Humani Generis
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Humani Generis
Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen
Paus Pius XII
12 augustus 1950
Pauselijke geschriften - Encyclieken
1958, Ecclesia Docens 0182 - Uitg. Gooi en Sticht , Hilversum
vert. vanuit het Latijn
Alineanummering en tussentitels: Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Alineanummering en tussentitels: Ecclesia Docens
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
1958
26 juni 2022
470
nl
Referenties naar dit document: 19
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- DEEL -1 Inleiding
- Artikel 1 Het bestaan van dwalingen buiten de Kerk
1
a. Het feit van de dwalingen en de oorzaken ervan.
Het gebrek aan eenheid en de dwalingen van de mensheid op godsdienstig en zedelijk gebied zijn voor alle weldenkende mensen en vooral voor de trouwe en oprechte kinderen van de Kerk altijd een bron en oorzaak geweest van diepe droefheid; en zij zijn dat vooral tegenwoordig, nu wij zien, hoe overal de beginselen zelf van de christelijke beschaving worden aangetast.
Het gebrek aan eenheid en de dwalingen van de mensheid op godsdienstig en zedelijk gebied zijn voor alle weldenkende mensen en vooral voor de trouwe en oprechte kinderen van de Kerk altijd een bron en oorzaak geweest van diepe droefheid; en zij zijn dat vooral tegenwoordig, nu wij zien, hoe overal de beginselen zelf van de christelijke beschaving worden aangetast.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Veritatis Splendor ->=geentekst=
Godsdienstigheid en agnosticisme van de hedendaagse mens - Christus is de oplossing! ->=geentekst=
Het is niet te verwonderen, dat men dit gebrek aan eenheid en deze valse opvattingen buiten de schaapstal van Christus altijd heeft gevonden. Want al kan het menselijk verstand, op zich genomen, door zijn natuurlijke krachten en zijn natuurlijk licht tot een werkelijk ware en zekere kennis komen omtrent de éne persoonlijke God, die de wereld door Zijn voorzienigheid in stand houdt en bestuurt, en omtrent de natuurwet, die door de Schepper in ons hart is neergelegd, toch zijn er veel factoren, die het verstand belemmeren in het daadwerkelijk en vruchtbaar gebruiken van zijn natuurlijk vermogen. Want de waarheden, die betrekking hebben op God en op de verhouding van de mens tot God, gaan de orde van de zintuiglijk waarneembare dingen volstrekt te boven; en wanneer men deze waarheden in praktijk gaat brengen en zijn leven er naar gaat vormen, vraagt dat algehele toewijding en zelfverloochening. Nu ondervindt het menselijk verstand, op zijn weg naar de juiste kennis van deze waarheden, moeilijkheden zowel door de sterke invloed van zintuigen en verbeelding als door de slechte begeerten, die een gevolg zijn van de erfzonde. En zo suggereren de mensen zich in dit alles gemakkelijk, dat dingen, die ze liever niet als waar zouden zien, ook inderdaad niet waar of minstens twijfelachtig zijn.
Referenties naar alinea 2: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Veritatis Splendor ->=geentekst=
Godsdienstigheid en agnosticisme van de hedendaagse mens - Christus is de oplossing! ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
b. Morele noodzakelijkheid van de goddelijke openbaring.
Daarom moet men zeggen, dat de "openbaring" moreel noodzakelijk is, opdat hetgeen op godsdienstig en zedelijk gebied op zich niet boven het bereik van het verstand ligt, ook in de toestand van de mensheid, zoals die nu is, door allen gemakkelijk met vaste zekerheid en zonder enige dwaling kan worden gekend. Dei Filius [[115|6]].
Daarom moet men zeggen, dat de "openbaring" moreel noodzakelijk is, opdat hetgeen op godsdienstig en zedelijk gebied op zich niet boven het bereik van het verstand ligt, ook in de toestand van de mensheid, zoals die nu is, door allen gemakkelijk met vaste zekerheid en zonder enige dwaling kan worden gekend. Dei Filius [[115|6]].
Referenties naar alinea 3: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Factoren, die het oordeel omtrent de "geloofwaardigheid" van het katholiek geloof bemoeilijken.
Zelfs kan de menselijke geest soms moeilijkheden ondervinden ook als hij zich met zekerheid een oordeel wil vormen omtrent de "geloofwaardigheid" van het katholiek geloof, ondanks het feit, dat God zoveel wonderbare uiterlijke tekenen heeft gegeven, die het mogelijk maken, alleen reeds met het natuurlijk licht van het verstand de goddelijke oorsprong van het christendom als zeker te bewijzen. De mens immers kan uit valse vooroordelen of uit hartstocht en kwade wil een afwijzende houding aannemen en zich verzetten niet alleen tegen de duidelijke evidentie van de uitwendige tekenen, maar ook tegen de drang van Gods genade in onze ziel.
Zelfs kan de menselijke geest soms moeilijkheden ondervinden ook als hij zich met zekerheid een oordeel wil vormen omtrent de "geloofwaardigheid" van het katholiek geloof, ondanks het feit, dat God zoveel wonderbare uiterlijke tekenen heeft gegeven, die het mogelijk maken, alleen reeds met het natuurlijk licht van het verstand de goddelijke oorsprong van het christendom als zeker te bewijzen. De mens immers kan uit valse vooroordelen of uit hartstocht en kwade wil een afwijzende houding aannemen en zich verzetten niet alleen tegen de duidelijke evidentie van de uitwendige tekenen, maar ook tegen de drang van Gods genade in onze ziel.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De voornaamste dwalingen van de moderne tijd
5
a. Het onbeperkt evolutionisme en het materialisme.
Als men let op hen, die buiten Christus' schaapstal leven, ziet men gemakkelijk de voornaamste wegen, die veel geleerden hebben ingeslagen. Sommigen namelijk willen het zogenaamde evolutiesysteem, dat nog niet eens voor de natuurwetenschappen afdoend is bewezen, maar dat zij zonder oordeel en reserve aanvaarden, uitstrekken tot de oorsprong van alle dingen, en zij onderschrijven zonder nadenken de monistische en pantheïstische hypothese, dat het heelal een voortdurende evolutie ondergaat. Deze hypothese wordt door de aanhangers van het communisme graag gebruikt om hun "dialectisch materialisme" met meer succes te verdedigen en te propageren en elk idee van God bij de mensen te vernietigen.
Als men let op hen, die buiten Christus' schaapstal leven, ziet men gemakkelijk de voornaamste wegen, die veel geleerden hebben ingeslagen. Sommigen namelijk willen het zogenaamde evolutiesysteem, dat nog niet eens voor de natuurwetenschappen afdoend is bewezen, maar dat zij zonder oordeel en reserve aanvaarden, uitstrekken tot de oorsprong van alle dingen, en zij onderschrijven zonder nadenken de monistische en pantheïstische hypothese, dat het heelal een voortdurende evolutie ondergaat. Deze hypothese wordt door de aanhangers van het communisme graag gebruikt om hun "dialectisch materialisme" met meer succes te verdedigen en te propageren en elk idee van God bij de mensen te vernietigen.
Referenties naar alinea 5: 1
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
b. Het existentialisme.
Deze evolutionistische opvattingen, die alles verwerpen wat absoluut, vaststaand en onveranderlijk is, hebben de weg gebaand tot een nieuwe valse filosofie, die zich stelt tegenover het "idealisme", "immanentisme" en "pragmatisme" en de naam heeft gekregen van "existentialisme", omdat zij zich niet bekommert om de onveranderlijke essenties van de dingen en alleen maar let op de "existentie" van de afzonderlijke individuen.
Deze evolutionistische opvattingen, die alles verwerpen wat absoluut, vaststaand en onveranderlijk is, hebben de weg gebaand tot een nieuwe valse filosofie, die zich stelt tegenover het "idealisme", "immanentisme" en "pragmatisme" en de naam heeft gekregen van "existentialisme", omdat zij zich niet bekommert om de onveranderlijke essenties van de dingen en alleen maar let op de "existentie" van de afzonderlijke individuen.
Referenties naar alinea 6: 1
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
c. Het vals historicisme.
Vervolgens zien wij een vals "historicisme", dat blijft staan bij de gebeurtenissen van het menselijk leven en de grondslagen van iedere absolute waarheid en wet omverwerpt zowel op het gebied van de filosofie als op dat van de christelijke dogma's.
Vervolgens zien wij een vals "historicisme", dat blijft staan bij de gebeurtenissen van het menselijk leven en de grondslagen van iedere absolute waarheid en wet omverwerpt zowel op het gebied van de filosofie als op dat van de christelijke dogma's.
Referenties naar alinea 7: 1
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
d. Terugkeer van velen tot de geopenbaarde waarheid, maar met onderschatting van de rede en miskenning van het kerkelijk leergezag.
Bij deze grote verwarring in het denken is het voor ons een zekere troost, dat sommigen, die van huis uit "rationalist" waren, thans niet zelden weer hunkeren naar de geopenbaarde waarheid en het woord van God in de heilige Schrift weer willen erkennen en belijden als de grondslag van de gewijde wetenschap. Maar van de andere kant moeten wij het betreuren, dat velen van hen, naarmate zij het woord Gods sterker aanvaarden, des te meer de waarde van het menselijk verstand verkleinen, en naarmate zij het gezag van God in Zijn openbaring meer benadrukken, des te scherper het kerkelijk leergezag afwijzen, dat toch door Christus de Heer is ingesteld om de geopenbaarde waarheden te bewaren en te verklaren. Dit is niet alleen apert in strijd met de heilige Schrift, maar ook de ondervinding zelf toont reeds aan, dat dit onjuist is. Want dikwijls klagen zij, die zich van de ware Kerk hebben afgescheiden, openlijk over hun onenigheid op dogmatisch gebied en bekennen zo tegen wil en dank de noodzakelijkheid van een levend leergezag.
Bij deze grote verwarring in het denken is het voor ons een zekere troost, dat sommigen, die van huis uit "rationalist" waren, thans niet zelden weer hunkeren naar de geopenbaarde waarheid en het woord van God in de heilige Schrift weer willen erkennen en belijden als de grondslag van de gewijde wetenschap. Maar van de andere kant moeten wij het betreuren, dat velen van hen, naarmate zij het woord Gods sterker aanvaarden, des te meer de waarde van het menselijk verstand verkleinen, en naarmate zij het gezag van God in Zijn openbaring meer benadrukken, des te scherper het kerkelijk leergezag afwijzen, dat toch door Christus de Heer is ingesteld om de geopenbaarde waarheden te bewaren en te verklaren. Dit is niet alleen apert in strijd met de heilige Schrift, maar ook de ondervinding zelf toont reeds aan, dat dit onjuist is. Want dikwijls klagen zij, die zich van de ware Kerk hebben afgescheiden, openlijk over hun onenigheid op dogmatisch gebied en bekennen zo tegen wil en dank de noodzakelijkheid van een levend leergezag.
Referenties naar alinea 8: 1
Tot de deelnemers aan het 6e Internationaal Congres over de leer van Sint-Thomas van Aquino, georganiseerd door de Pauselijke Academie van Sint-Thomas van Aquino ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Terugslag van de moderne dwalingen op het Katholieke milieu
9
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
a. Vereiste kennis van die dwalingen.
De katholieke theologen en filosofen nu, die de gewichtige taak hebben, de goddelijke en menselijke waarheid te verdedigen en ze de mensen bij te brengen, moeten van deze opvattingen, die in meerdere of mindere mate van de waarheid afwijken, op de hoogte zijn, en zij mogen er niet aan voorbijgaan. Zij moeten zelfs een grondige kennis van die opvattingen hebben, vooreerst omdat men ziekten niet goed kan behandelen zonder een juiste diagnose, vervolgens omdat er soms ook in valse theorieën een tikje waarheid schuilt, en ten slotte omdat deze theorieën een prikkel kunnen zijn om bepaalde filosofische of theologische waarheden nauwkeuriger te bestuderen en dieper door te denken.
De katholieke theologen en filosofen nu, die de gewichtige taak hebben, de goddelijke en menselijke waarheid te verdedigen en ze de mensen bij te brengen, moeten van deze opvattingen, die in meerdere of mindere mate van de waarheid afwijken, op de hoogte zijn, en zij mogen er niet aan voorbijgaan. Zij moeten zelfs een grondige kennis van die opvattingen hebben, vooreerst omdat men ziekten niet goed kan behandelen zonder een juiste diagnose, vervolgens omdat er soms ook in valse theorieën een tikje waarheid schuilt, en ten slotte omdat deze theorieën een prikkel kunnen zijn om bepaalde filosofische of theologische waarheden nauwkeuriger te bestuderen en dieper door te denken.
Referenties naar alinea 9: 2
Fides et Ratio ->=geentekst=Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
b. Verkeerde instelling van sommigen.
Als onze theologen en filosofen alleen maar de bedoeling hadden om uit een voorzichtig onderzoek van deze systemen de genoemde vrucht te trekken, dan zou er voor het kerkelijk leergezag geen reden zijn om tussenbeide te komen. Nu weten wij wel, dat de katholieke geleerden zich over het algemeen vrij houden van die dwalingen, maar toch zijn er tegenwoordig, gelijk in de apostolische tijd, zeker mensen, die uit overdreven zucht naar nieuwigheden of uit vrees, dat men hun onkunde zal verwijten op het gebied van de moderne wetenschap, zich trachten te onttrekken aan de leiding van het gewijde leergezag en daardoor gevaar lopen, langzamerhand zelfs van de geopenbaarde waarheid af te wijken en met zichzelf ook anderen in dwaling te brengen.
Als onze theologen en filosofen alleen maar de bedoeling hadden om uit een voorzichtig onderzoek van deze systemen de genoemde vrucht te trekken, dan zou er voor het kerkelijk leergezag geen reden zijn om tussenbeide te komen. Nu weten wij wel, dat de katholieke geleerden zich over het algemeen vrij houden van die dwalingen, maar toch zijn er tegenwoordig, gelijk in de apostolische tijd, zeker mensen, die uit overdreven zucht naar nieuwigheden of uit vrees, dat men hun onkunde zal verwijten op het gebied van de moderne wetenschap, zich trachten te onttrekken aan de leiding van het gewijde leergezag en daardoor gevaar lopen, langzamerhand zelfs van de geopenbaarde waarheid af te wijken en met zichzelf ook anderen in dwaling te brengen.
Referenties naar alinea 10: 1
Si diligis ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
c. Te vergaand "irenisme".
Er bestaat nog een ander gevaar, dat des te ernstiger is, omdat het de schijn van deugd aanneemt. Verschillenden namelijk, die de verdeeldheid en de geestelijke verwarring onder de mensen betreuren, laten zich door onverstandige zielenijver meeslepen; een intens verlangen dringt hen ertoe, de barrières te doorbreken, waardoor goede en oprechte mensen van elkaar gescheiden worden. Daardoor komen zij tot zulk een "irenisme", dat zij de problemen, die de mensen scheiden, ter zijde laten en zich tot doel stellen, niet alleen om het opdringend atheïsme met vereende krachten tegen te houden, maar ook om de tegenstellingen op dogmatisch gebied met elkaar te verzoenen. En zoals men vroeger soms de vraag heeft gesteld, of de traditionele apologetiek van de Kerk niet eerder een hinderpaal vormde om de mensen voor Christus te winnen in plaats van een hulpmiddel, zo durven ook tegenwoordig sommigen zover gaan, dat zij ernstig de vraag opwerpen, of niet de theologie en haar methode, zoals die met goedkeuring van het kerkelijk gezag in de onderwijsinstellingen in gebruik zijn, niet slechts vervolmaakt, maar zelfs helemaal hervormd zouden moeten worden om zo het rijk van Christus met meer succes te kunnen verbreiden over heel de wereld, onder mensen van iedere cultuur en iedere godsdienstige overtuiging.
Er bestaat nog een ander gevaar, dat des te ernstiger is, omdat het de schijn van deugd aanneemt. Verschillenden namelijk, die de verdeeldheid en de geestelijke verwarring onder de mensen betreuren, laten zich door onverstandige zielenijver meeslepen; een intens verlangen dringt hen ertoe, de barrières te doorbreken, waardoor goede en oprechte mensen van elkaar gescheiden worden. Daardoor komen zij tot zulk een "irenisme", dat zij de problemen, die de mensen scheiden, ter zijde laten en zich tot doel stellen, niet alleen om het opdringend atheïsme met vereende krachten tegen te houden, maar ook om de tegenstellingen op dogmatisch gebied met elkaar te verzoenen. En zoals men vroeger soms de vraag heeft gesteld, of de traditionele apologetiek van de Kerk niet eerder een hinderpaal vormde om de mensen voor Christus te winnen in plaats van een hulpmiddel, zo durven ook tegenwoordig sommigen zover gaan, dat zij ernstig de vraag opwerpen, of niet de theologie en haar methode, zoals die met goedkeuring van het kerkelijk gezag in de onderwijsinstellingen in gebruik zijn, niet slechts vervolmaakt, maar zelfs helemaal hervormd zouden moeten worden om zo het rijk van Christus met meer succes te kunnen verbreiden over heel de wereld, onder mensen van iedere cultuur en iedere godsdienstige overtuiging.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
d. Consequenties van dit "irenisme".
Als bij deze personen niets anders voorzat, dan de kerkelijke wetenschap en haar methode door een zekere vernieuwing beter aan te passen aan de tegenwoordige omstandigheden en behoeften, dan was er nauwelijks reden tot ongerustheid. Maar sommigen schijnen door de onverstandige ijver van hun "irenisme" beletselen voor het herstel van de broederlijke eenheid te zien in zaken, die steunen op de wet en de beginselen zelf van Christus en op de door Hem gestichte instellingen, of die het bolwerk en de grondslag vormen van de geloofszuiverheid. Als dit ineenstort, wordt alles wel verenigd, maar slechts in één grote ondergang.
Als bij deze personen niets anders voorzat, dan de kerkelijke wetenschap en haar methode door een zekere vernieuwing beter aan te passen aan de tegenwoordige omstandigheden en behoeften, dan was er nauwelijks reden tot ongerustheid. Maar sommigen schijnen door de onverstandige ijver van hun "irenisme" beletselen voor het herstel van de broederlijke eenheid te zien in zaken, die steunen op de wet en de beginselen zelf van Christus en op de door Hem gestichte instellingen, of die het bolwerk en de grondslag vormen van de geloofszuiverheid. Als dit ineenstort, wordt alles wel verenigd, maar slechts in één grote ondergang.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
e. Wijze, waarop de nieuwe ideeën verbreid worden.
Hetzij nu deze meningen voortkomen uit een verkeerde zucht naar nieuwigheden of uit een prijzenswaardig motief, zij worden niet altijd even sterk geponeerd, niet altijd even duidelijk en in dezelfde woorden geformuleerd, en ook zijn de voorstanders ervan het niet altijd onder elkaar eens. Wat thans door sommigen met bepaalde reserves en distincties in meer bedekte termen wordt geleerd, wordt straks door anderen, die vrijmoediger zijn, openlijk en zonder reserve verkondigd, zodat velen, vooral uit de jongere geestelijkheid, er schade van ondervinden en het kerkelijk gezag er onder lijdt. In de boeken, die men uitgeeft, gaat men voorzichtiger te werk, maar in publicaties voor besloten kring en in voordrachten en bijeenkomsten drukt men zich vrijer uit. En dergelijke meningen worden niet alleen verbreid onder de seculiere en reguliere geestelijkheid, op de seminaries en in de studiehuizen van religieuzen, maar ook onder leken, vooral onder hen, die bij het onderwijs werkzaam zijn.
Hetzij nu deze meningen voortkomen uit een verkeerde zucht naar nieuwigheden of uit een prijzenswaardig motief, zij worden niet altijd even sterk geponeerd, niet altijd even duidelijk en in dezelfde woorden geformuleerd, en ook zijn de voorstanders ervan het niet altijd onder elkaar eens. Wat thans door sommigen met bepaalde reserves en distincties in meer bedekte termen wordt geleerd, wordt straks door anderen, die vrijmoediger zijn, openlijk en zonder reserve verkondigd, zodat velen, vooral uit de jongere geestelijkheid, er schade van ondervinden en het kerkelijk gezag er onder lijdt. In de boeken, die men uitgeeft, gaat men voorzichtiger te werk, maar in publicaties voor besloten kring en in voordrachten en bijeenkomsten drukt men zich vrijer uit. En dergelijke meningen worden niet alleen verbreid onder de seculiere en reguliere geestelijkheid, op de seminaries en in de studiehuizen van religieuzen, maar ook onder leken, vooral onder hen, die bij het onderwijs werkzaam zijn.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Verkeerde tendensen en meningen op het gebied van de theologie
- HOOFDSTUK 1 Het dogmatisch relativisme
14
1. Pogingen om het katholieke dogma te bevrijden van de traditionele formuleringen.
Wat de theologie betreft: sommigen willen de betekenis van de dogma's zoveel mogelijk verzwakken, en zij willen het dogma zelf bevrijden van de reeds lang in de Kerk aanvaarde formulering en van de filosofische begrippen, die bij de katholieke geleerden gebruikelijk zijn, om bij de uiteenzetting van de katholieke leer terug te keren tot de uitdrukkingswijze van de heilige Schrift en de heilige Vaders. Hiervan verwachten zij, dat het dogma, eenmaal ontdaan van de elementen, die volgens hun mening buiten de openbaring staan, met vrucht vergeleken kan worden met de dogmatische opvattingen van hen, die van de kerkelijke eenheid zijn afgescheiden; en zij hopen, dat men langs deze weg geleidelijk aan kan komen tot assimilatie van het katholieke dogma en de opvattingen van de andersdenkenden.
Wat de theologie betreft: sommigen willen de betekenis van de dogma's zoveel mogelijk verzwakken, en zij willen het dogma zelf bevrijden van de reeds lang in de Kerk aanvaarde formulering en van de filosofische begrippen, die bij de katholieke geleerden gebruikelijk zijn, om bij de uiteenzetting van de katholieke leer terug te keren tot de uitdrukkingswijze van de heilige Schrift en de heilige Vaders. Hiervan verwachten zij, dat het dogma, eenmaal ontdaan van de elementen, die volgens hun mening buiten de openbaring staan, met vrucht vergeleken kan worden met de dogmatische opvattingen van hen, die van de kerkelijke eenheid zijn afgescheiden; en zij hopen, dat men langs deze weg geleidelijk aan kan komen tot assimilatie van het katholieke dogma en de opvattingen van de andersdenkenden.
Referenties naar alinea 14: 1
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
2. Het zoeken van nieuwe begrippen tot uitdrukking van het dogma. Foutieve opvatting van de dogmageschiedenis.
Verder beweren zij, dat door het reduceren van de katholieke leer tot deze vorm de weg wordt vrijgemaakt om overeenkomstig de eisen van deze tijd het dogma te kunnen uitdrukken ook in de begrippen van de moderne filosofie, van het "immanentisme", het "idealisme", het "existentialisme" of van een ander systeem. Volgens sommigen, die meer vooruitstrevend zijn, kan en moet men dit tevens doen, omdat de geloofsgeheimen, zoals zij beweren, nooit in adequaat ware begrippen kunnen worden uitgedrukt, maar alleen in wat zij noemen "benaderende" en altijd veranderlijke begrippen, waardoor de waarheid wel in zekere mate wordt aangeduid, maar noodzakelijk ook wordt vervormd. Daarom vinden zij het niet onverstandig, maar integendeel volstrekt noodzakelijk, dat de theologie naargelang van de verschillende filosofische systemen, die zij in de loop van de tijd als hulpmiddelen gebruikt, de oude begrippen vervangt door nieuwe, zodat zij dezelfde goddelijke waarheden op verschillende, en zelfs enigszins tegenovergestelde, maar, volgens hen, toch gelijkwaardige manieren op menselijke wijze weergeeft. Verder beweren zij nog, dat de dogmageschiedenis bestaat in het weergeven van de wisselende, elkaar opvolgende vormen, waarin men de geopenbaarde waarheid heeft uitgedrukt volgens de verschillende systemen en meningen, die in de loop van de eeuwen zijn ontstaan.
Verder beweren zij, dat door het reduceren van de katholieke leer tot deze vorm de weg wordt vrijgemaakt om overeenkomstig de eisen van deze tijd het dogma te kunnen uitdrukken ook in de begrippen van de moderne filosofie, van het "immanentisme", het "idealisme", het "existentialisme" of van een ander systeem. Volgens sommigen, die meer vooruitstrevend zijn, kan en moet men dit tevens doen, omdat de geloofsgeheimen, zoals zij beweren, nooit in adequaat ware begrippen kunnen worden uitgedrukt, maar alleen in wat zij noemen "benaderende" en altijd veranderlijke begrippen, waardoor de waarheid wel in zekere mate wordt aangeduid, maar noodzakelijk ook wordt vervormd. Daarom vinden zij het niet onverstandig, maar integendeel volstrekt noodzakelijk, dat de theologie naargelang van de verschillende filosofische systemen, die zij in de loop van de tijd als hulpmiddelen gebruikt, de oude begrippen vervangt door nieuwe, zodat zij dezelfde goddelijke waarheden op verschillende, en zelfs enigszins tegenovergestelde, maar, volgens hen, toch gelijkwaardige manieren op menselijke wijze weergeeft. Verder beweren zij nog, dat de dogmageschiedenis bestaat in het weergeven van de wisselende, elkaar opvolgende vormen, waarin men de geopenbaarde waarheid heeft uitgedrukt volgens de verschillende systemen en meningen, die in de loop van de eeuwen zijn ontstaan.
Referenties naar alinea 15: 1
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Fides et Ratio ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
3. De waarde van de traditionele terminologie.
Uit wat wij gezegd hebben blijkt, dat de genoemde pogingen niet alleen voeren tot het zogenaamde dogmatisch "relativisme", maar dat zij dit in feite reeds inhouden. En dit relativisme wordt sterk in de hand gewerkt door de geringschatting van de traditionele leer en van de terminologie, waarin deze wordt weergegeven. Het is voor iedereen duidelijk, dat deze terminologie, zoals zij wordt gebruikt in de onderwijsinstellingen en door het kerkelijk leergezag zelf, vervolmaakt en gepreciseerd kan worden; en het is bovendien bekend, dat de Kerk niet altijd heeft vast gehouden aan het gebruik van dezelfde termen. Ook is het duidelijk, dat de Kerk zich niet kan binden aan ieder willekeurig filosofisch systeem, dat korte tijd in zwang is; maar wat de katholieke geleerden gedurende meerdere eeuwen eenstemmig hebben opgebouwd om tot enig begrip van het dogma te komen, kan onmogelijk steunen op zo'n wankele grondslag. Het steunt immers op beginselen en begrippen, die uit een ware kennis van het geschapene zijn afgeleid; en bij het vormen van deze kennis heeft de geopenbaarde waarheid als een ster, door middel van de Kerk, de menselijke geest voorgelicht. Het is daarom niet te verwonderen, dat sommige van deze begrippen door de algemene concilies niet alleen gebruikt zijn, maar daardoor ook zo zijn gesanctioneerd, dat men er niet van mag afwijken.
Uit wat wij gezegd hebben blijkt, dat de genoemde pogingen niet alleen voeren tot het zogenaamde dogmatisch "relativisme", maar dat zij dit in feite reeds inhouden. En dit relativisme wordt sterk in de hand gewerkt door de geringschatting van de traditionele leer en van de terminologie, waarin deze wordt weergegeven. Het is voor iedereen duidelijk, dat deze terminologie, zoals zij wordt gebruikt in de onderwijsinstellingen en door het kerkelijk leergezag zelf, vervolmaakt en gepreciseerd kan worden; en het is bovendien bekend, dat de Kerk niet altijd heeft vast gehouden aan het gebruik van dezelfde termen. Ook is het duidelijk, dat de Kerk zich niet kan binden aan ieder willekeurig filosofisch systeem, dat korte tijd in zwang is; maar wat de katholieke geleerden gedurende meerdere eeuwen eenstemmig hebben opgebouwd om tot enig begrip van het dogma te komen, kan onmogelijk steunen op zo'n wankele grondslag. Het steunt immers op beginselen en begrippen, die uit een ware kennis van het geschapene zijn afgeleid; en bij het vormen van deze kennis heeft de geopenbaarde waarheid als een ster, door middel van de Kerk, de menselijke geest voorgelicht. Het is daarom niet te verwonderen, dat sommige van deze begrippen door de algemene concilies niet alleen gebruikt zijn, maar daardoor ook zo zijn gesanctioneerd, dat men er niet van mag afwijken.
Referenties naar alinea 16: 5
Fides et Ratio ->=geentekst=Fides et Ratio ->=geentekst=
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
4. Het is onverantwoord, het theologisch erfgoed van eeuwen te verwerpen.
Daarom zou het hoogst onvoorzichtig zijn, als men zoveel belangrijks, dat mannen met meer dan gewone geestesgaven en heiligheid onder toezicht van het gewijde leergezag en onder de verlichting en leiding van de Heilige Geest in een arbeid van meerdere eeuwen hebben uitgedacht, geformuleerd en gepreciseerd om de geloofswaarheden steeds nauwkeuriger uit te drukken, zou verwaarlozen, verwerpen of waardeloos maken, om het dan te vervangen door benaderende begrippen en door enkele vlottende en vage uitdrukkingen van een nieuwe filosofie, die als een bloem op het veld vandaag bloeien en morgen verwelken; hierdoor zou men ook het dogma zelf als het ware tot een riet maken, door de wind bewogen. De minachting echter voor termen en begrippen, die bij de scholastieke theologen in gebruik zijn, voert vanzelf tot het ondermijnen van de zogenaamde speculatieve theologie, die, zoals de tegenstanders beweren, geen echte zekerheid heeft, omdat ze steunt op een theologische redenering.
Daarom zou het hoogst onvoorzichtig zijn, als men zoveel belangrijks, dat mannen met meer dan gewone geestesgaven en heiligheid onder toezicht van het gewijde leergezag en onder de verlichting en leiding van de Heilige Geest in een arbeid van meerdere eeuwen hebben uitgedacht, geformuleerd en gepreciseerd om de geloofswaarheden steeds nauwkeuriger uit te drukken, zou verwaarlozen, verwerpen of waardeloos maken, om het dan te vervangen door benaderende begrippen en door enkele vlottende en vage uitdrukkingen van een nieuwe filosofie, die als een bloem op het veld vandaag bloeien en morgen verwelken; hierdoor zou men ook het dogma zelf als het ware tot een riet maken, door de wind bewogen. De minachting echter voor termen en begrippen, die bij de scholastieke theologen in gebruik zijn, voert vanzelf tot het ondermijnen van de zogenaamde speculatieve theologie, die, zoals de tegenstanders beweren, geen echte zekerheid heeft, omdat ze steunt op een theologische redenering.
Referenties naar alinea 17: 1
De interpretatie van het dogma ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Miskenning van het kerkelijk leergezag
18
Inter Complures ->=geentekst=
1. De verachting van de scholastieke theologie voert tot miskenning van het kerkelijk leergezag.
Helaas komen de aanhangers van nieuwigheden door hun verachting van de scholastieke theologie gemakkelijk tot verwaarlozing en zelfs tot minachting van het kerkelijk leerambt, dat met zijn gezag die theologie zo sterk steunt. Want zij stellen dit leergezag voor als een rem voor de ontwikkeling en als een beletsel voor de wetenschap. En sommige niet-katholieken beschouwen het als een onrechtvaardige belemmering, die het enkele knappere theologen onmogelijk maakt, hun wetenschap te vernieuwen. En ofschoon dit gewijde leergezag voor iedere theoloog in zaken van geloof en zeden de naaste en universele waarheidsnorm moet zijn, omdat Christus de Heer het heeft belast met het bewaren, verdedigen en verklaren van heel de schat van het geloof, - namelijk de heilige Schrift en de goddelijke "overlevering" -, toch wordt soms de verplichting van de gelovigen om ook die dwalingen te vermijden, die min of meer de ketterij naderen, en om bijgevolg "zich ook te houden aan de bepalingen en beslissingen, waarin deze verkeerde opvattingen door de H. Stoel zijn veroordeeld en verboden" Codex Iuris Canonici (1917) [[2620|(1324)]] vgl: Dei Filius [[[115|42]]], zo genegeerd, alsof zij niet bestond. Wat de pausen in hun encyclieken zeggen omtrent de aard en de inrichting van de Kerk, wordt door sommigen opzettelijk en geregeld dood gezwegen met de bedoeling om een vaag begrip ingang te doen vinden, dat volgens hun zeggen ontleend is aan de oude, vooral de Griekse Vaders. De pausen immers, zo beweren zij voortdurend, willen niet oordelen omtrent kwesties, waarover onder de theologen gedisputeerd wordt; zij moet dus terugkeren tot de oorspronkelijke bronnen en de latere bepalingen en beslissingen van het leergezag uitleggen volgens de geschriften van de oudheid.
Helaas komen de aanhangers van nieuwigheden door hun verachting van de scholastieke theologie gemakkelijk tot verwaarlozing en zelfs tot minachting van het kerkelijk leerambt, dat met zijn gezag die theologie zo sterk steunt. Want zij stellen dit leergezag voor als een rem voor de ontwikkeling en als een beletsel voor de wetenschap. En sommige niet-katholieken beschouwen het als een onrechtvaardige belemmering, die het enkele knappere theologen onmogelijk maakt, hun wetenschap te vernieuwen. En ofschoon dit gewijde leergezag voor iedere theoloog in zaken van geloof en zeden de naaste en universele waarheidsnorm moet zijn, omdat Christus de Heer het heeft belast met het bewaren, verdedigen en verklaren van heel de schat van het geloof, - namelijk de heilige Schrift en de goddelijke "overlevering" -, toch wordt soms de verplichting van de gelovigen om ook die dwalingen te vermijden, die min of meer de ketterij naderen, en om bijgevolg "zich ook te houden aan de bepalingen en beslissingen, waarin deze verkeerde opvattingen door de H. Stoel zijn veroordeeld en verboden" Codex Iuris Canonici (1917) [[2620|(1324)]] vgl: Dei Filius [[[115|42]]], zo genegeerd, alsof zij niet bestond. Wat de pausen in hun encyclieken zeggen omtrent de aard en de inrichting van de Kerk, wordt door sommigen opzettelijk en geregeld dood gezwegen met de bedoeling om een vaag begrip ingang te doen vinden, dat volgens hun zeggen ontleend is aan de oude, vooral de Griekse Vaders. De pausen immers, zo beweren zij voortdurend, willen niet oordelen omtrent kwesties, waarover onder de theologen gedisputeerd wordt; zij moet dus terugkeren tot de oorspronkelijke bronnen en de latere bepalingen en beslissingen van het leergezag uitleggen volgens de geschriften van de oudheid.
Referenties naar alinea 18: 2
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Inter Complures ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
2. Waarde van de pauselijke encyclieken.
Dit lijkt wel mooi gezegd, maar het is toch niet waar. Zeker, de pausen laten in het algemeen aan de theologen vrijheid in kwesties, waarover grote geleerden van mening verschillen. Maar de geschiedenis leert, dat over meerdere punten, die vroeger vrij konden worden gedisputeerd, later geen verschil van mening meer mocht bestaan.
Dit lijkt wel mooi gezegd, maar het is toch niet waar. Zeker, de pausen laten in het algemeen aan de theologen vrijheid in kwesties, waarover grote geleerden van mening verschillen. Maar de geschiedenis leert, dat over meerdere punten, die vroeger vrij konden worden gedisputeerd, later geen verschil van mening meer mocht bestaan.
Referenties naar alinea 19: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Ook mag men niet denken, dat hetgeen de encyclieken voorhouden, per se geen instemming vraagt, omdat de pausen hier niet de hoogste macht van hun leergezag uitoefenen. Want dit valt onder het gewone leergezag en ook hiervan geldt het woord: "Wie u hoort, hoort Mij." (Lc. 10, 16) [b:Lc. 10, 16]. Bovendien behoort datgene, wat in de encyclieken wordt voorgehouden en ingescherpt reeds om andere redenen tot de katholieke leer.
Doen pausen in hun documenten uitdrukkelijk een uitspraak over een tot nog toe bedisputeerd punt, dan begrijpt iedereen, dat dit punt volgens de bedoeling en de wil van die pausen niet langer als een vrije kwestie onder de theologen mag worden beschouwd.
Doen pausen in hun documenten uitdrukkelijk een uitspraak over een tot nog toe bedisputeerd punt, dan begrijpt iedereen, dat dit punt volgens de bedoeling en de wil van die pausen niet langer als een vrije kwestie onder de theologen mag worden beschouwd.
Referenties naar alinea 20: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Inter Complures ->=geentekst=
3. Studie van de bronnen van de openbaring en onderwerping aan het kerkelijk leergezag.
Ook is het waar, dat de theologen altijd moeten terug gaan naar de bronnen van de openbaring; want het is hun taak, aan te geven, hoe datgene, wat door het levend leergezag wordt voorgehouden, in de heilige Schrift en in de goddelijke "overlevering" "expliciet of impliciet is vervat". Bovendien bevatten deze beide bronnen van de geopenbaarde leer zoveel kostbare schatten van waarheid, dat zij nooit werkelijk uitgeput raken. Daarom blijven de gewijde wetenschappen altijd jong door de studie van deze heilige bronnen. Daarentegen wordt de speculatieve beschouwing, die een diepere studie van de geloofsschat verwaarloost, onvruchtbaar, zoals uit de ondervinding blijkt.
Maar daarom mag men ook de zogenaamde positieve theologie nog niet herleiden tot een louter historische wetenschap. Want God heeft aan Zijn Kerk tegelijk met die heilige bronnen een levend leergezag gegeven om ook datgene, wat in de geloofsschat slechts bedekt en als het ware impliciet ligt opgesloten, toe te lichten en te ontvouwen.
En de goddelijke Verlosser heeft de authentieke verklaring van deze geloofsschat toevertrouwd niet aan de afzonderlijke gelovigen en zelfs niet aan de theologen, maar alleen aan het kerkelijk leergezag. En als de Kerk dit ambt uitoefent, gelijk zij dit in de loop van de eeuwen dikwijls heeft gedaan, door het gebruiken van haar gewoon of buitengewoon leergezag, dan is het klaarblijkelijk een verkeerde methode, het duidelijke te willen verklaren uit het onduidelijke; integendeel, dan moet iedereen de tegenovergestelde weg volgen. Daarom heeft onze voorganger Pius IX zaliger gedachtenis, toen hij het de edelste taak van de theologie noemde, aan te tonen, hoe de door de Kerk gedefinieerde leer ligt opgesloten in de bronnen, er niet zonder ernstige reden aan toegevoegd: "in dezelfde zin, waarin ze gedefinieerd is". Inter Gravissimas [[7028]]
Ook is het waar, dat de theologen altijd moeten terug gaan naar de bronnen van de openbaring; want het is hun taak, aan te geven, hoe datgene, wat door het levend leergezag wordt voorgehouden, in de heilige Schrift en in de goddelijke "overlevering" "expliciet of impliciet is vervat". Bovendien bevatten deze beide bronnen van de geopenbaarde leer zoveel kostbare schatten van waarheid, dat zij nooit werkelijk uitgeput raken. Daarom blijven de gewijde wetenschappen altijd jong door de studie van deze heilige bronnen. Daarentegen wordt de speculatieve beschouwing, die een diepere studie van de geloofsschat verwaarloost, onvruchtbaar, zoals uit de ondervinding blijkt.
Maar daarom mag men ook de zogenaamde positieve theologie nog niet herleiden tot een louter historische wetenschap. Want God heeft aan Zijn Kerk tegelijk met die heilige bronnen een levend leergezag gegeven om ook datgene, wat in de geloofsschat slechts bedekt en als het ware impliciet ligt opgesloten, toe te lichten en te ontvouwen.
En de goddelijke Verlosser heeft de authentieke verklaring van deze geloofsschat toevertrouwd niet aan de afzonderlijke gelovigen en zelfs niet aan de theologen, maar alleen aan het kerkelijk leergezag. En als de Kerk dit ambt uitoefent, gelijk zij dit in de loop van de eeuwen dikwijls heeft gedaan, door het gebruiken van haar gewoon of buitengewoon leergezag, dan is het klaarblijkelijk een verkeerde methode, het duidelijke te willen verklaren uit het onduidelijke; integendeel, dan moet iedereen de tegenovergestelde weg volgen. Daarom heeft onze voorganger Pius IX zaliger gedachtenis, toen hij het de edelste taak van de theologie noemde, aan te tonen, hoe de door de Kerk gedefinieerde leer ligt opgesloten in de bronnen, er niet zonder ernstige reden aan toegevoegd: "in dezelfde zin, waarin ze gedefinieerd is". Inter Gravissimas [[7028]]
Referenties naar alinea 21: 3
Ad Caeli Reginam ->=geentekst=Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=
Inter Complures ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Dwalingen op het gebied van de H. Schrift
22
1. Inbreuk op het goddelijk karakter van de H. Schrift.
Om nu terug te komen op de bovengenoemde nieuwe opvattingen: sommigen leren of insinueren ook dingen, die afbreuk doen aan het goddelijk gezag van de Heilige Schrift. Want er zijn er, die de zin van de definitie van het Vaticaans concilie omtrent God als auteur van de Heilige Schrift durven verdraaien. Zij verkondigen opnieuw de reeds meermalen veroordeelde mening, dat de Heilige Schrift vrij is van dwaling alleen daar, waar zij spreekt over God en over punten van zedelijke en godsdienstige aard. Zij spreken zelfs ten onrechte over de menselijke zin van de heilige boeken, waaronder hun goddelijke zin, die volgens hen de enig onfeilbare is, schuil zou gaan.
Bij het verklaren van de Heilige Schrift willen zij volstrekt geen rekening houden met de "analogie van het geloof" en met de "overlevering" van de Kerk. Men zou dus de leer van de Heilige Vaders en van het gewijde leergezag eigenlijk moeten toetsen aan de heilige Schrift, zoals die op zuiver menselijke wijze door de exegeten wordt verklaard, en niet de Heilige Schrift zelf moeten interpreteren volgens de opvatting van de Kerk, die door Christus de Heer is aangesteld om heel de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren.
Om nu terug te komen op de bovengenoemde nieuwe opvattingen: sommigen leren of insinueren ook dingen, die afbreuk doen aan het goddelijk gezag van de Heilige Schrift. Want er zijn er, die de zin van de definitie van het Vaticaans concilie omtrent God als auteur van de Heilige Schrift durven verdraaien. Zij verkondigen opnieuw de reeds meermalen veroordeelde mening, dat de Heilige Schrift vrij is van dwaling alleen daar, waar zij spreekt over God en over punten van zedelijke en godsdienstige aard. Zij spreken zelfs ten onrechte over de menselijke zin van de heilige boeken, waaronder hun goddelijke zin, die volgens hen de enig onfeilbare is, schuil zou gaan.
Bij het verklaren van de Heilige Schrift willen zij volstrekt geen rekening houden met de "analogie van het geloof" en met de "overlevering" van de Kerk. Men zou dus de leer van de Heilige Vaders en van het gewijde leergezag eigenlijk moeten toetsen aan de heilige Schrift, zoals die op zuiver menselijke wijze door de exegeten wordt verklaard, en niet de Heilige Schrift zelf moeten interpreteren volgens de opvatting van de Kerk, die door Christus de Heer is aangesteld om heel de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
2. De zogenaamde symbolische of geestelijke exegese.
Bovendien zou de letterlijke zin van de heilige Schrift en de uitleg ervan, die door zoveel grote exegeten onder het toezicht van de Kerk is gegeven, volgens hun valse princiepen plaats moeten maken voor een nieuwe exegese, die zij als symbolische en geestelijke exegese betitelen. Hierdoor zouden de heilige Boeken van het Oude Testament, die op het ogenblik als een verzegelde bron in de Kerk verborgen liggen, eindelijk voor allen begrijpelijk worden. Langs deze weg zullen, zo beweren zij, alle moeilijkheden verdwijnen, want deze bestaan alleen voor hen, die zich vastklampen aan de letterlijke zin van de Heilige Schrift.
Bovendien zou de letterlijke zin van de heilige Schrift en de uitleg ervan, die door zoveel grote exegeten onder het toezicht van de Kerk is gegeven, volgens hun valse princiepen plaats moeten maken voor een nieuwe exegese, die zij als symbolische en geestelijke exegese betitelen. Hierdoor zouden de heilige Boeken van het Oude Testament, die op het ogenblik als een verzegelde bron in de Kerk verborgen liggen, eindelijk voor allen begrijpelijk worden. Langs deze weg zullen, zo beweren zij, alle moeilijkheden verdwijnen, want deze bestaan alleen voor hen, die zich vastklampen aan de letterlijke zin van de Heilige Schrift.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
3. Verwijzing naar de pauselijke Bijbelencyclieken.
Het is voor iedereen duidelijk, hoe zeer dit alles in strijd is met de beginselen en normen van Schriftverklaring, die door onze voorgangers Leo XIII z.g. in de encycliek Providentissimus Deus [615], Benedictus XV z.g. in de encycliek Spiritus Paraclitus [616], en ook door onszelf in de encycliek Divino afflante Spiritu [614] zijn vastgelegd.
Het is voor iedereen duidelijk, hoe zeer dit alles in strijd is met de beginselen en normen van Schriftverklaring, die door onze voorgangers Leo XIII z.g. in de encycliek Providentissimus Deus [615], Benedictus XV z.g. in de encycliek Spiritus Paraclitus [616], en ook door onszelf in de encycliek Divino afflante Spiritu [614] zijn vastgelegd.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Enkele theologische dwalingen in het bijzonder
25
1. Met betrekking tot de natuurlijke Godskennis, de schepping en de voorkennis van God.
Het is niet te verwonderen, dat deze nieuwigheden in bijna alle onderdelen van de theologie reeds verderfelijke gevolgen hebben gehad. Men trekt het in twijfel, of het menselijk verstand zonder de hulp van de "openbaring" en de goddelijke genade door bewijzen, aan het geschapene ontleend, het bestaan van een persoonlijke God kan aantonen. Men ontkent, dat de wereld een begin heeft gehad, en men beweert, dat de schepping van de wereld noodzakelijk is, omdat zij zou voortkomen uit een noodzakelijke vrijgevigheid van de goddelijke liefde. Ook ontzegt men aan God de eeuwige en onfeilbare voorkennis van de vrije menselijke handelingen. Dit alles nu is in strijd met de uitspraken van het Vaticaans concilie. Dei Filius [[115|2-4]]
Het is niet te verwonderen, dat deze nieuwigheden in bijna alle onderdelen van de theologie reeds verderfelijke gevolgen hebben gehad. Men trekt het in twijfel, of het menselijk verstand zonder de hulp van de "openbaring" en de goddelijke genade door bewijzen, aan het geschapene ontleend, het bestaan van een persoonlijke God kan aantonen. Men ontkent, dat de wereld een begin heeft gehad, en men beweert, dat de schepping van de wereld noodzakelijk is, omdat zij zou voortkomen uit een noodzakelijke vrijgevigheid van de goddelijke liefde. Ook ontzegt men aan God de eeuwige en onfeilbare voorkennis van de vrije menselijke handelingen. Dit alles nu is in strijd met de uitspraken van het Vaticaans concilie. Dei Filius [[115|2-4]]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mysterium Fidei ->=geentekst=
2. Omtrent de engelen, de bovennatuurlijke orde, de erfzonde, de verlossing en de Eucharistie.
Ook stellen sommigen de vraag, of de engelen persoonlijke schepselen zijn en of de materie wezenlijk verschilt van de geest. Anderen tasten de leer aan, dat de bovennatuurlijke orde een volkomen vrije gave van God is, want zij zeggen, dat God geen verstandelijke wezens kan scheppen zonder ze te bestemmen en te roepen tot de zalige Godsaanschouwing. Meer nog: het begrip van de erfzonde wordt, tegen de definities van Trente in, vervalst; zo ook het begrip van de zonde in het algemeen, als belediging van God, en het begrip van de voldoening, die Christus voor ons gebracht heeft. Ook zijn er die beweren, dat de leer van de transsubstantiatie, die zou steunen op een verouderd filosofisch begrip van substantie, zo moet worden herzien, dat de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de heilige Eucharistie wordt herleid tot een soort symbolisme, in zover namelijk de geconsacreerde gedaanten niets anders zouden zijn dan werkdadige tekenen van de geestelijke tegenwoordigheid van Christus en van Zijn intieme vereniging met Zijn ledematen, de gelovigen, in het Mystieke Lichaam.
Ook stellen sommigen de vraag, of de engelen persoonlijke schepselen zijn en of de materie wezenlijk verschilt van de geest. Anderen tasten de leer aan, dat de bovennatuurlijke orde een volkomen vrije gave van God is, want zij zeggen, dat God geen verstandelijke wezens kan scheppen zonder ze te bestemmen en te roepen tot de zalige Godsaanschouwing. Meer nog: het begrip van de erfzonde wordt, tegen de definities van Trente in, vervalst; zo ook het begrip van de zonde in het algemeen, als belediging van God, en het begrip van de voldoening, die Christus voor ons gebracht heeft. Ook zijn er die beweren, dat de leer van de transsubstantiatie, die zou steunen op een verouderd filosofisch begrip van substantie, zo moet worden herzien, dat de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de heilige Eucharistie wordt herleid tot een soort symbolisme, in zover namelijk de geconsacreerde gedaanten niets anders zouden zijn dan werkdadige tekenen van de geestelijke tegenwoordigheid van Christus en van Zijn intieme vereniging met Zijn ledematen, de gelovigen, in het Mystieke Lichaam.
Referenties naar alinea 26: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mysterium Fidei ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
3. Omtrent de Kerk en omtrent de weg naar het geloof.
Enkelen achten zich niet gebonden door de leer, die wij enige jaren geleden in onze encycliek hebben uiteengezet en die steunt op de bronnen van de "openbaring", de leer namelijk, dat het Mystieke Lichaam van Christus en de katholieke Roomse Kerk één en hetzelfde zijn. vgl: Mystici Corporis Christi [[[433]]] Anderen herleiden de noodzakelijkheid van het lidmaatschap van de ware Kerk, om tot het eeuwig heil te komen, tot een lege formule. Weer anderen ten slotte ontkennen, dat de "geloofwaardigheid" van het christelijk geloof redelijk bewijsbaar is.
Enkelen achten zich niet gebonden door de leer, die wij enige jaren geleden in onze encycliek hebben uiteengezet en die steunt op de bronnen van de "openbaring", de leer namelijk, dat het Mystieke Lichaam van Christus en de katholieke Roomse Kerk één en hetzelfde zijn. vgl: Mystici Corporis Christi [[[433]]] Anderen herleiden de noodzakelijkheid van het lidmaatschap van de ware Kerk, om tot het eeuwig heil te komen, tot een lege formule. Weer anderen ten slotte ontkennen, dat de "geloofwaardigheid" van het christelijk geloof redelijk bewijsbaar is.
Referenties naar alinea 27: 1
Lumen Gentium ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
4. Vermaning
Het is een feit, dat deze en andere dergelijke dwalingen reeds sommigen van onze zonen hebben besmet, omdat zij zich laten misleiden door onverstandige zielenijver en valse wetenschap. Tot onze droefheid zien wij ons gedwongen, hun zeer bekende waarheden in herinnering te brengen, en wij moeten hen met angstige bezorgdheid wijzen op evidente dwalingen en gevaren voor dwaling.
Het is een feit, dat deze en andere dergelijke dwalingen reeds sommigen van onze zonen hebben besmet, omdat zij zich laten misleiden door onverstandige zielenijver en valse wetenschap. Tot onze droefheid zien wij ons gedwongen, hun zeer bekende waarheden in herinnering te brengen, en wij moeten hen met angstige bezorgdheid wijzen op evidente dwalingen en gevaren voor dwaling.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 De Kerk en de filosofie
- HOOFDSTUK 1 De eeuwenoude in de Kerk aanvaarde wijsbegeerte
29
1. De waarde van het menselijk verstand en de door de Kerk aanvaarde wijsbegeerte.
Men kent de kracht, die de Kerk aan het menselijk verstand toekent om het bestaan van de éne persoonlijke God met zekerheid aan te tonen, om de grondslagen van het christelijk geloof uit goddelijke tekenen onomstotelijk te bewijzen, om de wet, door de Schepper in het hart van de mensen gelegd, juist te formuleren, en ten slotte om te komen tot enig en wel zeer vruchtbaar begrip van de geloofsgeheimen. Dei Filius [[115|18]] Het verstand kan deze taak echter dan alleen juist en veilig volbrengen, als het de vereiste vorming heeft ontvangen; als het namelijk gevormd is door die gezonde filosofie, die als het ware het aloude erfdeel is van de vroegere christelijke eeuwen. Het gezag van deze filosofie is des te groter, omdat het kerkelijk leergezag zelf haar beginselen en voornaamste stellingen, zoals die door geniale mannen geleidelijk zijn ontdekt en vastgelegd, aan de "openbaring" heeft getoetst. Deze in de Kerk erkende en aanvaarde filosofie verdedigt de echte en werkelijke waarde van de menselijke kennis, de onwankelbare beginselen van de metafysica - de beginselen namelijk van "ratio sufficiens", "causaliteit" en "finaliteit" - en ten slotte de mogelijkheid om de zekere en onveranderlijke waarheid te achterhalen.
Men kent de kracht, die de Kerk aan het menselijk verstand toekent om het bestaan van de éne persoonlijke God met zekerheid aan te tonen, om de grondslagen van het christelijk geloof uit goddelijke tekenen onomstotelijk te bewijzen, om de wet, door de Schepper in het hart van de mensen gelegd, juist te formuleren, en ten slotte om te komen tot enig en wel zeer vruchtbaar begrip van de geloofsgeheimen. Dei Filius [[115|18]] Het verstand kan deze taak echter dan alleen juist en veilig volbrengen, als het de vereiste vorming heeft ontvangen; als het namelijk gevormd is door die gezonde filosofie, die als het ware het aloude erfdeel is van de vroegere christelijke eeuwen. Het gezag van deze filosofie is des te groter, omdat het kerkelijk leergezag zelf haar beginselen en voornaamste stellingen, zoals die door geniale mannen geleidelijk zijn ontdekt en vastgelegd, aan de "openbaring" heeft getoetst. Deze in de Kerk erkende en aanvaarde filosofie verdedigt de echte en werkelijke waarde van de menselijke kennis, de onwankelbare beginselen van de metafysica - de beginselen namelijk van "ratio sufficiens", "causaliteit" en "finaliteit" - en ten slotte de mogelijkheid om de zekere en onveranderlijke waarheid te achterhalen.
Referenties naar alinea 29: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
2. Het onveranderlijke van de waarheid; kritische houding tegenover nieuwigheden.
Deze filosofie leert meerdere dingen, die noch onmiddellijk noch middellijk het geloof en de zeden raken en waarover de Kerk daarom de mensen van de wetenschap vrij laat discussiëren. Maar op andere punten, vooral waar het gaat over de bovengenoemde beginselen en hoofdstellingen, bestaat die vrijheid niet. Ook in deze essentiële kwesties mag men de filosofie een passender en rijker gewaad geven, haar door doeltreffender formulering versterken, haar ontdoen van bepaalde minder geëigende schoolse vormen, haar verstandig verrijken met bepaalde gezonde elementen, die de vooruitgang van het menselijk denken heeft gebracht. Nooit echter mag men haar vernietigen of haar besmetten met valse beginselen of haar beschouwen als een wel groots, maar verouderd monument. Want de waarheid en iedere filosofische verklaring, die men er van geeft, kunnen zo maar niet telkens veranderen, vooral niet als het gaat over de beginselen, die uit zichzelf door het menselijk verstand gekend worden, of over waarheden, die steunen op eeuwenoude wijsheid en op het feit, dat zij overeenkomen met de "openbaring" en daarin een bevestiging vinden. Al wat de menselijke geest bij een eerlijk zoeken aan waarheid kan vinden, kan onmogelijk in strijd zijn met de reeds verworven waarheid. Want God, de hoogste Waarheid, heeft het menselijk verstand geschapen en leidt het, niet om telkens nieuwigheden te stellen tegenover de op juiste wijze verworven waarheden, maar om eventueel ingeslopen dwalingen te corrigeren en om de ene waarheid toe te voegen aan de andere volgens dezelfde orde en structuur, die we ontdekken in de natuur, waaraan wij de waarheid ontlenen. Daarom mag een christelijk filosoof of theoloog niet overijld en lichtvaardig alle nieuwigheden aanvaarden, die voortdurend worden uitgedacht, maar hij moet die met de grootste zorg onderzoeken en kritisch afwegen om de reeds verworven waarheid niet te verliezen of te misvormen, tot groot gevaar en nadeel voor het geloof zelf.
Deze filosofie leert meerdere dingen, die noch onmiddellijk noch middellijk het geloof en de zeden raken en waarover de Kerk daarom de mensen van de wetenschap vrij laat discussiëren. Maar op andere punten, vooral waar het gaat over de bovengenoemde beginselen en hoofdstellingen, bestaat die vrijheid niet. Ook in deze essentiële kwesties mag men de filosofie een passender en rijker gewaad geven, haar door doeltreffender formulering versterken, haar ontdoen van bepaalde minder geëigende schoolse vormen, haar verstandig verrijken met bepaalde gezonde elementen, die de vooruitgang van het menselijk denken heeft gebracht. Nooit echter mag men haar vernietigen of haar besmetten met valse beginselen of haar beschouwen als een wel groots, maar verouderd monument. Want de waarheid en iedere filosofische verklaring, die men er van geeft, kunnen zo maar niet telkens veranderen, vooral niet als het gaat over de beginselen, die uit zichzelf door het menselijk verstand gekend worden, of over waarheden, die steunen op eeuwenoude wijsheid en op het feit, dat zij overeenkomen met de "openbaring" en daarin een bevestiging vinden. Al wat de menselijke geest bij een eerlijk zoeken aan waarheid kan vinden, kan onmogelijk in strijd zijn met de reeds verworven waarheid. Want God, de hoogste Waarheid, heeft het menselijk verstand geschapen en leidt het, niet om telkens nieuwigheden te stellen tegenover de op juiste wijze verworven waarheden, maar om eventueel ingeslopen dwalingen te corrigeren en om de ene waarheid toe te voegen aan de andere volgens dezelfde orde en structuur, die we ontdekken in de natuur, waaraan wij de waarheid ontlenen. Daarom mag een christelijk filosoof of theoloog niet overijld en lichtvaardig alle nieuwigheden aanvaarden, die voortdurend worden uitgedacht, maar hij moet die met de grootste zorg onderzoeken en kritisch afwegen om de reeds verworven waarheid niet te verliezen of te misvormen, tot groot gevaar en nadeel voor het geloof zelf.
Referenties naar alinea 30: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De Thomistische wijsbegeerte
31
Tot het 4e Internationaal Thomistisch Congres te Rome ->=geentekst=
Tot professoren en studenten van het Angelicum ->=geentekst=
1. Voorkeur van de Kerk voor de Thomistische filosofie.
Wie dit goed voor ogen houdt, begrijpt gemakkelijk, waarom de Kerk eist, dat aan de toekomstige priesters de filosofie wordt onderwezen "volgens de methode, de leer en de beginselen van de Engelachtige Leraar". § 2 [[2620|(1366)]] Een ervaring van meerdere eeuwen heeft haar immers geleerd, dat de methode van Thomas van Aquino heel bijzonder geschikt is zowel voor het onderwijs als voor het uitdiepen van verborgen waarheden. Zij weet ook, dat zijn leer harmonisch met de "openbaring" overeenstemt en dat zij een machtig middel is om de grondslagen van het geloof veilig te stellen en om succesvol en zonder gevaar de vruchten te plukken van een gezonde ontwikkeling . Codex Iuris Canonici (1917) [[2620|(10)]]
Wie dit goed voor ogen houdt, begrijpt gemakkelijk, waarom de Kerk eist, dat aan de toekomstige priesters de filosofie wordt onderwezen "volgens de methode, de leer en de beginselen van de Engelachtige Leraar". § 2 [[2620|(1366)]] Een ervaring van meerdere eeuwen heeft haar immers geleerd, dat de methode van Thomas van Aquino heel bijzonder geschikt is zowel voor het onderwijs als voor het uitdiepen van verborgen waarheden. Zij weet ook, dat zijn leer harmonisch met de "openbaring" overeenstemt en dat zij een machtig middel is om de grondslagen van het geloof veilig te stellen en om succesvol en zonder gevaar de vruchten te plukken van een gezonde ontwikkeling . Codex Iuris Canonici (1917) [[2620|(10)]]
Referenties naar alinea 31: 3
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Tot het 4e Internationaal Thomistisch Congres te Rome ->=geentekst=
Tot professoren en studenten van het Angelicum ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
32
2. Verwijten tegen de Thomistische filosofie
a. Zij is verouderd in vorm en denkwijze; zij huldigt een absoluut ware metafysica; zij is een filosofie alleen van de onveranderlijke essenties.
Daarom is het zeer te betreuren, dat sommigen tegenwoordig de in de Kerk aanvaarde en erkende filosofie verachten en haar brutaal durven betitelen als verouderd naar de vorm en, zoals het heet, rationalistisch in haar methode van denken. Zij herhalen steeds maar, dat onze filosofie ten onrechte de mogelijkheid verdedigt van een absoluut ware metafysica. Daartegenover beweren zij, dat de realiteiten, vooral de transcendente realiteiten, niet beter kunnen worden uitgedrukt dan door systemen, die onderling onafhankelijk zijn en die elkaar aanvullen, ofschoon ze tot op zekere hoogte met elkaar in strijd zijn. Daarom, zo zeggen zij, kan de filosofie, die in onze onderwijsinstellingen wordt gedoceerd, met haar heldere uiteenzetting en oplossing van allerlei kwesties, met haar nauwkeurige begripsbepalingen en klare distincties wel een nuttige voorbereiding zijn op de studie van de scholastieke theologie, helemaal aangepast aan de middeleeuwse mentaliteit; maar zij biedt geen methode van filosoferen, zoals de moderne cultuur en behoeften die eisen. Zij verwijten verder aan de "philosophia perennis", dat ze slechts een filosofie is van de onveranderlijke essenties, terwijl het moderne denken vooral aandacht moet hebben voor de "existentie" van de afzonderlijke individuen en voor het steeds wisselende leven. En terwijl zij deze filosofie verachten, maken zij veel ophef van andere filosofieën, uit de oudheid of uit de moderne tijd, van de oosterse of westerse volken. Zo schijnen zij te insinueren, dat iedere willekeurige filosofie of theorie, mits men er, zo nodig, enkele correcties of aanvullingen in aanbrengt, zich met het katholieke dogma laat verenigen. Voor geen enkele katholiek mag er twijfel aan bestaan, dat dit volkomen onjuist is, vooral als het gaat over de systemen van het zogenaamde "immanentisme", "idealisme", het historisch of dialectisch "materialisme", of ook van het "existentialisme", in zover dit het atheïsme huldigt of althans de waarde ontkent van de metafysische redenering.
a. Zij is verouderd in vorm en denkwijze; zij huldigt een absoluut ware metafysica; zij is een filosofie alleen van de onveranderlijke essenties.
Daarom is het zeer te betreuren, dat sommigen tegenwoordig de in de Kerk aanvaarde en erkende filosofie verachten en haar brutaal durven betitelen als verouderd naar de vorm en, zoals het heet, rationalistisch in haar methode van denken. Zij herhalen steeds maar, dat onze filosofie ten onrechte de mogelijkheid verdedigt van een absoluut ware metafysica. Daartegenover beweren zij, dat de realiteiten, vooral de transcendente realiteiten, niet beter kunnen worden uitgedrukt dan door systemen, die onderling onafhankelijk zijn en die elkaar aanvullen, ofschoon ze tot op zekere hoogte met elkaar in strijd zijn. Daarom, zo zeggen zij, kan de filosofie, die in onze onderwijsinstellingen wordt gedoceerd, met haar heldere uiteenzetting en oplossing van allerlei kwesties, met haar nauwkeurige begripsbepalingen en klare distincties wel een nuttige voorbereiding zijn op de studie van de scholastieke theologie, helemaal aangepast aan de middeleeuwse mentaliteit; maar zij biedt geen methode van filosoferen, zoals de moderne cultuur en behoeften die eisen. Zij verwijten verder aan de "philosophia perennis", dat ze slechts een filosofie is van de onveranderlijke essenties, terwijl het moderne denken vooral aandacht moet hebben voor de "existentie" van de afzonderlijke individuen en voor het steeds wisselende leven. En terwijl zij deze filosofie verachten, maken zij veel ophef van andere filosofieën, uit de oudheid of uit de moderne tijd, van de oosterse of westerse volken. Zo schijnen zij te insinueren, dat iedere willekeurige filosofie of theorie, mits men er, zo nodig, enkele correcties of aanvullingen in aanbrengt, zich met het katholieke dogma laat verenigen. Voor geen enkele katholiek mag er twijfel aan bestaan, dat dit volkomen onjuist is, vooral als het gaat over de systemen van het zogenaamde "immanentisme", "idealisme", het historisch of dialectisch "materialisme", of ook van het "existentialisme", in zover dit het atheïsme huldigt of althans de waarde ontkent van de metafysische redenering.
Referenties naar alinea 32: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
b. Zij is te intellectualistisch. Weerlegging van dit verwijt
Ten slotte brengt men tegen de filosofie zoals die in onze onderwijsinstellingen wordt gedoceerd, nog dit bezwaar in, dat zij bij het kenproces uitsluitend let op het verstand en de functie van de wil en van de gemoedsbewegingen buiten beschouwing laat. Maar dit is niet waar, want de christelijke filosofie heeft nooit ontkend, dat de goede gesteltenissen van heel de ziel hun nut hebben en invloed uitoefenen voor het volledig kennen en aanvaarden van de godsdienstige en zedelijke waarheden. Zij heeft daarenboven altijd geleerd, dat het ontbreken van deze gesteltenissen oorzaak kan zijn, dat het verstand ten gevolge van de hartstochten en de kwade wil zo wordt verduisterd, dat het de dingen niet juist meer ziet. De Doctor Communis leert zelfs, dat het verstand de hogere goederen van de natuurlijke of bovennatuurlijke morele orde tot op zekere hoogte kan vatten, in zover het in de ziel een zekere affectieve "connaturaliteit" met die goederen ondervindt, een "connaturaliteit" van de natuurlijke orde of door de genade gegeven vgl: iia-iiae q. 1 a. 4 ad 3 [[[t:iia-iiae q. 1 a. 4 ad 3]]] vgl: iia-iiae q. 45 a. 2 co. [[[t:iia-iiae q. 45 a. 2 co.]]]; en het is duidelijk, hoezeer deze kennis, ook al is ze slechts vaag, het verstand bij zijn onderzoek kan helpen. Maar de invloed erkennen, die de gesteltenis van de wilsaffecten heeft om het verstand te helpen tot het verkrijgen van een meer zekere en vaste kennis van de zedelijke waarheden, is heel iets anders dan wat die nieuwlichters willen: namelijk aan het streefvermogen en het gevoel een zekere intuïtieve kracht toekennen en beweren dat de mens, wanneer hij door verstandelijke redenering niet met zekerheid tot de kennis van de waarheid kan komen, zich moet wenden tot de wil om daarmee zelf in een vrije beslissing te kiezen tussen tegenovergestelde meningen, waarbij dan het kennen en het willen ordeloos door elkaar lopen.
Ten slotte brengt men tegen de filosofie zoals die in onze onderwijsinstellingen wordt gedoceerd, nog dit bezwaar in, dat zij bij het kenproces uitsluitend let op het verstand en de functie van de wil en van de gemoedsbewegingen buiten beschouwing laat. Maar dit is niet waar, want de christelijke filosofie heeft nooit ontkend, dat de goede gesteltenissen van heel de ziel hun nut hebben en invloed uitoefenen voor het volledig kennen en aanvaarden van de godsdienstige en zedelijke waarheden. Zij heeft daarenboven altijd geleerd, dat het ontbreken van deze gesteltenissen oorzaak kan zijn, dat het verstand ten gevolge van de hartstochten en de kwade wil zo wordt verduisterd, dat het de dingen niet juist meer ziet. De Doctor Communis leert zelfs, dat het verstand de hogere goederen van de natuurlijke of bovennatuurlijke morele orde tot op zekere hoogte kan vatten, in zover het in de ziel een zekere affectieve "connaturaliteit" met die goederen ondervindt, een "connaturaliteit" van de natuurlijke orde of door de genade gegeven vgl: iia-iiae q. 1 a. 4 ad 3 [[[t:iia-iiae q. 1 a. 4 ad 3]]] vgl: iia-iiae q. 45 a. 2 co. [[[t:iia-iiae q. 45 a. 2 co.]]]; en het is duidelijk, hoezeer deze kennis, ook al is ze slechts vaag, het verstand bij zijn onderzoek kan helpen. Maar de invloed erkennen, die de gesteltenis van de wilsaffecten heeft om het verstand te helpen tot het verkrijgen van een meer zekere en vaste kennis van de zedelijke waarheden, is heel iets anders dan wat die nieuwlichters willen: namelijk aan het streefvermogen en het gevoel een zekere intuïtieve kracht toekennen en beweren dat de mens, wanneer hij door verstandelijke redenering niet met zekerheid tot de kennis van de waarheid kan komen, zich moet wenden tot de wil om daarmee zelf in een vrije beslissing te kiezen tussen tegenovergestelde meningen, waarbij dan het kennen en het willen ordeloos door elkaar lopen.
Referenties naar alinea 33: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
3. Gevaren van de nieuwe theorieën voor theodicee en ethica.
Geen wonder, dat deze nieuwe theorieën gevaar opleveren voor twee onderdelen van de filosofie, die uiteraard in nauw verband staan met de geloofsleer, namelijk de theodicee en de ethica. Men beweert namelijk, dat deze tot taak hebben, niet om zekerheid te geven omtrent God of een ander transcendent wezen, maar veeleer om aan te tonen, dat de leer van het geloof omtrent een persoonlijke God en Zijn geboden volmaakt beantwoordt aan de behoeften van het leven en daarom door iedereen moet worden aanvaard om niet in wanhoop te vervallen en om het eeuwig heil te bereiken. Dit alles is in flagrante tegenspraak met de documenten van onze voorgangers Leo XIII en Pius X en laat zich niet verenigen met de beslissingen van het Vaticaans Concilie [d:217]. Wij zouden deze dwalingen niet behoeven te betreuren, als allen, ook in de filosofie, met de nodige eerbied luisterden naar het kerkelijk leergezag; dit heeft immers krachtens goddelijke instelling de plicht, niet alleen de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren, maar ook toezicht te houden op de filosofie, om zo te voorkomen, dat de katholieke dogma's door onjuiste meningen worden aangetast.
Geen wonder, dat deze nieuwe theorieën gevaar opleveren voor twee onderdelen van de filosofie, die uiteraard in nauw verband staan met de geloofsleer, namelijk de theodicee en de ethica. Men beweert namelijk, dat deze tot taak hebben, niet om zekerheid te geven omtrent God of een ander transcendent wezen, maar veeleer om aan te tonen, dat de leer van het geloof omtrent een persoonlijke God en Zijn geboden volmaakt beantwoordt aan de behoeften van het leven en daarom door iedereen moet worden aanvaard om niet in wanhoop te vervallen en om het eeuwig heil te bereiken. Dit alles is in flagrante tegenspraak met de documenten van onze voorgangers Leo XIII en Pius X en laat zich niet verenigen met de beslissingen van het Vaticaans Concilie [d:217]. Wij zouden deze dwalingen niet behoeven te betreuren, als allen, ook in de filosofie, met de nodige eerbied luisterden naar het kerkelijk leergezag; dit heeft immers krachtens goddelijke instelling de plicht, niet alleen de schat van de geopenbaarde waarheid te bewaren en te verklaren, maar ook toezicht te houden op de filosofie, om zo te voorkomen, dat de katholieke dogma's door onjuiste meningen worden aangetast.
Referenties naar alinea 34: 1
Optatam Totius Ecclesiae ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Het geloof en de positieve wetenschappen
- HOOFDSTUK Houding van de Kerk tegenover feiten en hypothesen van de positieve wetenschappen
35
Ten slotte moeten wij nog iets zeggen over vraagstukken, die wel behoren tot de zogenaamde "positieve" wetenschappen, maar toch min of meer in verband staan met de waarheden van het christelijk geloof. Velen immers eisen nadrukkelijk, dat de katholieke godsdienst zoveel mogelijk rekening zal houden met die wetenschappen. Dit is zonder twijfel uitstekend, waar het gaat over werkelijk bewezen feiten; maar als het gaat over "hypothesen", die de leer van de heilige Schrift of van de traditie raken, dan moet men hier gereserveerd tegenover staan, al hebben deze hypothesen dan ook min of meer een wetenschappelijke basis. Gaan echter dergelijke hypothesen rechtstreeks of zijdelings in tegen de geopenbaarde leer, dan' moet men deze eis volstrekt afwijzen.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Over de evolutieleer ->=geentekst=
Over de evolutieleer ->=geentekst=
1. De biologische en antropologische wetenschappen
a. Het evolutionisme.
Daarom verzet het kerkelijk leergezag zich er niet tegen, dat de leer van het "evolutionisme" overeenkomstig de tegenwoordige stand van de menselijke wetenschappen en de theologie door voor- en tegenstanders onder de vakmensen nader wordt bestudeerd en bediscussieerd; wij bedoelen de evolutieleer, in zover zij het ontstaan van het menselijk lichaam uit reeds bestaande en levende stof nagaat, want het katholiek geloof verplicht ons te houden, dat de zielen onmiddellijk door God geschapen worden. Deze studie moet dan zo geschieden, dat de bewijzen voor beide meningen, namelijk van voor- en tegenstanders, met de vereiste ernst, kalmte en gematigdheid worden gewikt en gewogen; onder voorwaarde tevens, dat allen bereid zijn, zich te onderwerpen aan het oordeel van de Kerk, want zij heeft van Christus de taak gekregen, de heilige Schrift met bindend gezag te verklaren en de dogma's van het geloof te beschermen. A.A.S. 33 (1941) 506. [[2244]]
Sommigen echter durven de grenzen van deze vrijheid van discussie te overschrijden; zij doen namelijk, alsof door de tot nu toe gevonden gegevens en de daarvan uitgaande redeneringen reeds als volkomen zeker zou zijn bewezen, dat het menselijk lichaam uit reeds bestaande en levende stof is ontstaan. Bovendien doen zij het voorkomen, alsof er in de bronnen van de openbaring niets zou te vinden zijn, dat in deze kwestie de grootste gematigdheid en voorzichtigheid eist.
a. Het evolutionisme.
Daarom verzet het kerkelijk leergezag zich er niet tegen, dat de leer van het "evolutionisme" overeenkomstig de tegenwoordige stand van de menselijke wetenschappen en de theologie door voor- en tegenstanders onder de vakmensen nader wordt bestudeerd en bediscussieerd; wij bedoelen de evolutieleer, in zover zij het ontstaan van het menselijk lichaam uit reeds bestaande en levende stof nagaat, want het katholiek geloof verplicht ons te houden, dat de zielen onmiddellijk door God geschapen worden. Deze studie moet dan zo geschieden, dat de bewijzen voor beide meningen, namelijk van voor- en tegenstanders, met de vereiste ernst, kalmte en gematigdheid worden gewikt en gewogen; onder voorwaarde tevens, dat allen bereid zijn, zich te onderwerpen aan het oordeel van de Kerk, want zij heeft van Christus de taak gekregen, de heilige Schrift met bindend gezag te verklaren en de dogma's van het geloof te beschermen. A.A.S. 33 (1941) 506. [[2244]]
Sommigen echter durven de grenzen van deze vrijheid van discussie te overschrijden; zij doen namelijk, alsof door de tot nu toe gevonden gegevens en de daarvan uitgaande redeneringen reeds als volkomen zeker zou zijn bewezen, dat het menselijk lichaam uit reeds bestaande en levende stof is ontstaan. Bovendien doen zij het voorkomen, alsof er in de bronnen van de openbaring niets zou te vinden zijn, dat in deze kwestie de grootste gematigdheid en voorzichtigheid eist.
Referenties naar alinea 36: 4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Over de evolutieleer ->=geentekst=
Over de evolutieleer ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
37
b. Het polygenisme
Met betrekking echter tot een andere hypothese, namelijk het zogenaamde polygenisme, hebben de kinderen van de Kerk deze vrijheid volstrekt niet. Want de gelovigen mogen niet die mening aanhangen, waarvan de voorstanders beweren, ofwel, dat er na Adam hier op aarde echte mensen hebben bestaan, die niet door natuurlijke voortplanting van hem als stamvader van allen zijn voortgekomen, ofwel, dat Adam een zeker aantal stamvaders betekent. Het blijkt immers volstrekt niet, hoe deze opvatting is overeen te brengen met wat de bronnen van de geopenbaarde waarheid en de akten van het kerkelijk leergezag leren omtrent de erfzonde, die voortkomt uit de door één Adam werkelijk bedreven zonde, en die door de voortplanting op allen overgaat en in ieder mens als hem eigen aanwezig is. (Rom. 5, 12-19) [[b:Rom. 5, 12-19]] Sessio V - Decretum super peccato originali [[667|+3-6]]
Met betrekking echter tot een andere hypothese, namelijk het zogenaamde polygenisme, hebben de kinderen van de Kerk deze vrijheid volstrekt niet. Want de gelovigen mogen niet die mening aanhangen, waarvan de voorstanders beweren, ofwel, dat er na Adam hier op aarde echte mensen hebben bestaan, die niet door natuurlijke voortplanting van hem als stamvader van allen zijn voortgekomen, ofwel, dat Adam een zeker aantal stamvaders betekent. Het blijkt immers volstrekt niet, hoe deze opvatting is overeen te brengen met wat de bronnen van de geopenbaarde waarheid en de akten van het kerkelijk leergezag leren omtrent de erfzonde, die voortkomt uit de door één Adam werkelijk bedreven zonde, en die door de voortplanting op allen overgaat en in ieder mens als hem eigen aanwezig is. (Rom. 5, 12-19) [[b:Rom. 5, 12-19]] Sessio V - Decretum super peccato originali [[667|+3-6]]
Referenties naar alinea 37: 1
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
2. De historische wetenschappen
a. De verklaring van de historische boeken van het Oude Testament, in het bijzonder van Genesis 1-11.
Zoals op het gebied van de biologische en antropologische wetenschappen, zo zijn er ook op dat van de historische wetenschap mensen, die zich niet storen aan de door de Kerk vastgestelde grenzen en voorgeschreven reserve. In het bijzonder valt hier een bepaalde methode van exegese te betreuren, die een al te vrije verklaring geeft van de historische boeken van het Oude Testament. De aanhangers van deze methode verdedigen zich ten onrechte met een beroep op de brief, die de pauselijke bijbelcommissie kortgeleden heeft gericht tot de aartsbisschop van Parijs. Le Saint-Père [[2088]] Deze brief immers wijst er nadrukkelijk op, dat de eerste elf hoofdstukken van Genesis wel niet strikt beantwoorden aan de methoden van geschiedschrijving van de grote Griekse en Latijnse geschiedschrijvers en de vakmensen van onze tijd, maar toch in een werkelijke zin, die de exegeten nader moeten bestuderen en omschrijven, tot het historisch genre behoren. De brief wijst er verder op, dat deze hoofdstukken in eenvoudige en beeldrijke taal, aangepast aan de mentaliteit van een weinig ontwikkeld volk, de voornaamste waarheden leren, die voor ons eeuwig heil noodzakelijk zijn, en daarnaast een populaire beschrijving geven van het ontstaan van de mensheid en het uitverkoren volk. Als nu de oude gewijde schrijvers iets hebben ontleend aan volksverhalen, (wat men kan toegeven), dan mag men toch nooit vergeten, dat zij dit gedaan hebben onder invloed van de goddelijke inspiratie en dat zij hierdoor bij het kiezen en beoordelen van die documenten tegen iedere dwaling werden gevrijwaard.
a. De verklaring van de historische boeken van het Oude Testament, in het bijzonder van Genesis 1-11.
Zoals op het gebied van de biologische en antropologische wetenschappen, zo zijn er ook op dat van de historische wetenschap mensen, die zich niet storen aan de door de Kerk vastgestelde grenzen en voorgeschreven reserve. In het bijzonder valt hier een bepaalde methode van exegese te betreuren, die een al te vrije verklaring geeft van de historische boeken van het Oude Testament. De aanhangers van deze methode verdedigen zich ten onrechte met een beroep op de brief, die de pauselijke bijbelcommissie kortgeleden heeft gericht tot de aartsbisschop van Parijs. Le Saint-Père [[2088]] Deze brief immers wijst er nadrukkelijk op, dat de eerste elf hoofdstukken van Genesis wel niet strikt beantwoorden aan de methoden van geschiedschrijving van de grote Griekse en Latijnse geschiedschrijvers en de vakmensen van onze tijd, maar toch in een werkelijke zin, die de exegeten nader moeten bestuderen en omschrijven, tot het historisch genre behoren. De brief wijst er verder op, dat deze hoofdstukken in eenvoudige en beeldrijke taal, aangepast aan de mentaliteit van een weinig ontwikkeld volk, de voornaamste waarheden leren, die voor ons eeuwig heil noodzakelijk zijn, en daarnaast een populaire beschrijving geven van het ontstaan van de mensheid en het uitverkoren volk. Als nu de oude gewijde schrijvers iets hebben ontleend aan volksverhalen, (wat men kan toegeven), dan mag men toch nooit vergeten, dat zij dit gedaan hebben onder invloed van de goddelijke inspiratie en dat zij hierdoor bij het kiezen en beoordelen van die documenten tegen iedere dwaling werden gevrijwaard.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
b. Waarheid en eenvoud van de heilige Schrift in tegenstelling met de mythologie.
Wat echter in de heilige Schrift is overgenomen uit volksverhalen, mag niet op één lijn worden gesteld met mythologieën en dergelijke, die meer de vrucht zijn van een teugelloze verbeelding dan van een streven naar waarheid en eenvoud. Dit streven is zó kenmerkend voor de heilige boeken, ook voor die van het Oude Testament, dat onze gewijde schrijvers duidelijk de meerderen blijken van de profane schrijvers uit de oudheid.
Wat echter in de heilige Schrift is overgenomen uit volksverhalen, mag niet op één lijn worden gesteld met mythologieën en dergelijke, die meer de vrucht zijn van een teugelloze verbeelding dan van een streven naar waarheid en eenvoud. Dit streven is zó kenmerkend voor de heilige boeken, ook voor die van het Oude Testament, dat onze gewijde schrijvers duidelijk de meerderen blijken van de profane schrijvers uit de oudheid.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 4 Slot
40
1. De paus acht ingrijpen noodzakelijk.
Wij weten, dat de meeste katholieke geleerden, die de resultaten van hun wetenschap doceren aan universiteiten, seminaries en in studiehuizen van religieuzen, vrij zijn van de dwalingen, die tegenwoordig uit zucht naar nieuwigheden of uit onverstandige apostolaatsijver openlijk of bedekt worden verbreid. Maar wij weten ook, dat deze nieuwe theorieën een aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op mensen, die niet voldoende zijn gewaarschuwd; daarom willen wij liever het kwaad voorkomen dan het genezen, wanneer het reeds heeft doorgewerkt.
Wij weten, dat de meeste katholieke geleerden, die de resultaten van hun wetenschap doceren aan universiteiten, seminaries en in studiehuizen van religieuzen, vrij zijn van de dwalingen, die tegenwoordig uit zucht naar nieuwigheden of uit onverstandige apostolaatsijver openlijk of bedekt worden verbreid. Maar wij weten ook, dat deze nieuwe theorieën een aantrekkingskracht kunnen uitoefenen op mensen, die niet voldoende zijn gewaarschuwd; daarom willen wij liever het kwaad voorkomen dan het genezen, wanneer het reeds heeft doorgewerkt.
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
41
2. Bevel aan de bisschoppen en de religieuze oversten.
Na alles rijpelijk voor God te hebben overdacht en overwogen, en om niet te kort te schieten in onze heilige plicht, bevelen wij daarom aan de bisschoppen en de oversten van kloosterinstellingen onder zware gewetensplicht, er met alle ijver voor te zorgen, dat dergelijke meningen niet worden gedoceerd bij het onderwijs, in bijeenkomsten of in geschriften van welke aard ook, of aan geestelijken of gelovigen hoe dan ook worden geleerd.
Na alles rijpelijk voor God te hebben overdacht en overwogen, en om niet te kort te schieten in onze heilige plicht, bevelen wij daarom aan de bisschoppen en de oversten van kloosterinstellingen onder zware gewetensplicht, er met alle ijver voor te zorgen, dat dergelijke meningen niet worden gedoceerd bij het onderwijs, in bijeenkomsten of in geschriften van welke aard ook, of aan geestelijken of gelovigen hoe dan ook worden geleerd.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
42
Fides et Ratio ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
3. Vermaning aan de docenten.
De docenten aan kerkelijke onderwijsinstellingen moeten weten, dat zij het hun opgedragen leerambt niet in goed geweten kunnen uitoefenen, als zij de doctrinaire punten, die wij hebben uiteen gezet, niet eerbiedig aanvaarden en er zich niet stipt aan houden bij hun onderwijs. Zij moeten de verschuldigde eerbied en onderwerping, die zij bij hun dagelijkse arbeid moeten tonen voor het leergezag van de Kerk, ook in de geest en het hart van hun leerlingen inprenten.
De docenten aan kerkelijke onderwijsinstellingen moeten weten, dat zij het hun opgedragen leerambt niet in goed geweten kunnen uitoefenen, als zij de doctrinaire punten, die wij hebben uiteen gezet, niet eerbiedig aanvaarden en er zich niet stipt aan houden bij hun onderwijs. Zij moeten de verschuldigde eerbied en onderwerping, die zij bij hun dagelijkse arbeid moeten tonen voor het leergezag van de Kerk, ook in de geest en het hart van hun leerlingen inprenten.
Referenties naar alinea 42: 3
Evangelium Vitae ->=geentekst=Fides et Ratio ->=geentekst=
Fides et Ratio Test ENGELS ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
43
Zeker, zij moeten met alle kracht en inspanning de wetenschappen, die zij doceren, vooruit trachten te brengen; maar zij dienen ook de grenzen in acht te nemen, die wij hebben vastgesteld om de waarheid van het katholiek geloof en van de katholieke leer te beschermen. Laten zij de nieuwe vraagstukken, die door de moderne cultuur en ontwikkeling aan de orde zijn gesteld, met alle ijver bestuderen, maar ook met de nodige voorzichtigheid en reserve. Ten slotte, laten zij niet in een vals "irenisme" menen, dat men de andersdenkenden en dwalenden met succes tot de Kerk kan terugbrengen, als men niet eerlijk aan allen De volledige in de Kerk levende waarheid voorhoudt zonder enige misvorming of verminking.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
44
4. Zegen.
In dit vertrouwen, dat door uw herderlijke ijver nog wordt versterkt, schenken wij als onderpand van de goddelijke gaven aan u allen, eerbiedwaardige broeders, en aan uw volk met alle liefde de apostolische zegen.
In dit vertrouwen, dat door uw herderlijke ijver nog wordt versterkt, schenken wij als onderpand van de goddelijke gaven aan u allen, eerbiedwaardige broeders, en aan uw volk met alle liefde de apostolische zegen.
Gegeven te Rome bij St. Pieter op 12 augustus 1950 in het twaalfde jaar van ons pontificaat. Paus Pius XII
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 19
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/470-humani-generis-nl