Sacerdotium Ministeriale
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Sacerdotium Ministeriale
Aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over bepaalde vragen betreffende de bediening van de Eucharistie
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
6 augustus 1983
Curie - Brieven
1983, Archief van de Kerken jrg 38 nr 11, pag 17-20
november 1983
Archief van de Kerken
25 februari 2024
1088
nl
Referenties naar dit document: 9
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Het origineel nummert per hoofdstuk telkens vanaf "nummer 1". De versie op deze site zijn de randnummers doorgenummerd over alle hoofdstukken heen.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Inleiding
1
I.1
Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft uitdrukkelijk als geloofszekerheid vastgesteld, dat het ambtelijk of hiërarchische priesterschap niet alleen in rangorde, maar ook wezenlijk verschilt van het algemeen priesterschap van de gelovigen, en dat alleen de bisschoppen en de priesters de volmacht bezitten om het mysterie van de Eucharistie te voltrekken. Want ofschoon de gelovigen deelhebben aan één en hetzelfde priesterschap van Christus en zich verenigen in de eucharistische offergave, heeft alleen de priesterlijke bedienaar uit kracht van het Sacrament van het Priesterschap de volmacht om het eucharistische offer 'in de persoon van Christus' te voltrekken en in naam van heel het christenvolk op te dragen. Lumen Gentium [[617|10.17.26.28]] Sacrosanctum Concilium [[570|7]] Christus Dominus [[646|15]] Presbyterorum Ordinis [[704|2.3]] vgl: Mysterium Fidei [[[392|31]]]
Het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] heeft uitdrukkelijk als geloofszekerheid vastgesteld, dat het ambtelijk of hiërarchische priesterschap niet alleen in rangorde, maar ook wezenlijk verschilt van het algemeen priesterschap van de gelovigen, en dat alleen de bisschoppen en de priesters de volmacht bezitten om het mysterie van de Eucharistie te voltrekken. Want ofschoon de gelovigen deelhebben aan één en hetzelfde priesterschap van Christus en zich verenigen in de eucharistische offergave, heeft alleen de priesterlijke bedienaar uit kracht van het Sacrament van het Priesterschap de volmacht om het eucharistische offer 'in de persoon van Christus' te voltrekken en in naam van heel het christenvolk op te dragen. Lumen Gentium [[617|10.17.26.28]] Sacrosanctum Concilium [[570|7]] Christus Dominus [[646|15]] Presbyterorum Ordinis [[704|2.3]] vgl: Mysterium Fidei [[[392|31]]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
I.2
In de laatste jaren zijn echter opvattingen verbreid en zelfs af en toe in praktijk gebracht, die de hierboven vermelde leer van de Kerk loochenen en die zo het innerlijk leven van de Kerk schade berokkenen. Deze opvattingen, die op allerlei wijzen en met onderscheiden argumentaties naar voren worden gebracht, beginnen zelfs weerklank te vinden bij de gewone gelovigen hetzij op grond van de bewering, dat ze wetenschappelijk gefundeerd zouden zijn, hetzij op basis van het voorwendsel, dat alléén zo aan de noodzakelijke pastorale zorg en het sacramentele leven voor de christengemeenschappen voldaan zou kunnen worden.
In de laatste jaren zijn echter opvattingen verbreid en zelfs af en toe in praktijk gebracht, die de hierboven vermelde leer van de Kerk loochenen en die zo het innerlijk leven van de Kerk schade berokkenen. Deze opvattingen, die op allerlei wijzen en met onderscheiden argumentaties naar voren worden gebracht, beginnen zelfs weerklank te vinden bij de gewone gelovigen hetzij op grond van de bewering, dat ze wetenschappelijk gefundeerd zouden zijn, hetzij op basis van het voorwendsel, dat alléén zo aan de noodzakelijke pastorale zorg en het sacramentele leven voor de christengemeenschappen voldaan zou kunnen worden.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
I.3
De Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] wil derhalve in de geest van collegialiteit aan de bisschoppen met dit schrijven een hulp aanbieden en enige wezenlijke leerstellingen van de Kerk omtrent de bedienaar van de Eucharistie naar voren brengen, zoals die door de levende traditie overgeleverd zijn, en zoals die ook in vroegere documenten van het kerkelijk leerambt tot uitdrukking kwamen. Hoewel de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] de gehele beschouwing omtrent de leer over het priesterambt, zoals die door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] naar voren is gebracht, veronderstelt bekend te zijn, vindt zij het in de huidige omstandigheden dringend noodzakelijk om het bijzondere en het wezenlijke van het priesterambt nog duidelijker uiteen te zetten.
De Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] wil derhalve in de geest van collegialiteit aan de bisschoppen met dit schrijven een hulp aanbieden en enige wezenlijke leerstellingen van de Kerk omtrent de bedienaar van de Eucharistie naar voren brengen, zoals die door de levende traditie overgeleverd zijn, en zoals die ook in vroegere documenten van het kerkelijk leerambt tot uitdrukking kwamen. Hoewel de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] de gehele beschouwing omtrent de leer over het priesterambt, zoals die door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] naar voren is gebracht, veronderstelt bekend te zijn, vindt zij het in de huidige omstandigheden dringend noodzakelijk om het bijzondere en het wezenlijke van het priesterambt nog duidelijker uiteen te zetten.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Dwalingen
4
II.1
De aanhangers van de nieuwe opvattingen beweren, dat iedere christengemeenschap reeds op grond van het feit, dat ze in naam van Christus samenkomt en dat ze daarmee het voorrecht van de onverdeelde tegenwoordigheid van Christus geniet (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]], alle volmachten bezit, die Christus aan zijn kerk heeft willen geven.
Bovendien zijn zij van mening, dat de kerk apostolisch genoemd kan worden in deze zin, dat allen, die het Sacrament van het Doopsel ontvangen hebben en daardoor in de kerk zijn opgenomen en die deelachtig gemaakt zijn aan het priesterschap, leraarsambt en koningschap van Christus, werkelijk als opvolgers van de apostelen beschouwd moeten worden. Omdat de Kerk in haar totaliteit in de apostelen voorafgebeeld wordt, zou daaruit volgen, dat ook de instellingswoorden van de Eucharistie, die tot de apostelen gericht waren, voor allen bestemd zijn.
De aanhangers van de nieuwe opvattingen beweren, dat iedere christengemeenschap reeds op grond van het feit, dat ze in naam van Christus samenkomt en dat ze daarmee het voorrecht van de onverdeelde tegenwoordigheid van Christus geniet (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]], alle volmachten bezit, die Christus aan zijn kerk heeft willen geven.
Bovendien zijn zij van mening, dat de kerk apostolisch genoemd kan worden in deze zin, dat allen, die het Sacrament van het Doopsel ontvangen hebben en daardoor in de kerk zijn opgenomen en die deelachtig gemaakt zijn aan het priesterschap, leraarsambt en koningschap van Christus, werkelijk als opvolgers van de apostelen beschouwd moeten worden. Omdat de Kerk in haar totaliteit in de apostelen voorafgebeeld wordt, zou daaruit volgen, dat ook de instellingswoorden van de Eucharistie, die tot de apostelen gericht waren, voor allen bestemd zijn.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
II.2
Hoewel het bisschopsambt en het priesterambt noodzakelijk zijn voor een juiste ordening van de Kerk, zo zegt men, toch verschillen ze niet van het algemeen priesterschap van de gelovigen op grond van de deelneming aan Christus' priesterschap in strikte zin. Het verschil zou alleen gelegen zijn in het uitoefenen ervan. Daarom zou het herdersambt, dat de opdracht tot het prediken van Gods woord en het voorzitten van de liturgische bijeenkomsten insluit, niets anders zijn dan een opdracht om de juiste orde in de gemeenschap te bewaren en derhalve niet tot iets sacraals gemaakt mogen worden. De opdracht tot zulk een ambt zou in strikte zin geen nieuwe priesterlijke volmacht toevoegen aan het algemeen priesterschap; dit is dan ook de reden waarom meestal het woord 'priester' vermeden wordt. Ook zou het geen merkteken geven, waardoor iemand tot een nieuwe zijnstoestand van het priesterschap verheven wordt. Het herdersambt zou uiteindelijk niets anders betekenen, dan dat ten overstaan van de gemeenschap de volmacht, die van het begin af aan haar grond vindt in het Sacrament van het Doopsel, tot uiting komt.
Hoewel het bisschopsambt en het priesterambt noodzakelijk zijn voor een juiste ordening van de Kerk, zo zegt men, toch verschillen ze niet van het algemeen priesterschap van de gelovigen op grond van de deelneming aan Christus' priesterschap in strikte zin. Het verschil zou alleen gelegen zijn in het uitoefenen ervan. Daarom zou het herdersambt, dat de opdracht tot het prediken van Gods woord en het voorzitten van de liturgische bijeenkomsten insluit, niets anders zijn dan een opdracht om de juiste orde in de gemeenschap te bewaren en derhalve niet tot iets sacraals gemaakt mogen worden. De opdracht tot zulk een ambt zou in strikte zin geen nieuwe priesterlijke volmacht toevoegen aan het algemeen priesterschap; dit is dan ook de reden waarom meestal het woord 'priester' vermeden wordt. Ook zou het geen merkteken geven, waardoor iemand tot een nieuwe zijnstoestand van het priesterschap verheven wordt. Het herdersambt zou uiteindelijk niets anders betekenen, dan dat ten overstaan van de gemeenschap de volmacht, die van het begin af aan haar grond vindt in het Sacrament van het Doopsel, tot uiting komt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
II.3
Krachtens de apostoliciteit van de afzonderlijke plaatselijke gemeenschappen, waarin de Christus niet minder tegenwoordig zou zijn dan in de bisschoppelijke structuur, zou iedere gemeenschap, hoe klein ook, haar oorspronkelijke volmacht weer kunnen opnemen, als ze wellicht voor langere tijd verstoken zou blijven van dat constituerende element dat de Eucharistie is. Aldus zou haar het recht toekomen om haar eigen voorzitter en leider aan te wijzen en hem de volmachten te geven die nodig zijn om het herdersambt voor diezelfde gemeenschap uit te oefenen; inclusief het presideren van de Eucharistie en het consacreren. Men beweert dat zelfs God onder zo'n omstandigheden niet zou kunnen weigeren om die volmachten. die normaal door het Sacrament van het Priesterschap gegeven worden, ook zonder Sacrament te verlenen.
Men is ook tot een dergelijke conclusie gekomen op grond van het feit, dat men de viering van de Eucharistie vaak slechts als een daad van de plaatselijke gemeenschap zelf ziet, die samenkomt om door het breken van het brood het laatste avondmaal van de Heer te gedenken. Daarom zou het eerder gaan om een broedermaaltijd, waarin de gemeenschap zich verenigt en zich uitdrukt, dan om een sacramentele vernieuwing van het offer van Christus, wiens verlossende kracht zich uitstrekt tot alle mensen, zowel tot de aanwezigen als tot de afwezigen, zowel tot de levenden als tot de overledenen.
Krachtens de apostoliciteit van de afzonderlijke plaatselijke gemeenschappen, waarin de Christus niet minder tegenwoordig zou zijn dan in de bisschoppelijke structuur, zou iedere gemeenschap, hoe klein ook, haar oorspronkelijke volmacht weer kunnen opnemen, als ze wellicht voor langere tijd verstoken zou blijven van dat constituerende element dat de Eucharistie is. Aldus zou haar het recht toekomen om haar eigen voorzitter en leider aan te wijzen en hem de volmachten te geven die nodig zijn om het herdersambt voor diezelfde gemeenschap uit te oefenen; inclusief het presideren van de Eucharistie en het consacreren. Men beweert dat zelfs God onder zo'n omstandigheden niet zou kunnen weigeren om die volmachten. die normaal door het Sacrament van het Priesterschap gegeven worden, ook zonder Sacrament te verlenen.
Men is ook tot een dergelijke conclusie gekomen op grond van het feit, dat men de viering van de Eucharistie vaak slechts als een daad van de plaatselijke gemeenschap zelf ziet, die samenkomt om door het breken van het brood het laatste avondmaal van de Heer te gedenken. Daarom zou het eerder gaan om een broedermaaltijd, waarin de gemeenschap zich verenigt en zich uitdrukt, dan om een sacramentele vernieuwing van het offer van Christus, wiens verlossende kracht zich uitstrekt tot alle mensen, zowel tot de aanwezigen als tot de afwezigen, zowel tot de levenden als tot de overledenen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
II.4
Van de andere kant hebben deze dwalingen omtrent de noodzaak van gewijde priesters voor hèt vieren van het Sacrament van de Eucharistie er in de laatste tijd toe geleid dat de Sacramenten van Priesterschap en Eucharistie in de geloofsverkondiging meer en meer ondergewaardeerd worden.
Van de andere kant hebben deze dwalingen omtrent de noodzaak van gewijde priesters voor hèt vieren van het Sacrament van de Eucharistie er in de laatste tijd toe geleid dat de Sacramenten van Priesterschap en Eucharistie in de geloofsverkondiging meer en meer ondergewaardeerd worden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 De leer van de Kerk
8
III.1
Al worden de hierboven genoemde meningen op vaak variërende en genuanceerde manieren naar voren gebracht, ze leiden alle toch tot dezelfde conclusie, namelijk: de volmacht om het Sacrament van de Eucharistie te vol trekken zou niet noodzakelijk verbonden zijn met het Sacrament van het Priesterschap. Het is overduidelijk, dat zulk een conclusie niet overeenkomt met het overgeleverde geloof, want op deze manier wordt niet alleen de volmacht, die slechts aan de priesters is toevertrouwd, verworpen, maar wordt ook de apostolische structuur van de Kerk geschaad en de heilseconomie van de Sacramenten verstoord.
Al worden de hierboven genoemde meningen op vaak variërende en genuanceerde manieren naar voren gebracht, ze leiden alle toch tot dezelfde conclusie, namelijk: de volmacht om het Sacrament van de Eucharistie te vol trekken zou niet noodzakelijk verbonden zijn met het Sacrament van het Priesterschap. Het is overduidelijk, dat zulk een conclusie niet overeenkomt met het overgeleverde geloof, want op deze manier wordt niet alleen de volmacht, die slechts aan de priesters is toevertrouwd, verworpen, maar wordt ook de apostolische structuur van de Kerk geschaad en de heilseconomie van de Sacramenten verstoord.
Referenties naar alinea 8: 1
Dies Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
III.2
Overeenkomstig de leer van de Kerk wordt de deelneming aan het woord van de Heer en aan het goddelijk leven, dat Hij haar geschonken heeft, van begin af aan in het ene en enige lichaam, dat de Heer zich door de eeuwen heen opbouwt, gegarandeerd. Dit lichaam, dat is de Kerk van Christus, wordt door Hemzelf door de gaven van diensten en ambten steeds geordend; 'Het wordt door gewrichten en banden gesteund en bijeengehouden en het ontvangt zo zijn goddelijke wasdom' (Kol. 2, 19) [b:Kol. 2, 19]. Lumen Gentium [[617|7.18-20]] Christus Dominus [[646|1.3]] Presbyterorum Ordinis [[704|2]] Deze structuur van de ambten wordt in de traditie van de Kerk door middel van de drievoudige volmacht ontvouwd, die aan de apostelen en hun opvolgers is toevertrouwd, namelijk de volmacht om te heiligen, om te onderrichten en om te leiden in de naam van Christus.
De apostoliciteit van de Kerk mag niet verstaan worden als zouden alle gelovigen apostelen zijn, ook niet als men ze als een collectief geheel opvat; en geen enkele gemeenschap komt de volmacht toe om een apostolisch ambt te verlenen, want dit wordt principieel alleen door Christus zelf verleend. Als de Kerk nu in de geloofsbelijdenissen beleden wordt als apostolisch, dan drukt men daarmee uit, dat het kerkelijk leerambt overeenstemt met de geloofsleer van de apostelen, en bovendien, dat de voortzetting van het apostelambt door middel van de structuur van de opvolging bewerkt wordt. Krachtens deze apostolische successie moet de zending, die de apostelen gegeven is, tot aan het einde der tijden blijven bestaan. Lumen Gentium [[617|20]]
Deze apostolische successie, waarin de apostoliciteit van de Kerk als geheel verankerd is behoort tot de levende traditie, die van het begin af aan in de Kerk bestaan heeft en ook altijd haar kenmerkende levensvorm blijven zal. Daarom dwalen allen van de juiste weg af, die deze levende traditie in tegenstelling zien met afzonderlijke delen van de heilige Schrift, waaruit zij dan het recht op andere structuren willen afleiden.
Overeenkomstig de leer van de Kerk wordt de deelneming aan het woord van de Heer en aan het goddelijk leven, dat Hij haar geschonken heeft, van begin af aan in het ene en enige lichaam, dat de Heer zich door de eeuwen heen opbouwt, gegarandeerd. Dit lichaam, dat is de Kerk van Christus, wordt door Hemzelf door de gaven van diensten en ambten steeds geordend; 'Het wordt door gewrichten en banden gesteund en bijeengehouden en het ontvangt zo zijn goddelijke wasdom' (Kol. 2, 19) [b:Kol. 2, 19]. Lumen Gentium [[617|7.18-20]] Christus Dominus [[646|1.3]] Presbyterorum Ordinis [[704|2]] Deze structuur van de ambten wordt in de traditie van de Kerk door middel van de drievoudige volmacht ontvouwd, die aan de apostelen en hun opvolgers is toevertrouwd, namelijk de volmacht om te heiligen, om te onderrichten en om te leiden in de naam van Christus.
De apostoliciteit van de Kerk mag niet verstaan worden als zouden alle gelovigen apostelen zijn, ook niet als men ze als een collectief geheel opvat; en geen enkele gemeenschap komt de volmacht toe om een apostolisch ambt te verlenen, want dit wordt principieel alleen door Christus zelf verleend. Als de Kerk nu in de geloofsbelijdenissen beleden wordt als apostolisch, dan drukt men daarmee uit, dat het kerkelijk leerambt overeenstemt met de geloofsleer van de apostelen, en bovendien, dat de voortzetting van het apostelambt door middel van de structuur van de opvolging bewerkt wordt. Krachtens deze apostolische successie moet de zending, die de apostelen gegeven is, tot aan het einde der tijden blijven bestaan. Lumen Gentium [[617|20]]
Deze apostolische successie, waarin de apostoliciteit van de Kerk als geheel verankerd is behoort tot de levende traditie, die van het begin af aan in de Kerk bestaan heeft en ook altijd haar kenmerkende levensvorm blijven zal. Daarom dwalen allen van de juiste weg af, die deze levende traditie in tegenstelling zien met afzonderlijke delen van de heilige Schrift, waaruit zij dan het recht op andere structuren willen afleiden.
Referenties naar alinea 9: 1
Dies Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
III.3
De katholieke Kerk, die door de eeuwen heen gegroeid is en groeien blijven zal op grond van het leven, dat haar van Christus door de uitstorting van de Heilige Geest meegedeeld is, heeft altijd haar apostolische structuur behouden in trouw aan de overlevering van de apostelen, die in haar leeft en leven blijft. Wanneer zij onder aanroeping van de Heilige Geest over de uitverkozen kandidaten de handen oplegt, is zij zich ervan bewust, dat zij de kracht mededeelt van de Heer, die de bisschoppen, als opvolgers van de apostelen, op bijzondere wijze aan zijn drievoudig ambt van priester, profeet en koning deelachtig maakt. Van hun kant dragen de bisschoppen hun dienstambt in onderscheiden gradatie over aan verschillende personen in de Kerk. Lumen Gentium [[617|28]]
Ook al genieten alle gedoopten voor de Heer dezelfde waardigheid in de christelijke gemeenschap, die haar goddelijke Stichter hiërarchisch heeft willen bepalen, van meet af aan bestaan er bijzondere apostolische ambten die uit het sacrament van het priesterschap voortvloeien.
De katholieke Kerk, die door de eeuwen heen gegroeid is en groeien blijven zal op grond van het leven, dat haar van Christus door de uitstorting van de Heilige Geest meegedeeld is, heeft altijd haar apostolische structuur behouden in trouw aan de overlevering van de apostelen, die in haar leeft en leven blijft. Wanneer zij onder aanroeping van de Heilige Geest over de uitverkozen kandidaten de handen oplegt, is zij zich ervan bewust, dat zij de kracht mededeelt van de Heer, die de bisschoppen, als opvolgers van de apostelen, op bijzondere wijze aan zijn drievoudig ambt van priester, profeet en koning deelachtig maakt. Van hun kant dragen de bisschoppen hun dienstambt in onderscheiden gradatie over aan verschillende personen in de Kerk. Lumen Gentium [[617|28]]
Ook al genieten alle gedoopten voor de Heer dezelfde waardigheid in de christelijke gemeenschap, die haar goddelijke Stichter hiërarchisch heeft willen bepalen, van meet af aan bestaan er bijzondere apostolische ambten die uit het sacrament van het priesterschap voortvloeien.
Referenties naar alinea 10: 1
Dies Domini ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Dies Domini ->=geentekst=
Christi Ecclesia ->=geentekst=
III.4
Tot deze opdrachten, die Christus alleen aan zijn apostelen en hun opvolgers toevertrouwd heeft, behoort vooral de volmacht om de eucharistie te voltrekken. Alleen aan de bisschoppen en eveneens aan de priesters, die zij zelf aan hun ambt deelachtig hebben gemaakt, is daarom de volmacht voorbehouden om in het eucharistisch mysterie datgene te hernieuwen, wat Christus in het laatste avondmaal gedaan heeft. Dit bevestigt het gangbare.. Dit bevestigt het gangbare gebruik in de Kerk om bisschoppen en priesters 'sacerdotes sacri cultus' (priesters van de heilige eredienst) te noemen, vooral omdat alleen aan hen de volmacht wordt toegekend het mysterie van de eucharistie te voltrekken.
Opdat zij, die Christus de Heer tot het bisschopsambt of priesterambt roept, in staat zijn om de hun toevertrouwde taken terecht en juist te vervullen - speciaal de belangrijke taak om het eucharistisch mysterie te voltrekken - tekent Hij hen op een geestelijke wijze door middel van het Sacrament van het Priesterschap met een speciaal zegel, dat ook in de plechtige documenten van het leerambt 'merkteken' genoemd wordt. vgl: Lumen Gentium [[[617|21]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2]]] Hij maakt hen namelijk zodanig aan zichzelf gelijkvormig, dat zij, als zij de woorden van de consecratie uitspreken, niet handelen in opdracht van de gemeenschap, maar 'in de persoon van Christus'. Dit houdt meer in dan 'in naam van Christus' of zelfs 'als plaatsvervanging van Christus' , en wel 'in die heel speciale sacramentele vereenzelviging met de 'Hogepriester in eeuwigheid', die zelf de bewerker en de handelende hoofdpersoon is van dit zijn eigen offer, waarin Hij werkelijk door niemand vervangen kan worden'. Dominicae Cenae [[404|8]]
Omdat nu vanuit de aard van de Kerk zelf de macht om de eucharistie te consacreren alleen aan de bisschoppen en de priesters is toevertrouwd, die uit kracht van het sacrament van het priesterschap tot bedienaren van de eucharistie zijn aangesteld, leert de Kerk, dat het eucharistisch mysterie in geen enkele gemeenschap gevierd kan worden dan door de gewijde priester, hetgeen het Vierde Lateraans Concilie uitdrukkelijk heeft verklaard. Caput 1: De fide catholica [[796|3]]
De afzonderlijke gelovigen of gemeenschappen, die vanwege vervolging of vanwege gebrek aan priesters kortere of langere tijd van de viering van de Eucharistie verstoken blijven, missen geenszins de genade van de Verlosser. Want wanneer zij, ten diepst vervuld met het verlangen naar het Sacrament en verenigd in het gebed met de gehele Kerk,de Heer aanroepen en hun harten tot Hem verheffen, hebben zij uit kracht van de Heilige Geest gemeenschap met de Kerk, het levende lichaam van Christus, en met de Heer zelf. Door hun verlangen naar het Sacrament met de Kerk verenigd, zijn zij, ofschoon uiterlijk van haar gescheiden, toch ten innigste en werkelijk met haar verbonden en ontvangen zij zo de vruchten van het Sacrament; die zich echter onwettig het recht toeëigenen om het eucharistisch mysterie te voltrekken, wijken kort en goed gezegd dusdanig af, dat hun gemeenschap in zich geïsoleerd raakt'.
Dit te weten ontheft de bisschoppen, de priesters en alle leden van de Kerk allerminst van de ernstige plicht om tot 'de Heer van de oogst' te bidden om arbeiders te zenden al naargelang de noodzaak van tijd en plaats (Mt. 9, 37-38) [[b:Mt. 9, 37-38]]. Het vermindert ook niet hun verplichting om zich met alle kracht ervoor in te zetten,dat de uitnodigende roep van de Heer tot de priesterlijke dienst in alle deemoed en edelmoedigheid gehoord en aangenomen wordt.
Tot deze opdrachten, die Christus alleen aan zijn apostelen en hun opvolgers toevertrouwd heeft, behoort vooral de volmacht om de eucharistie te voltrekken. Alleen aan de bisschoppen en eveneens aan de priesters, die zij zelf aan hun ambt deelachtig hebben gemaakt, is daarom de volmacht voorbehouden om in het eucharistisch mysterie datgene te hernieuwen, wat Christus in het laatste avondmaal gedaan heeft. Dit bevestigt het gangbare.. Dit bevestigt het gangbare gebruik in de Kerk om bisschoppen en priesters 'sacerdotes sacri cultus' (priesters van de heilige eredienst) te noemen, vooral omdat alleen aan hen de volmacht wordt toegekend het mysterie van de eucharistie te voltrekken.
Opdat zij, die Christus de Heer tot het bisschopsambt of priesterambt roept, in staat zijn om de hun toevertrouwde taken terecht en juist te vervullen - speciaal de belangrijke taak om het eucharistisch mysterie te voltrekken - tekent Hij hen op een geestelijke wijze door middel van het Sacrament van het Priesterschap met een speciaal zegel, dat ook in de plechtige documenten van het leerambt 'merkteken' genoemd wordt. vgl: Lumen Gentium [[[617|21]]] vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|2]]] Hij maakt hen namelijk zodanig aan zichzelf gelijkvormig, dat zij, als zij de woorden van de consecratie uitspreken, niet handelen in opdracht van de gemeenschap, maar 'in de persoon van Christus'. Dit houdt meer in dan 'in naam van Christus' of zelfs 'als plaatsvervanging van Christus' , en wel 'in die heel speciale sacramentele vereenzelviging met de 'Hogepriester in eeuwigheid', die zelf de bewerker en de handelende hoofdpersoon is van dit zijn eigen offer, waarin Hij werkelijk door niemand vervangen kan worden'. Dominicae Cenae [[404|8]]
Omdat nu vanuit de aard van de Kerk zelf de macht om de eucharistie te consacreren alleen aan de bisschoppen en de priesters is toevertrouwd, die uit kracht van het sacrament van het priesterschap tot bedienaren van de eucharistie zijn aangesteld, leert de Kerk, dat het eucharistisch mysterie in geen enkele gemeenschap gevierd kan worden dan door de gewijde priester, hetgeen het Vierde Lateraans Concilie uitdrukkelijk heeft verklaard. Caput 1: De fide catholica [[796|3]]
De afzonderlijke gelovigen of gemeenschappen, die vanwege vervolging of vanwege gebrek aan priesters kortere of langere tijd van de viering van de Eucharistie verstoken blijven, missen geenszins de genade van de Verlosser. Want wanneer zij, ten diepst vervuld met het verlangen naar het Sacrament en verenigd in het gebed met de gehele Kerk,de Heer aanroepen en hun harten tot Hem verheffen, hebben zij uit kracht van de Heilige Geest gemeenschap met de Kerk, het levende lichaam van Christus, en met de Heer zelf. Door hun verlangen naar het Sacrament met de Kerk verenigd, zijn zij, ofschoon uiterlijk van haar gescheiden, toch ten innigste en werkelijk met haar verbonden en ontvangen zij zo de vruchten van het Sacrament; die zich echter onwettig het recht toeëigenen om het eucharistisch mysterie te voltrekken, wijken kort en goed gezegd dusdanig af, dat hun gemeenschap in zich geïsoleerd raakt'.
Dit te weten ontheft de bisschoppen, de priesters en alle leden van de Kerk allerminst van de ernstige plicht om tot 'de Heer van de oogst' te bidden om arbeiders te zenden al naargelang de noodzaak van tijd en plaats (Mt. 9, 37-38) [[b:Mt. 9, 37-38]]. Het vermindert ook niet hun verplichting om zich met alle kracht ervoor in te zetten,dat de uitnodigende roep van de Heer tot de priesterlijke dienst in alle deemoed en edelmoedigheid gehoord en aangenomen wordt.
Referenties naar alinea 11: 3
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=Dies Domini ->=geentekst=
Christi Ecclesia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Aansporing tot waakzaamheid
12
IV.1
De Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] wil, als zij de bisschoppen opmerkzaam maakt op deze voorname geloofswaarheden, hen behulpzaam zijn in hun taak om de kudde van de Heer met het voedsel van de waarheid te sterken, het geloof goed te bewaken en de volle eenheid van de Kerk te bewaren. Zeer zeker moeten wij - sterk staand in het geloof - de dwalingen weerstaan, ook als zij zich in vrome gedaante presenteren. Want alleen als we ons laten leiden door het streven de waarheid in liefde te behouden, kunnen we de dwalenden in de liefde van de Heer omvatten (Ef. 4, 15) [[b:Ef. 4, 15]]. De gelovigen die de eucharistie proberen te vieren buiten de heilige band van de apostolische successie, die zijn grond vindt in het sacrament van het priesterschap, sluiten zich daarmee uit van de deelneming aan de eenheid van het ene lichaam van de Heer; zij versterken de gemeenschap niet en bouwen haar niet op, maar breken haar af. De bisschoppen moeten derhalve waakzaam zijn, opdat de genoemde dwalingen noch in de catechese noch in de theologische leer verspreid worden of zelfs in het gewone leven van de gelovigen doordringen. Als dergelijke gevallen zich voordoen, hebben zij de heilige plicht om zulke dwalingen openlijk af te wijzen, omdat ze onverenigbaar zijn met de viering van het eucharistische offer en omdat zij de gemeenschap van de Kerk ten diepste benadelen. Zo zullen zij ook moeten optreden tegen hen, die de wezenlijke betekenis, die de sacramenten van de eucharistie en het priesterschap voor de Kerk hebben, afzwakken. Want ook voor ons gelden de woorden: 'Verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord: geef uw onderricht met groot geduld blijf nuchter bij dit alles, aanvaard uw lijden, doe het werk van een evangelist, wijd u geheel aan uw dienst' (2 Tim. 4, 2-5) [b:2 Tim. 4, 2-5].
De gemeenschappelijke zorg voert dus in de gegeven omstandigheden tot een concrete toepassing, namelijk in die zin, dat de ongedeelde Kerk, ofschoon onderscheiden in verschillende plaatselijke Kerken, slechts één enig doel nastreef vgl: Lumen Gentium [[[617|23]]] en aldus het geloofsgoed, dat haar door God via de apostelen is toevertrouwd, in staat is te bewaken. De trouw aan de wil van Christus en de christelijke waardigheid eisen namelijk, dat het overgeleverd geloof steeds hetzelfde blijft, en dat het zo aan de gelovigen vrede schenkt in hun geloof (Rom. 15, 13) [[b:Rom. 15, 13]].
De Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] wil, als zij de bisschoppen opmerkzaam maakt op deze voorname geloofswaarheden, hen behulpzaam zijn in hun taak om de kudde van de Heer met het voedsel van de waarheid te sterken, het geloof goed te bewaken en de volle eenheid van de Kerk te bewaren. Zeer zeker moeten wij - sterk staand in het geloof - de dwalingen weerstaan, ook als zij zich in vrome gedaante presenteren. Want alleen als we ons laten leiden door het streven de waarheid in liefde te behouden, kunnen we de dwalenden in de liefde van de Heer omvatten (Ef. 4, 15) [[b:Ef. 4, 15]]. De gelovigen die de eucharistie proberen te vieren buiten de heilige band van de apostolische successie, die zijn grond vindt in het sacrament van het priesterschap, sluiten zich daarmee uit van de deelneming aan de eenheid van het ene lichaam van de Heer; zij versterken de gemeenschap niet en bouwen haar niet op, maar breken haar af. De bisschoppen moeten derhalve waakzaam zijn, opdat de genoemde dwalingen noch in de catechese noch in de theologische leer verspreid worden of zelfs in het gewone leven van de gelovigen doordringen. Als dergelijke gevallen zich voordoen, hebben zij de heilige plicht om zulke dwalingen openlijk af te wijzen, omdat ze onverenigbaar zijn met de viering van het eucharistische offer en omdat zij de gemeenschap van de Kerk ten diepste benadelen. Zo zullen zij ook moeten optreden tegen hen, die de wezenlijke betekenis, die de sacramenten van de eucharistie en het priesterschap voor de Kerk hebben, afzwakken. Want ook voor ons gelden de woorden: 'Verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord: geef uw onderricht met groot geduld blijf nuchter bij dit alles, aanvaard uw lijden, doe het werk van een evangelist, wijd u geheel aan uw dienst' (2 Tim. 4, 2-5) [b:2 Tim. 4, 2-5].
De gemeenschappelijke zorg voert dus in de gegeven omstandigheden tot een concrete toepassing, namelijk in die zin, dat de ongedeelde Kerk, ofschoon onderscheiden in verschillende plaatselijke Kerken, slechts één enig doel nastreef vgl: Lumen Gentium [[[617|23]]] en aldus het geloofsgoed, dat haar door God via de apostelen is toevertrouwd, in staat is te bewaken. De trouw aan de wil van Christus en de christelijke waardigheid eisen namelijk, dat het overgeleverd geloof steeds hetzelfde blijft, en dat het zo aan de gelovigen vrede schenkt in hun geloof (Rom. 15, 13) [[b:Rom. 15, 13]].
Deze brief, die op een besluit van de gewone vergadering van deze heilige congregatie teruggaat, heeft paus Johannes Paulus II, in een audiëntie, die hij aan de ondertekenende kardinaal-prefect toestond, goedgekeurd en bevolen te publiceren.
Gegeven te Rome, 6 augustus 1983, op het feest van de Gedaanteverandering van de Heer, vanuit de zetel van de Heilige Congregatie voor de Geloofsleer [d:106].
Kardinaal Joseph Ratzinger
prefect
+ Fr. Hiëronymus Hamer O.P., tit. aartsbisschop van Lorium,
secretaris
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 9
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/1088-sacerdotium-ministeriale-nl