont de Heer, in haar vindt hij zijn rustplaats. Zij is het levende huis van God die niet in stenen huizen woont, maar in het hart van de levende mens. Zij is de spruit die in de donkere winternacht van de geschiedenis opbloeit uit Davids neergevelde stam. Daarin worden de woorden van de psalm vervuld: "De aarde gaf haar gewas" (Ps. 67, 7) [b:Ps. 67, 7]. Zij is het nageslacht waaruit de boom van de verlossing en van de verlosten ontspruit. God heeft niet gefaald, zoals het lijkt aan het begin van het historie met Adam en Eva, of tijdens de Babylonische ballingschap, en zoals het opnieuw leek in de tijd van Maria, toen Israël een onbelangrijk volk was geworden in een bezet gebied, met zeer weinig herkenbare tekenen van zijn heiligheid. God heeft niet gefaald. Het heilige Israël leeft in de nederigheid van het huis van Nazareth, de zuivere rest. God redde en redt zijn volk. Uit de neergevelde stam treedt zijn geschiedenis opnieuw naar voren en wordt tot een nieuwe levende kracht die de wereld leidt en doordringt. Maria is het heilige Israël; ze zegt "ja" tegen de Heer, ze stelt zich volledig tot zijn beschikking en wordt zo de levende tempel van God.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaHet tweede beeld is veel moeilijker en duister. Deze metafoor, ontleend aan het boek Genesis (Gen. 3, 15) [b:Gen. 3, 15], spreekt ons vanuit een grote historische afstand die alleen met inspanning kan worden verduidelijkt; alleen door de geschiedenis heen is het mogelijk geweest om een dieper begrip te ontwikkelen van wat daar wordt bedoeld. Er wordt voorzegd dat door de geschiedenis heen de strijd tussen de mens en de slang, dat wil zeggen tussen mens en de krachten van het kwaad en de dood, zal voortduren. Maar ook wordt aangekondigd dat "de afstamming" van de vrouw op een dag de kop van de slang, de dood, zal overwinnen en verpletteren; er wordt aangekondigd dat de afstamming van de vrouw - en in hem de vrouw en de moeder zelf - zal overwinnen, en dus zal God door de mens overwinnen. Als we samen met de gelovige en biddende Kerk naar deze tekst luisteren, dan kunnen we beginnen te begrijpen wat de erfzonde is, erfelijke zonde, en ook wat de verdediging is tegen deze erfzonde, wat verlossing is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaWat is het beeld dat deze pagina ons voorhoudt? De mens vertrouwt God niet. Verleid door de woorden van de slang, koestert hij de verdenking dat God uiteindelijk iets van zijn leven wegneemt, dat God een concurrent is die onze vrijheid beperkt, en dat we pas volledig mens zullen zijn als we hem opzij zetten; dat wil zeggen, alleen op deze manier kunnen we onze vrijheid volledig realiseren. De mens leeft met de verdenking dat Gods liefde een afhankelijkheid creëert en dat hij zich van deze afhankelijkheid moet bevrijden om volledig zichzelf te zijn. De mens wil zijn bestaan en de volheid van zijn leven niet van God ontvangen. Hij wil van de boom der kennis de macht nemen om de wereld vorm te geven, een god te worden die op zijn niveau beweegt en met zijn krachten de dood en duisternis verslaan. Hij wil niet rekenen op liefde die hem niet betrouwbaar lijkt; hij rekent slechts op kennis omdat die hem macht verleent. Meer dan liefde zoekt hij macht, waarmee hij zijn leven autonoom wil sturen. Door dit te doen, vertrouwt hij meer op de leugen dan op de waarheid, en zo zinkt hij met zijn leven in de leegte, in de dood. Liefde is geen afhankelijkheid, maar een gave die ons doet leven. De vrijheid van een mens is de vrijheid van een beperkt wezen en is daarom zelf beperkt. We kunnen haar slechts bezitten als gedeelde vrijheid, in de gemeenschap van vrijheden: vrijheid kan zich alleen ontwikkelen als we leven, zoals we zouden moeten, met elkaar en voor elkaar. We leven zoals we zouden moeten, als we leven volgens de waarheid van ons wezen, dat wil zeggen, naar Gods wil. Want Gods wil is voor de mens niet een van buitenaf opgelegde wet die hem verplicht, maar de intrinsieke maat van zijn natuur, een maat die in hem is gegrift en hem tot beeld van God maakt, en aldus een vrij schepsel. Als we tegen de liefde en tegen de waarheid in leven - tegen God - dan vernietigen we elkaar en vernietigen we de wereld. We vinden zo geen leven, maar handelen in het belang van de dood. Dit alles wordt met onsterfelijke beelden verteld in het verhaal van de oorspronkelijke val en de verdrijving van de mens uit het aardse paradijs.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaBeminde broeders en zusters, als we oprecht over onszelf en onze geschiedenis nadenken, moeten we zeggen dat dit verhaal niet alleen de geschiedenis van het begin beschrijft, maar ook de geschiedenis van alle tijden, en dat we allen een druppel in ons dragen van het gif van die denkwijze zoals weerspiegeld in de beelden van het boek Genesis [5061 |+ 3 ]. We noemen deze gifdruppel erfzonde. Juist op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis schiet bij ons kiem het vermoeden dat iemand die helemaal niet zondigt in wezen saai is; dat er iets ontbreekt in zijn leven: de dramatische dimensie van het autonoom zijn; dat de vrijheid om nee te zeggen, het afdalen in de duisternis van de zonde en voor zichzelf willen handelen deel uitmaakt van het ware feit van het menszijn; dat alleen dan men ten volle kan genieten van de breedte en diepte van het menszijn, van werkelijk onszelf zijn; dat we deze vrijheid op de proef moeten stellen, zelfs tegen God, om echt onszelf te worden. Kortom, we denken dat het kwaad uiteindelijk goed is, dat we het, in ieder geval een beetje, nodig hebben om de volheid van het zijn te ervaren. We denken dat Mephistopheles - de verleider - gelijk heeft als hij zegt dat het de kracht is "die altijd het kwade wil en altijd het goede doet." I, 3 [[8707]] Wij denken dat een beetje instemmen met het kwaad, een beetje vrijheid voorbehouden jegens God, diep van binnen goed is en zelfs noodzakelijk.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaMaar kijkend naar de wereld die ons omringt, kunnen we zien dat dat niet zo is, dat wil zeggen dat het kwaad altijd vergiftigt, de mens niet verheft maar hem juist verlaagt en vernedert; het maakt hem niet groter, zuiverder en rijker, maar het beschadigt hem en maakt hem kleiner. Op de dag van de Onbevlekte Ontvangenis zouden we eerder dit moeten leren: de mens die zich volledig in de handen van God overgeeft, wordt geen marionet van God, een saai en conformistisch persoon; hij verliest zijn vrijheid niet. Alleen de mens die zichzelf volledig in de handen van God plaatst, vindt ware vrijheid, de grote en creatieve reikwijdte van de vrijheid van het goede. De mens die zich tot God wendt, wordt niet kleiner maar groter, want dankzij God en samen met Hem wordt hij groot, wordt hij goddelijk, wordt hij werkelijk zichzelf. De mens die zich in de handen van God legt, verwijdert zich niet van anderen door zich terug te trekken in zijn persoonlijke redding; integendeel, alleen dan wordt zijn hart echt gewekt en wordt hij een gevoelig en daarom welwillend en open persoon. Hoe dichter de mens bij God is, hoe dichter bij de mensen. We zien dat in Maria. Het feit dat zij geheel in God is, is de reden waarom zij ook zo dicht bij de mensen staat. Daarom kan zij de Moeder van alle troost en alle hulp zijn, een Moeder tot wie allen, in welke nood dan ook, zich in hun zwakheid en zonde kunnen wenden, omdat zij alles begrijpt en voor allen de open kracht van creatieve goedheid is.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaIn haar drukt God zijn eigen beeld, het beeld van Degene die het verloren schaap volgt tot in de bergen en in de doornen en distels van de zonden van deze wereld, zich verwondend door de doornenkroon van deze zonden, om het schaap op zijn schouders te nemen en mee naar huis te dragen. Als meelevende Moeder is Maria de verwachte figuur en het permanente portret van de Zoon. En zo zien we dat het beeld van Onze Lieve Vrouw van Smarten, van de Moeder die lijden en liefde deelt, ook een waarachtig beeld is van de Onbevlekte. Haar hart, door met God te zijn en te voelen, werd verruimd. Daarin kwam en komt Gods goedheid ons heel nabij. Aldus staat Maria voor ons als een teken van troost, bemoediging en hoop. Zij wendt zich tot ons en zegt: "Waag het om het met God aan te durven. Tracht het. Heb geen vrees voor hem. Heb de moed om met het geloof risico's te nemen. Heb de moed om risico's te nemen met de goedheid. Heb de moed om risico's te nemen met een zuiver hart. Wijd je toe aan God; en dan zul je zien dat juist op deze manier je leven zich verbreedt en oplicht, en het is niet saai, maar vol oneindige verrassingen, want de oneindige goedheid van God raakt nooit uitgeput".
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaOp deze feestdag willen we de Heer danken voor het grote teken van zijn goedheid dat Hij ons gaf in Maria, zijn Moeder en Moeder van de Kerk. We willen Hem smeken Maria op ons pad te zetten als een licht dat ons helpt ook licht te worden en dit licht te dragen in de nachten van de geschiedenis. Amen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/8706-maria-de-hoedster-van-het-concilie-en-de-kerk-nl