Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk over de samenwerking van man en vrouw in de Kerk en in de wereld
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
31 mei 2004
Curie - Brieven
2004, rkkerk.nl / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Italiaans, met medewerking van drs. N.M. Schnell, pr.
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
31 mei 2004
Dr. N. Stienstra
13 januari 2023
412
nl
Referenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- HOOFDSTUK -1 Inleiding
1
De Kerk, deskundig op het gebied van menselijkheid, heeft een blijvende belangstelling voor alles wat mannen en vrouwen betreft. De laatste tijd is er veel nagedacht over de vraag aangaande de waardigheid van de vrouw en de rechten en plichten van de vrouw op de verschillende terreinen van de burgermaatschappij en de Kerk. De Kerk, die in het bijzonder door het onderricht van Johannes Paulus II vgl: Familiaris Consortio[[[267]]] vgl: Mulieris Dignitatem[[[94]]] vgl: Gratissimam sane[[[565]]] vgl: Brief aan de Vrouwen[[[117]]] (Theologie van het Lichaam[d:122]) vgl: De ware betekenis van de menselijke seksualiteit[[[941]]] heeft bijgedragen tot verdieping van deze fundamentele kwesties, wordt nu opgeroepen zich bezig te houden met bepaalde denkrichtingen, die dikwijls in strijd zijn met de waarachtige bevordering van de positie van de vrouw.
Na een korte uiteenzetting en een kritische evaluatie van een aantal huidige opvattingen aangaande de menselijke natuur, zal dit document - geïnspireerd door de leerstellige bijbelse visie op de menselijke persoon, die onmisbaar is voor het veiligstellen van zijn of haar identiteit - enige beschouwingen bieden die noodzakelijk zijn voor een juist begrip van actieve samenwerking, zonder daarbij het verschil tussen man en vrouw in de Kerk en in de wereld te ontkennen. Deze beschouwingen zijn bedoeld als uitgangspunt voor verdere verdieping in de Kerk, maar tevens als stimulans voor een dialoog met alle mannen en vrouwen van goede wil, die waarachtig op zoek zijn naar de waarheid en in gezamenlijke geëngageerdheid steeds authentiekere verhoudingen ontwikkelen.
Na een korte uiteenzetting en een kritische evaluatie van een aantal huidige opvattingen aangaande de menselijke natuur, zal dit document - geïnspireerd door de leerstellige bijbelse visie op de menselijke persoon, die onmisbaar is voor het veiligstellen van zijn of haar identiteit - enige beschouwingen bieden die noodzakelijk zijn voor een juist begrip van actieve samenwerking, zonder daarbij het verschil tussen man en vrouw in de Kerk en in de wereld te ontkennen. Deze beschouwingen zijn bedoeld als uitgangspunt voor verdere verdieping in de Kerk, maar tevens als stimulans voor een dialoog met alle mannen en vrouwen van goede wil, die waarachtig op zoek zijn naar de waarheid en in gezamenlijke geëngageerdheid steeds authentiekere verhoudingen ontwikkelen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het probleem
2
Gedurende de laatste jaren zijn de kwesties aangaande vrouwen op nieuwe wijzen benaderd. Ten eerste is er een tendens sterk de nadruk te leggen op de ondergeschikte positie van de vrouw met als doel het opwekken van een vijandige houding: om zichzelf te kunnen zijn moet de vrouw vijand van de man zijn. Geconfronteerd met machtsmisbruik, moet de vrouw reageren door naar macht te streven. Dit proces leidt tot rivaliteit tussen man en vrouw, waarbij de identiteit en de rol van de een worden benadrukt ten nadele van de ander. Dit leidt tot een schadelijke verwarring met betrekking tot de menselijke persoon, die op de eerste plaats funest is voor de structuur van het gezin.
Een tweede tendens volgt in het kielzog van de eerste. Om te voorkomen dat een van de twee geslachten het andere overheerst, is er een neiging de verschillen te ontkennen en die te beschouwen als niet meer dan het gevolg van historische en culturele omstandigheden. Hierbij wordt het lichamelijke verschil, het geslacht, geminimaliseerd, terwijl het zuiver culturele element, gender genoemd, volledig benadrukt en als het allerbelangrijkste beschouwd wordt. Het verhullen van de verschillen, de dualiteit, van de geslachten heeft op verschillende niveaus bijzonder grote gevolgen. Deze theorie van de menselijke persoon, bedoeld om de gelijkstelling van de vrouw te bevorderen en haar te bevrijden van biologisch determinisme, heeft in de praktijk ideologieën doen ontstaan die bijvoorbeeld het gezin ter discussie stellen, wat betreft de natuurlijke structuur van twee ouders - moeder en vader - en die homoseksualiteit en heteroseksualiteit gelijk gesteld hebben, in een nieuw model van polymorfe seksualiteit.
Een tweede tendens volgt in het kielzog van de eerste. Om te voorkomen dat een van de twee geslachten het andere overheerst, is er een neiging de verschillen te ontkennen en die te beschouwen als niet meer dan het gevolg van historische en culturele omstandigheden. Hierbij wordt het lichamelijke verschil, het geslacht, geminimaliseerd, terwijl het zuiver culturele element, gender genoemd, volledig benadrukt en als het allerbelangrijkste beschouwd wordt. Het verhullen van de verschillen, de dualiteit, van de geslachten heeft op verschillende niveaus bijzonder grote gevolgen. Deze theorie van de menselijke persoon, bedoeld om de gelijkstelling van de vrouw te bevorderen en haar te bevrijden van biologisch determinisme, heeft in de praktijk ideologieën doen ontstaan die bijvoorbeeld het gezin ter discussie stellen, wat betreft de natuurlijke structuur van twee ouders - moeder en vader - en die homoseksualiteit en heteroseksualiteit gelijk gesteld hebben, in een nieuw model van polymorfe seksualiteit.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Hoewel de directe wortels van deze tweede tendens te vinden zijn in de beschouwingen over de rol van de vrouw, moet de diepere oorzaak gezocht worden in de menselijke poging zich te bevrijden van het eigen biologische gegeven. Over de complexe vraag aangaande gender[[12|8]] Volgens dit perspectief heeft de menselijke natuur geen eigenschappen in absolute zin: alle mensen kunnen en moeten zich naar eigen goeddunken vormen, omdat ze vrij zijn van elke voorbestemming op grond van hun essentiële gesteldheid. Dit perspectief heeft vele gevolgen. Op de eerste plaats wordt hierdoor de idee versterkt dat de bevrijding van de vrouw kritiek op de Heilige Schrift inhoudt, die een patriarchale opvatting van God zou overleveren, gevoed door een cultuur die wezenlijk gedomineerd wordt door de man. Ten tweede is het volgens deze tendens niet van belang en zonder betekenis dat de Zoon van God de menselijke natuur heeft aangenomen als man.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
In het licht van deze denkrichtingen spreekt de Kerk, verlicht door het geloof in Jezus Christus, van actieve samenwerking tussen man en vrouw, daarbij het verschil tussen beiden uitdrukkelijk erkennend.
Om de basis, de betekenis en de gevolgen van dit antwoord beter te begrijpen, is het zinvol even kort terug te keren tot de Heilige Schrift, die ook rijk is aan menselijke wijsheid, en waarin dankzij Gods ingrijpen dit antwoord stap voor stap omwille van de mensheid wordt geopenbaard. vgl: "Deze opening voor het mysterie, die tot hem kwam door de openbaring, was tenslotte voor hem de bron van een ware kennis die zijn verstand liet binnengaan in het rijk van het oneindige, waardoor hij tot dan toe ongedachte mogelijkheden tot inzicht kreeg."[[[10|21]]]
Om de basis, de betekenis en de gevolgen van dit antwoord beter te begrijpen, is het zinvol even kort terug te keren tot de Heilige Schrift, die ook rijk is aan menselijke wijsheid, en waarin dankzij Gods ingrijpen dit antwoord stap voor stap omwille van de mensheid wordt geopenbaard. vgl: "Deze opening voor het mysterie, die tot hem kwam door de openbaring, was tenslotte voor hem de bron van een ware kennis die zijn verstand liet binnengaan in het rijk van het oneindige, waardoor hij tot dan toe ongedachte mogelijkheden tot inzicht kreeg."[[[10|21]]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De grondslagen van het bijbelse mensbeeld
5
De eerste Bijbelse teksten die in ogenschouw genomen moeten worden zijn de eerste drie hoofdstukken van Genesis. Hier "moeten we ons plaatsen binnen de context van het Bijbelse 'begin' waarin de geopenbaarde waarheid over de mens als 'beeld en gelijkenis van God' de onveranderlijke basis vormt voor heel de christelijke antropologie". Mulieris Dignitatem, 6[[94|6]] vgl: 5,6,1; 5, 16, 2-3, in: SC 153, 72-81; 216-221[[[848]]] vgl: 2: PG 44, 805-808[[[1150]]] vgl: 4, 8, in: CCL 38, 17[[[838]]]
De eerste tekst (Gen. 1,1-2,4)[b:Gen. 1,1-2,4] beschrijft de scheppende macht van het Woord van God, die orde schept in de oorspronkelijke chaos. Zo ontstaan licht en duisternis, zee en droog land, dag en nacht, gras en bomen, vissen en vogels, "ieder naar hun soort". Uit de verschillen ontstaat een geordende wereld, met daarin de belofte van nieuwe relaties. Dit is het algemene raamwerk waarbinnen de schepping van de mens plaats vindt: "God sprak: 'Nu gaan Wij de mens maken als beeld van Ons, op Ons gelijkend'" (Gen. 1, 26)[b:Gen. 1, 26]. Toen "schiep God de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1, 27)[b:Gen. 1, 27]. Vanaf het begin wordt de mensheid dus beschreven met een uitgesproken relatie tussen man en vrouw. Deze seksueel verschillende mensen worden nadrukkelijk beschreven als "beeld van God".
De eerste tekst (Gen. 1,1-2,4)[b:Gen. 1,1-2,4] beschrijft de scheppende macht van het Woord van God, die orde schept in de oorspronkelijke chaos. Zo ontstaan licht en duisternis, zee en droog land, dag en nacht, gras en bomen, vissen en vogels, "ieder naar hun soort". Uit de verschillen ontstaat een geordende wereld, met daarin de belofte van nieuwe relaties. Dit is het algemene raamwerk waarbinnen de schepping van de mens plaats vindt: "God sprak: 'Nu gaan Wij de mens maken als beeld van Ons, op Ons gelijkend'" (Gen. 1, 26)[b:Gen. 1, 26]. Toen "schiep God de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1, 27)[b:Gen. 1, 27]. Vanaf het begin wordt de mensheid dus beschreven met een uitgesproken relatie tussen man en vrouw. Deze seksueel verschillende mensen worden nadrukkelijk beschreven als "beeld van God".
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het tweede scheppingsverhaal (Gen. 2, 4-25)[b:Gen. 2, 4-25] bevestigt ondubbelzinnig het belang van het seksuele verschil. Door God geboetseerd en geplaatst in de tuin die hij moet bewerken, ervaart de man, die nog wordt aangeduid met de algemene uitdrukking mens, een eenzaamheid die door de aanwezigheid van dieren niet overwonnen kan worden. Hij heeft behoefte aan een hulp die bij hem past. Deze uitdrukking slaat niet op een ondergeschikte maar op een onmisbare hulp. Het Hebreeuwse woord ezer dat...Het Hebreeuwse woord ezer dat vertaald wordt als 'hulp' geeft de hulp aan die alleen een persoon aan een andere persoon kan geven. Het impliceert geen ondergeschiktheid of uitbuiting, als we bedenken dat God soms ook ezer wordt genoemd met betrekking tot mensen (Ex. 18, 4; Ps. 10, 14)[[b:Ex. 18, 4; Ps. 10, 14]].
De bedoeling is dat het leven van de mens niet verzinkt in een onvruchtbare en ten slotte een dodelijk gepreoccupeerd zijn met zichzelf. Hij moet een relatie kunnen aangaan met een ander wezen op zijn eigen niveau. Alleen de vrouw, geschapen uit hetzelfde 'vlees' en omhuld met hetzelfde mysterie, kan het leven van de man toekomst bieden. Dit vindt dus vooral plaats op het ontologisch vlak, in de zin dat de schepping van de vrouw door God de mens karakteriseert als een wezen in relatie met anderen. In deze context spreekt de mens voor de eerste maal woorden die zijn verwondering tot uitdrukking brengen: "Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Gen. 2, 23)[b:Gen. 2, 23].
Zoals de Heilige Vader heeft geschreven met betrekking tot deze tekst uit Genesis "is de vrouw een ander 'ik' in het gemeenschappelijke mens-zijn " en dat betekent de overwinning van de oorspronkelijke eenzaamheid, waarin de mens niet een hulp vond die bij hem paste (Gen. 2, 10)[b:Gen. 2, 10]. Gaat het hier alleen om een 'hulp' voor het werk, voor het onderwerpen van de aarde (Gen. 1, 28)[[b:Gen. 1, 28]]? Het gaat zeker vooral om de levensgezellin met wie de man zich kan verenigen als met een echtgenote, en 'één vlees' kan worden, wat de reden is waarom hij 'zijn vader en moeder verlaat' (Gen. 2, 24)[b:Gen. 2, 24]." Mulieris Dignitatem, 6[[94|6]]
Het essentiële verschil is gericht op gemeenschap en werd in vrede beleefd, wat tot uitdrukking komt in het feit dat beiden naakt zijn: "Zij waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij voelden geen schaamte voor elkaar" (Gen. 2, 25)[b:Gen. 2, 25]. Het menselijk lichaam, dat mannelijk of vrouwelijk is "bevat vanaf het begin het bruidselement, dat is het vermogen uitdrukking te geven aan de liefde, aan die liefde waarin de persoon tot gave wordt en - door middel van die gave - de zin van zijn wezen en zijn bestaan verwerkelijkt". De persoon, de mens wordt een gave in de vrijheid van de liefde, 1[[625|1]] Voortbordurend op zijn commentaar op deze verzen van Genesis, schrijft de Heilige Vader: "Door deze eigenschap is het lichaam een uitdrukking van de geest en ertoe geroepen, in het mysterie van de schepping, in de gemeenschap van mensen, de gelijkenis van God te zijn." Bedreigingen tegen de uitdrukking van de geest in het lichaam, 1[[3316|1]]
Vanuit dit bruidsperspectief van het oude Genesisverhaal kunnen wij ook begrijpen hoe de vrouw in haar diepste en meest oorspronkelijke wezen bestaat "voor de ander" (1 Kor. 11, 9)[[b:1 Kor. 11, 9]]. Deze uitspraak wil absoluut geen vervreemding oproepen, maar brengt veeleer een fundamenteel aspect van de overeenkomst met de Drie-eenheid tot uitdrukking, waarvan de Personen, door de komst van Christus, zich openbaren als een gemeenschap van wederzijdse liefde. "In de 'eenheid van de twee' zijn de man en de vrouw niet alleen van het begin af geroepen om 'naast elkaar' of ook 'samen' te bestaan, maar tevens om 'voor elkaar' te bestaan". De tekst van Gen. 2, 18-25 (Gen. 2, 18-25)[[b:Gen. 2, 18-25]] geeft aan dat het huwelijk de eerste en in zekere zin fundamentele vorm van deze roeping is. Het is echter niet de enige. De gehele geschiedenis van de mens op aarde voltrekt zich in het kader van deze roeping. Op grond van het beginsel van het wederzijdse 'voor'-de-ander-zijn in de interpersoonlijke 'gemeenschap' ontwikkelt zich in deze geschiedenis de integratie in het mens-zijn zelf dat door God gewild is, van wat 'mannelijk' is en van wat 'vrouwelijk' is." Mulieris Dignitatem, 7[[94|7]]
Het vredige beeld aan het einde van het tweede scheppingsverhaal roept in herinnering hoe er aan het einde van het eerste scheppingsverhaal wordt gezegd "dat het heel goed was" (Gen. 1, 31)[b:Gen. 1, 31]. Hier vinden we de kern van Gods oorspronkelijke plan en de diepste waarheid over man en vrouw, zoals ze door Hem zijn gewild en geschapen. Ofschoon Gods oorspronkelijke plan voor man en vrouw later verstoord en verduisterd zal worden door de zonde, kan het nooit geheel teniet gedaan worden.
De bedoeling is dat het leven van de mens niet verzinkt in een onvruchtbare en ten slotte een dodelijk gepreoccupeerd zijn met zichzelf. Hij moet een relatie kunnen aangaan met een ander wezen op zijn eigen niveau. Alleen de vrouw, geschapen uit hetzelfde 'vlees' en omhuld met hetzelfde mysterie, kan het leven van de man toekomst bieden. Dit vindt dus vooral plaats op het ontologisch vlak, in de zin dat de schepping van de vrouw door God de mens karakteriseert als een wezen in relatie met anderen. In deze context spreekt de mens voor de eerste maal woorden die zijn verwondering tot uitdrukking brengen: "Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Gen. 2, 23)[b:Gen. 2, 23].
Zoals de Heilige Vader heeft geschreven met betrekking tot deze tekst uit Genesis "is de vrouw een ander 'ik' in het gemeenschappelijke mens-zijn " en dat betekent de overwinning van de oorspronkelijke eenzaamheid, waarin de mens niet een hulp vond die bij hem paste (Gen. 2, 10)[b:Gen. 2, 10]. Gaat het hier alleen om een 'hulp' voor het werk, voor het onderwerpen van de aarde (Gen. 1, 28)[[b:Gen. 1, 28]]? Het gaat zeker vooral om de levensgezellin met wie de man zich kan verenigen als met een echtgenote, en 'één vlees' kan worden, wat de reden is waarom hij 'zijn vader en moeder verlaat' (Gen. 2, 24)[b:Gen. 2, 24]." Mulieris Dignitatem, 6[[94|6]]
Het essentiële verschil is gericht op gemeenschap en werd in vrede beleefd, wat tot uitdrukking komt in het feit dat beiden naakt zijn: "Zij waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij voelden geen schaamte voor elkaar" (Gen. 2, 25)[b:Gen. 2, 25]. Het menselijk lichaam, dat mannelijk of vrouwelijk is "bevat vanaf het begin het bruidselement, dat is het vermogen uitdrukking te geven aan de liefde, aan die liefde waarin de persoon tot gave wordt en - door middel van die gave - de zin van zijn wezen en zijn bestaan verwerkelijkt". De persoon, de mens wordt een gave in de vrijheid van de liefde, 1[[625|1]] Voortbordurend op zijn commentaar op deze verzen van Genesis, schrijft de Heilige Vader: "Door deze eigenschap is het lichaam een uitdrukking van de geest en ertoe geroepen, in het mysterie van de schepping, in de gemeenschap van mensen, de gelijkenis van God te zijn." Bedreigingen tegen de uitdrukking van de geest in het lichaam, 1[[3316|1]]
Vanuit dit bruidsperspectief van het oude Genesisverhaal kunnen wij ook begrijpen hoe de vrouw in haar diepste en meest oorspronkelijke wezen bestaat "voor de ander" (1 Kor. 11, 9)[[b:1 Kor. 11, 9]]. Deze uitspraak wil absoluut geen vervreemding oproepen, maar brengt veeleer een fundamenteel aspect van de overeenkomst met de Drie-eenheid tot uitdrukking, waarvan de Personen, door de komst van Christus, zich openbaren als een gemeenschap van wederzijdse liefde. "In de 'eenheid van de twee' zijn de man en de vrouw niet alleen van het begin af geroepen om 'naast elkaar' of ook 'samen' te bestaan, maar tevens om 'voor elkaar' te bestaan". De tekst van Gen. 2, 18-25 (Gen. 2, 18-25)[[b:Gen. 2, 18-25]] geeft aan dat het huwelijk de eerste en in zekere zin fundamentele vorm van deze roeping is. Het is echter niet de enige. De gehele geschiedenis van de mens op aarde voltrekt zich in het kader van deze roeping. Op grond van het beginsel van het wederzijdse 'voor'-de-ander-zijn in de interpersoonlijke 'gemeenschap' ontwikkelt zich in deze geschiedenis de integratie in het mens-zijn zelf dat door God gewild is, van wat 'mannelijk' is en van wat 'vrouwelijk' is." Mulieris Dignitatem, 7[[94|7]]
Het vredige beeld aan het einde van het tweede scheppingsverhaal roept in herinnering hoe er aan het einde van het eerste scheppingsverhaal wordt gezegd "dat het heel goed was" (Gen. 1, 31)[b:Gen. 1, 31]. Hier vinden we de kern van Gods oorspronkelijke plan en de diepste waarheid over man en vrouw, zoals ze door Hem zijn gewild en geschapen. Ofschoon Gods oorspronkelijke plan voor man en vrouw later verstoord en verduisterd zal worden door de zonde, kan het nooit geheel teniet gedaan worden.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De erfzonde verandert de wijze waarop de man en de vrouw het Woord van God ontvangen en beleven, evenals hun verhouding met de Schepper. Direct nadat Hij de tuin aan hen heeft toevertrouwd, geeft God hun een positieve opdracht (Gen. 2, 16)[[b:Gen. 2, 16]] gevolgd door een negatieve (Gen. 2, 17)[[b:Gen. 2, 17]], waarin het essentiële verschil tussen God en de mensheid impliciet tot uitdrukking wordt gebracht. Na de verleiding door de slang, ontkennen de man en de vrouw dit verschil. Als gevolg daarvan wordt de wijze waarop ze hun seksuele verschil ervaren ook verstoord. Zo geeft het verhaal van Genesis een relatie van oorzaak en gevolg aan tussen de twee verschillen: als de mensheid God als vijand ziet, wordt de verhouding tussen man en vrouw verstoord. Als die verhouding bedorven is, komt eveneens hun toegang tot het aanschijn van God in gevaar.
Gods woorden tot de vrouw na de eerste zonde brengen op ontstellende wijze tot uitdrukking wat voor verhouding er nu tussen man en vrouw zal gaan bestaan: "Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, hoewel hij over u heerst" (Gen. 3, 16)[b:Gen. 3, 16]. Het zal een verhouding zijn waarin liefde dikwijls zal verworden tot pure zelfzucht, in een relatie die de liefde miskent en doodt en er het juk van de overheersing van het ene geslacht door het andere voor in de plaats stelt. De geschiedenis van de mensheid wordt voortdurend getekend door deze situatie, die de drievoudige begeerte in herinnering brengt, die de heilige Johannes noemt: het begeren van de lust, het begeren van de ogen en de hovaardij van het geld. (1 Joh. 2, 16)[[b:1 Joh. 2, 16]] In deze tragische situatie gaan de gelijkheid, het respect en de liefde, die volgens Gods oorspronkelijke plan vereist zijn in de verhouding tussen man en vrouw, verloren.
Gods woorden tot de vrouw na de eerste zonde brengen op ontstellende wijze tot uitdrukking wat voor verhouding er nu tussen man en vrouw zal gaan bestaan: "Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, hoewel hij over u heerst" (Gen. 3, 16)[b:Gen. 3, 16]. Het zal een verhouding zijn waarin liefde dikwijls zal verworden tot pure zelfzucht, in een relatie die de liefde miskent en doodt en er het juk van de overheersing van het ene geslacht door het andere voor in de plaats stelt. De geschiedenis van de mensheid wordt voortdurend getekend door deze situatie, die de drievoudige begeerte in herinnering brengt, die de heilige Johannes noemt: het begeren van de lust, het begeren van de ogen en de hovaardij van het geld. (1 Joh. 2, 16)[[b:1 Joh. 2, 16]] In deze tragische situatie gaan de gelijkheid, het respect en de liefde, die volgens Gods oorspronkelijke plan vereist zijn in de verhouding tussen man en vrouw, verloren.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Op grond van deze fundamentele teksten kunnen we enige van de belangrijkste elementen van de Bijbelse kijk op de mens onder woorden brengen. Op de allereerste plaats moet worden benadrukt dat de mens een persoon is: "De mens is een persoon, de man en de vrouw in gelijke mate, want beiden zijn geschapen naar het beeld en de gelijkenis van de persoonlijke God." Mulieris Dignitatem, 6[[94|6]] De gelijke waardigheid van de personen wordt gerealiseerd in lichamelijke, psychologische en ontologische complementariteit, waarbij een harmonieuze verhouding van 'eenheid in de twee' ontstaat. Alleen de zonde en de 'zondige structuren' die verankerd zijn in de cultuur hebben deze verhouding tot potentiële conflictsituatie gemaakt. De bijbelse antropologie geeft aan dat problemen met betrekking tot geslachtelijke verschillen, zowel in het openbare leven als in het persoonlijke vlak, benaderd moeten worden vanuit een relationele houding en niet met gevoelens van concurrentie of wraak.
Bovendien moet het belang en de betekenis benadrukt worden van het seksuele verschil, als een diep in man en vrouw gegrifte werkelijkheid. "Seksualiteit karakteriseert man en vrouw niet alleen op het lichamelijke niveau, maar ook psychologisch en geestelijk, en tekent zo iedere uitdrukkingsvorm." Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde, 4[[3652|4]] Seksualiteit kan niet worden teruggebracht tot alleen maar een onbelangrijk biologisch feit, maar is "een fundamentele component van de persoonlijkheid, en vormt een van de manieren van 'zijn', van zich uiten, van het in contact treden met anderen, van gevoel, van het uitdrukking geven aan en beleven van menselijke liefde". Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde, 4[[3652|4]] Dit vermogen tot liefhebben - afspiegeling en beeld van God, die liefde is - wordt ook duidelijk gemaakt in het bruidskarakter van het lichaam, waarin de mannelijkheid of de vrouwelijkheid van de persoon tot uitdrukking komt.
De menselijke dimensie van geslachtelijkheid kan niet gescheiden worden van de theologische dimensie. Het menselijk wezen, als eenheid van ziel en lichaam, wordt daarom vanaf het begin gekenmerkt door de verhouding met de ander. Deze verhouding is nog steeds goed, maar tegelijkertijd ook veranderd. Ze is goed omdat ze oorspronkelijk goed is, zoals God heeft verklaard bij de schepping. Ze is echter veranderd door de disharmonie tussen God en de mensheid ten gevolge van de zonde. Deze verandering beantwoordt niet aan het oorspronkelijke plan van God voor man en vrouw, en ook niet met de waarheid aangaande de verhouding tussen de geslachten. We moeten dus concluderen dat de verhouding goed is, maar wel gewond, en behoefte heeft aan genezing.
Welke wegen tot genezing zijn er? Als we de problemen in de verhouding tussen de geslachten alleen beschouwen en analyseren in het licht van de door zonde gekenmerkte situatie, dan keren we noodzakelijkerwijs terug tot de hierboven genoemde fouten. De logica van de zonde moet doorbroken worden en er moet een weg gevonden worden die deze verwijdert uit het hart van de zondige mensheid. Hier wordt duidelijk naar verwezen in het derde hoofdstuk van Genesis als God een Redder belooft, waarbij de "vrouw" en haar "kroost" betrokken zijn (Gen. 3, 15)[[b:Gen. 3, 15]]. Aan deze belofte zal een lange voorbereiding in de geschiedenis vooraf gaan, voor de vervulling komt.
Bovendien moet het belang en de betekenis benadrukt worden van het seksuele verschil, als een diep in man en vrouw gegrifte werkelijkheid. "Seksualiteit karakteriseert man en vrouw niet alleen op het lichamelijke niveau, maar ook psychologisch en geestelijk, en tekent zo iedere uitdrukkingsvorm." Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde, 4[[3652|4]] Seksualiteit kan niet worden teruggebracht tot alleen maar een onbelangrijk biologisch feit, maar is "een fundamentele component van de persoonlijkheid, en vormt een van de manieren van 'zijn', van zich uiten, van het in contact treden met anderen, van gevoel, van het uitdrukking geven aan en beleven van menselijke liefde". Educatieve richtlijnen over de menselijke liefde, 4[[3652|4]] Dit vermogen tot liefhebben - afspiegeling en beeld van God, die liefde is - wordt ook duidelijk gemaakt in het bruidskarakter van het lichaam, waarin de mannelijkheid of de vrouwelijkheid van de persoon tot uitdrukking komt.
De menselijke dimensie van geslachtelijkheid kan niet gescheiden worden van de theologische dimensie. Het menselijk wezen, als eenheid van ziel en lichaam, wordt daarom vanaf het begin gekenmerkt door de verhouding met de ander. Deze verhouding is nog steeds goed, maar tegelijkertijd ook veranderd. Ze is goed omdat ze oorspronkelijk goed is, zoals God heeft verklaard bij de schepping. Ze is echter veranderd door de disharmonie tussen God en de mensheid ten gevolge van de zonde. Deze verandering beantwoordt niet aan het oorspronkelijke plan van God voor man en vrouw, en ook niet met de waarheid aangaande de verhouding tussen de geslachten. We moeten dus concluderen dat de verhouding goed is, maar wel gewond, en behoefte heeft aan genezing.
Welke wegen tot genezing zijn er? Als we de problemen in de verhouding tussen de geslachten alleen beschouwen en analyseren in het licht van de door zonde gekenmerkte situatie, dan keren we noodzakelijkerwijs terug tot de hierboven genoemde fouten. De logica van de zonde moet doorbroken worden en er moet een weg gevonden worden die deze verwijdert uit het hart van de zondige mensheid. Hier wordt duidelijk naar verwezen in het derde hoofdstuk van Genesis als God een Redder belooft, waarbij de "vrouw" en haar "kroost" betrokken zijn (Gen. 3, 15)[[b:Gen. 3, 15]]. Aan deze belofte zal een lange voorbereiding in de geschiedenis vooraf gaan, voor de vervulling komt.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Een eerste overwinning op het kwade zien we in het verhaal van Noach, een rechtschapen man die, onder Gods leiding, met zijn gezin en de verschillende diersoorten, aan de zondvloed ontkomt. (Gen. 6-9)[[b:Gen. 6-9]] Het is echter vooral in Gods uitverkiezing van Abraham en zijn nageslacht ((Vgl. Gen. 12, 1; e.v.))[[b:Gen. 12, 1vv]] dat de hoop op redding wordt bevestigd. Zo begint God zijn aanschijn te openbaren opdat, door het uitverkoren volk, de mensheid de weg zal leren kennen om te komen tot gelijkenis met Hem, dat wil zeggen, de weg van heiligheid en daarmee de omvorming van het hart. Onder de vele manieren waarop God zich - met een langdurige en geduldige pedagogie - aan zijn volk openbaart (Heb. 1, 1)[[b:Heb. 1, 1]] vinden we het weerkerende thema van het verbond tussen man en vrouw. Dit is paradoxaal in het licht van het drama dat in Genesis wordt verhaald en dat zich heel concreet herhaalt in de tijd van de profeten, als ook in het licht van de vermenging van het heilige en het seksuele in de godsdiensten die Israël omringden. Toch is deze symboliek onmisbaar voor het begrip van de wijze waarop God zijn volk bemint: God maakt zich bekend als de Bruidegom die Israël, zijn Bruid, liefheeft.
Als, in deze verhouding, God omschreven kan worden als een "jaloerse God" (Ex. 20, 5; Nah. 1, 2)[[b:Ex. 20, 5; Nah. 1, 2]] en Israël aangeklaagd kan worden als "overspelige" bruid of "hoer" (vgl. Hos 2,4-15; Ez 16,15-34), is dat op grond van de hoop, steeds weer bekrachtigd door de profeten, dat Jeruzalem de volmaakte bruid zal worden. "Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal Hij, die u opbouwt, u huwen. En zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God zich verblijden om u" (Jes. 62, 5)[b:Jes. 62, 5]. Herschapen "in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarming" (Hos. 2, 21)[b:Hos. 2, 21], zal zij die ver afgedwaald was om leven en geluk te zoeken bij valse goden terugkeren en "weer gewillig (worden), zoals in de dagen van haar jeugd" (Hos. 2, 17)[b:Hos. 2, 17] ten opzichte van Hem die tot haar hart zal spreken. Zij zal horen hoe er tot haar gezegd wordt: "Hij die u gemaakt heeft is uw man" (Jes. 54, 5)[b:Jes. 54, 5]. Hier wordt dezelfde fundamentele werkelijkheid uitgedrukt als in het Boek Jesaja, dat parallel aan het mysterie dat God voltrekt door de mannelijke figuur van de lijdende Dienaar, de vrouwelijke figuur van Sion oproept, die getooid is met een transcendentie en heiligheid die een voorafbeelding vormen van de gave van het heil, dat voor Israël bestemd is.
Het Hooglied vormt een belangrijk moment in het gebruik van deze vorm van openbaring. In de woorden van een zeer menselijke liefde, waarbij de lof wordt gezongen van de schoonheid van het menselijk lichaam en de vreugde van het zoeken naar elkaar, wordt ook de liefde van God voor Zijn volk tot uitdrukking gebracht. De Kerk dwaalt dus niet als zij in deze bijna vermetele verbinding van het geheel menselijke met het geheel goddelijke, door hetzelfde taalgebruik, het mysterie van haar verhouding tot Christus herkent. In de loop van het Oude Testament krijgt de heilsgeschiedenis een vorm waarin zowel het mannelijke als het vrouwelijke een rol speelt. Hoewel de termen bruidegom en bruid duidelijk een metaforische dimensie hebben, evenals het verbond, brengen ze de dynamiek van het heil tot uitdrukking en zijn veel meer dan 'alleen maar' metaforen. Deze bruidstaal raakt namelijk aan het wezen van de verhouding die God met zijn volk opbouwt, hoewel die verhouding natuurlijk de menselijke bruidservaring overstijgt. Op dezelfde manier zijn de concrete voorwaarden van de verlossing in het spel in profetische uitspraken zoals die van Jesaja, waarin mannelijke en vrouwelijke rollen met elkaar verbonden worden in het verkondigen en voorafbeelden van het verlossingswerk dat God gaat voltrekken. Deze verlossing vestigt de aandacht van de lezer op zowel de mannelijke figuur van de Lijdende Dienaar als op de vrouwelijke figuur van Sion. De profetische uitspraken van Jesaja bewegen zich tussen de laatstgenoemde en de Dienaar van God, voordat ze hun hoogtepunt bereiken aan het einde van het boek met het mystieke visioen van Jeruzalem, dat op één dag een volk baart (Jes. 66, 7-14)[[b:Jes. 66, 7-14]], een profetie over de grote nieuwe dingen die God op het punt staat te verwezenlijken. (Jes. 48, 6-8)[[b:Jes. 48, 6-8]]
Als, in deze verhouding, God omschreven kan worden als een "jaloerse God" (Ex. 20, 5; Nah. 1, 2)[[b:Ex. 20, 5; Nah. 1, 2]] en Israël aangeklaagd kan worden als "overspelige" bruid of "hoer" (vgl. Hos 2,4-15; Ez 16,15-34), is dat op grond van de hoop, steeds weer bekrachtigd door de profeten, dat Jeruzalem de volmaakte bruid zal worden. "Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal Hij, die u opbouwt, u huwen. En zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God zich verblijden om u" (Jes. 62, 5)[b:Jes. 62, 5]. Herschapen "in recht en gerechtigheid, in goedheid en erbarming" (Hos. 2, 21)[b:Hos. 2, 21], zal zij die ver afgedwaald was om leven en geluk te zoeken bij valse goden terugkeren en "weer gewillig (worden), zoals in de dagen van haar jeugd" (Hos. 2, 17)[b:Hos. 2, 17] ten opzichte van Hem die tot haar hart zal spreken. Zij zal horen hoe er tot haar gezegd wordt: "Hij die u gemaakt heeft is uw man" (Jes. 54, 5)[b:Jes. 54, 5]. Hier wordt dezelfde fundamentele werkelijkheid uitgedrukt als in het Boek Jesaja, dat parallel aan het mysterie dat God voltrekt door de mannelijke figuur van de lijdende Dienaar, de vrouwelijke figuur van Sion oproept, die getooid is met een transcendentie en heiligheid die een voorafbeelding vormen van de gave van het heil, dat voor Israël bestemd is.
Het Hooglied vormt een belangrijk moment in het gebruik van deze vorm van openbaring. In de woorden van een zeer menselijke liefde, waarbij de lof wordt gezongen van de schoonheid van het menselijk lichaam en de vreugde van het zoeken naar elkaar, wordt ook de liefde van God voor Zijn volk tot uitdrukking gebracht. De Kerk dwaalt dus niet als zij in deze bijna vermetele verbinding van het geheel menselijke met het geheel goddelijke, door hetzelfde taalgebruik, het mysterie van haar verhouding tot Christus herkent. In de loop van het Oude Testament krijgt de heilsgeschiedenis een vorm waarin zowel het mannelijke als het vrouwelijke een rol speelt. Hoewel de termen bruidegom en bruid duidelijk een metaforische dimensie hebben, evenals het verbond, brengen ze de dynamiek van het heil tot uitdrukking en zijn veel meer dan 'alleen maar' metaforen. Deze bruidstaal raakt namelijk aan het wezen van de verhouding die God met zijn volk opbouwt, hoewel die verhouding natuurlijk de menselijke bruidservaring overstijgt. Op dezelfde manier zijn de concrete voorwaarden van de verlossing in het spel in profetische uitspraken zoals die van Jesaja, waarin mannelijke en vrouwelijke rollen met elkaar verbonden worden in het verkondigen en voorafbeelden van het verlossingswerk dat God gaat voltrekken. Deze verlossing vestigt de aandacht van de lezer op zowel de mannelijke figuur van de Lijdende Dienaar als op de vrouwelijke figuur van Sion. De profetische uitspraken van Jesaja bewegen zich tussen de laatstgenoemde en de Dienaar van God, voordat ze hun hoogtepunt bereiken aan het einde van het boek met het mystieke visioen van Jeruzalem, dat op één dag een volk baart (Jes. 66, 7-14)[[b:Jes. 66, 7-14]], een profetie over de grote nieuwe dingen die God op het punt staat te verwezenlijken. (Jes. 48, 6-8)[[b:Jes. 48, 6-8]]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Al deze voorafbeeldingen vinden hun vervulling in het Nieuwe Testament. Van de ene kant omvat en overstijgt Maria, de uitverkoren dochter van Sion, als vrouw, de situatie van Israël, de Bruid, die wachtte op de dag van haar verlossing. Aan de andere kant toont de mannelijkheid van de Zoon hoe Jezus in zijn Persoon alles aanneemt dat de symboliek van het Oude Testament had toegepast op de liefde van God voor zijn volk, beschreven als de liefde van een bruidegom voor zijn bruid. Jezus en Maria, zijn moeder, verzekeren zo niet alleen de continuïteit van het Nieuwe Testament met het Oude, maar steken daar boven uit, omdat met Jezus Christus "de hele nieuwheid" zichtbaar wordt, zoals St. Irenaeus zegt. 4, 34, 1, in: SC 100, 846: "Omnem novitatem attulit semetipsum afferens."[[848]] Dit aspect wordt bijzonder benadrukt door het evangelie van Johannes. Bij de bruiloft van Kana krijgt Jezus van zijn moeder, die "vrouw" genoemd wordt, het verzoek om als teken te zorgen voor de nieuwe wijn van de toekomstige bruiloft met de mensheid (Joh. 2, 1-12)[[b:Joh. 2, 1-12]]. Deze Messiaanse bruiloft wordt werkelijkheid op het kruis als, weer in de aanwezigheid van zijn moeder, die opnieuw "vrouw" genoemd wordt, uit het geopende hart van de Gekruisigde het Bloed/de Wijn van het Nieuwe Verbond stroomt (Joh. 19, 25-27.34)[[b:Joh. 19, 25-27.34]]. De oude exegetische traditie...De oude exegetische traditie ziet in Maria in Kana de "figura Synagogae" en de "inchoatio Ecclesiae". Het wekt daarom geen verbazing als Johannes de Doper, in antwoord op de vraag wie hij is, zichzelf omschrijft als "de vriend van de bruidegom", die verheugd is als hij de stem van de bruidegom hoort en zich bij zijn komst moet terugtrekken: "De bruidegom is hij die de bruid heeft, maar de vriend van de bruidegom, die staat te luisteren of hij hem hoort, is al vol blijdschap wanneer hij de stem van de bruidegom verneemt. Zo nu is mijn vreugde en ze is volkomen. Hij moet groter worden, ik kleiner" (Joh. 3, 29-30)[b:Joh. 3, 29-30]. ((Vgl. Mt. 9, 15; en parallelteksten.Hier geeft het vierde Evangelie op een diepere wijze een gedachte weer die ook in de synoptische Evangeliën gevonden wordt))[[b:Mt. 9, 15]]. Over het thema Christus de Bruidegom[[565|18]]
Bij zijn apostolische arbeid ontwikkelt Paulus de hele bruidszin van de verlossing door het christelijke leven te beschouwen als een bruidsmysterie. Hij schrijft aan de Kerk van Korinte, die hij had gesticht: "Gij weet toch dat mijn na-ijver voor u de na-ijver van God zelf is. Met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren" (2 Kor. 11, 2)[b:2 Kor. 11, 2].
In de Brief aan de christenen van Efeze wordt de bruidsverhouding tussen Christus en de Kerk weer opgepakt en zorgvuldig uitgediept. In het Nieuwe Verbond is de geliefde bruid de Kerk, zoals de Heilige Vader leert in zijn Brief aan de gezinnen: "Deze bruid, over wie de brief aan de Efeziërs spreekt, stelt zich in iedere gedoopte tegenwoordig en is als een persoon die zich toont aan haar bruidegom: 'Hij heeft de Kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd ... Hij heeft de Kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet' (Ef. 5, 25-27)[b:Ef. 5, 25-27]." Gratissimam sane, 19[[565|19]] vgl: Mulieris Dignitatem, 23[[[94|23]]] Bij de beschouwing van de eenheid van man en vrouw zoals die beschreven wordt bij de schepping van de wereld (Gen. 2, 24)[[b:Gen. 2, 24]], roept de apostel uit: "Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk" (Ef. 5, 32)[b:Ef. 5, 32]. De liefde tussen man en vrouw, beleefd in de kracht van de doopgenade, wordt nu het sacrament van de liefde tussen Christus en zijn Kerk, en een getuigenis van het mysterie van trouw en eenheid waaruit de "Nieuwe Eva" wordt geboren en waaruit ze haar aardse bedevaart beleeft op weg naar de vervulling van de eeuwige bruiloft.
Bij zijn apostolische arbeid ontwikkelt Paulus de hele bruidszin van de verlossing door het christelijke leven te beschouwen als een bruidsmysterie. Hij schrijft aan de Kerk van Korinte, die hij had gesticht: "Gij weet toch dat mijn na-ijver voor u de na-ijver van God zelf is. Met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren" (2 Kor. 11, 2)[b:2 Kor. 11, 2].
In de Brief aan de christenen van Efeze wordt de bruidsverhouding tussen Christus en de Kerk weer opgepakt en zorgvuldig uitgediept. In het Nieuwe Verbond is de geliefde bruid de Kerk, zoals de Heilige Vader leert in zijn Brief aan de gezinnen: "Deze bruid, over wie de brief aan de Efeziërs spreekt, stelt zich in iedere gedoopte tegenwoordig en is als een persoon die zich toont aan haar bruidegom: 'Hij heeft de Kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd ... Hij heeft de Kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet' (Ef. 5, 25-27)[b:Ef. 5, 25-27]." Gratissimam sane, 19[[565|19]] vgl: Mulieris Dignitatem, 23[[[94|23]]] Bij de beschouwing van de eenheid van man en vrouw zoals die beschreven wordt bij de schepping van de wereld (Gen. 2, 24)[[b:Gen. 2, 24]], roept de apostel uit: "Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk" (Ef. 5, 32)[b:Ef. 5, 32]. De liefde tussen man en vrouw, beleefd in de kracht van de doopgenade, wordt nu het sacrament van de liefde tussen Christus en zijn Kerk, en een getuigenis van het mysterie van trouw en eenheid waaruit de "Nieuwe Eva" wordt geboren en waaruit ze haar aardse bedevaart beleeft op weg naar de vervulling van de eeuwige bruiloft.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Het hart van christelijke echtparen, die binnengevoerd zijn in het Paasmysterie en gemaakt zijn tot levende tekenen van de liefde tussen Christus en zijn Kerk, wordt vernieuwd. Zij zijn in staat de verhoudingen te vermijden die worden gekenmerkt door het soort begeerte en de neiging de ander te overheersen, die de breuk met God door de eerste zonde in het leven van het eerste mensenpaar heeft ingebracht. Door hen wordt de goedheid van de liefde, waar het gewonde menselijke hart altijd naar is blijven verlangen, geopenbaard met nieuwe accenten en mogelijkheden. In dit licht kan Jezus, in antwoord op de vraag naar scheiding (Mt. 19, 3-9)[[b:Mt. 19, 3-9]] herinneren aan de eisen van het verbond tussen man en vrouw, zoals die door God aan het begin gewild zijn, dat wil zeggen vóór de inbreuk van de zonde, die de latere aanpassingen van de wet van Mozes hadden gerechtvaardigd. Deze uitspraak van Jezus wil helemaal geen starre en onbarmhartige wet opleggen, maar is daadwerkelijk de verkondiging van een "blijde boodschap", de boodschap van trouw die sterker is dan de zonde. De kracht van de opstanding maakt de overwinning mogelijk van trouw op zwakte, op opgelopen verwondingen en op de zonden van het echtpaar. In de genade van Christus, die hun hart vernieuwt, kunnen man en vrouw bevrijd worden van de zonde en de vreugde kennen van wederzijdse zelfgave.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
"Want gij allen die in Christus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed ... er is geen man en vrouw", schrijft de heilige Paulus aan de Galaten (Gal. 3, 27-28)[b:Gal. 3, 27-28]. De apostel Paulus zegt niet dat het verschil tussen man en vrouw, waarvan hij elders zegt dat dit tot Gods plan behoort, uitgewist is. Hij bedoelt dat in Christus de rivaliteit, de vijandschap en het geweld, die de verhouding tussen man en vrouw misvormd hebben, overwonnen kunnen worden en overwonnen zijn. In deze zin wordt het verschil tussen man en vrouw meer dan ooit bevestigd; we vinden het tot aan het einde van de Bijbelse openbaring. In het laatste uur van de huidige geschiedenis verschijnen in de Openbaring van Johannes "een nieuwe hemel" en "een nieuwe aarde" (Openb. 21, 1)[b:Openb. 21, 1] en in het visioen duikt de vrouwelijke gestalte van de stad Jeruzalem op "gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid" (Openb. 21, 2)[b:Openb. 21, 2]. De Openbaring eindigt met de woorden van de Bruid en de Geest die smeken om de komst van de Bruidegom: "Kom, Heer Jezus!" (Openb. 22, 20)[b:Openb. 22, 20].
Zo wordt geopenbaard dat man of vrouw zijn ontologisch tot de schepping behoort en ertoe bestemd is over de grenzen van de tegenwoordige tijd heen te blijven bestaan, uiteraard in een verheerlijkte vorm. Zo kenmerkt het man of vrouw zijn de liefde "die nimmer vergaat" (1 Kor. 13, 8)[b:1 Kor. 13, 8], ofschoon de tijdelijke en aardse uitdrukking van de seksualiteit vergankelijk is en behoort tot een levensfase die gekenmerkt wordt door voortplanting en dood. Het ongehuwd zijn omwille van het Koninkrijk der hemelen is een profetisch teken van dit toekomstig bestaan als man en vrouw. Zij die celibatair leven lopen als het ware vooruit op de werkelijkheid van een leven dat, hoewel het leven van een man of van een vrouw, niet langer onderworpen is aan de huidige beperkingen van de huwelijksrelatie (Mt. 22, 30)[[b:Mt. 22, 30]]. Voor de gehuwden is het celibaat een verwijzing naar en een profetisch teken van de voltooiing die hun eigen verhouding zal vinden in de ontmoeting met God van Aangezicht tot aangezicht.
Vanaf het eerste moment van de schepping zijn man en vrouw verschillend en dat zullen ze in alle eeuwigheid blijven. Geplaatst in het Paasmysterie van Christus, zullen ze hun verschil niet langer zien als een oorzaak van onenigheid die overwonnen moet worden door ontkenning of het wegpoetsen van de verschillen, maar juist als de mogelijkheid tot samenwerking, die verwezenlijkt moet worden in wederzijds respect voor het verschil. Van hieruit openen zich nieuwe perspectieven voor een diepgaander begrip wat betreft de waardigheid van de vrouw en haar rol in de menselijke samenleving en de Kerk.
Zo wordt geopenbaard dat man of vrouw zijn ontologisch tot de schepping behoort en ertoe bestemd is over de grenzen van de tegenwoordige tijd heen te blijven bestaan, uiteraard in een verheerlijkte vorm. Zo kenmerkt het man of vrouw zijn de liefde "die nimmer vergaat" (1 Kor. 13, 8)[b:1 Kor. 13, 8], ofschoon de tijdelijke en aardse uitdrukking van de seksualiteit vergankelijk is en behoort tot een levensfase die gekenmerkt wordt door voortplanting en dood. Het ongehuwd zijn omwille van het Koninkrijk der hemelen is een profetisch teken van dit toekomstig bestaan als man en vrouw. Zij die celibatair leven lopen als het ware vooruit op de werkelijkheid van een leven dat, hoewel het leven van een man of van een vrouw, niet langer onderworpen is aan de huidige beperkingen van de huwelijksrelatie (Mt. 22, 30)[[b:Mt. 22, 30]]. Voor de gehuwden is het celibaat een verwijzing naar en een profetisch teken van de voltooiing die hun eigen verhouding zal vinden in de ontmoeting met God van Aangezicht tot aangezicht.
Vanaf het eerste moment van de schepping zijn man en vrouw verschillend en dat zullen ze in alle eeuwigheid blijven. Geplaatst in het Paasmysterie van Christus, zullen ze hun verschil niet langer zien als een oorzaak van onenigheid die overwonnen moet worden door ontkenning of het wegpoetsen van de verschillen, maar juist als de mogelijkheid tot samenwerking, die verwezenlijkt moet worden in wederzijds respect voor het verschil. Van hieruit openen zich nieuwe perspectieven voor een diepgaander begrip wat betreft de waardigheid van de vrouw en haar rol in de menselijke samenleving en de Kerk.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het belang van vrouwelijke waarden in het leven van de maatschappij
13
Een van de fundamentele waarden verbonden met het feitelijke leven van de vrouw is wel genoemd een 'gave voor de ander'. Ofschoon een bepaald soort feministische retoriek 'eisen voor onszelf' stelt, bewaart de vrouw toch de diepgaande intuïtie dat het beste in haar leven bestaat uit het zich inzetten voor anderen, voor hun groei, voor hun bescherming. Deze intuïtie hangt samen met het lichamelijke vermogen van de vrouw leven te schenken. Of dit nu in de praktijk plaats vindt of alleen een mogelijkheid blijft, dit vermogen is een werkelijkheid die de vrouwelijke persoonlijkheid diepgaand kenmerkt. Het stelt haar in staat snel volwassen te worden en geeft haar gevoel voor de ernst van het leven en de daarmee verbonden verantwoordelijkheden. In haar ontwikkelt zich gevoel en eerbied voor het concrete, tegenover abstracties die zo dikwijls fataal zijn voor het bestaan van individuen en de samenleving. Ten slotte beschikt de vrouw ook over een bijzonder vermogen - verleden en heden getuigen daarvan - zelfs in de meest uitzichtloze situaties stand te houden bij tegenslag, het leven onder de meest extreme omstandigheden toch nog mogelijk te maken, altijd vast te houden aan de toekomst en ten slotte met tranen de waarde van ieder menselijk wezen indachtig te zijn.
Ofschoon het moederschap een sleutelelement is in de identiteit van de vrouw, is het niet juist de vrouw alleen maar te beschouwen vanuit het perspectief van de biologische voortplanting. Op dit gebied kunnen er zware overdrijvingen plaats vinden, die de biologische vruchtbaarheid in louter kwantitatieve termen verheerlijken en dikwijls gepaard gaan met een gevaarlijke onderwaardering van de vrouw. De christelijke roeping tot maagdelijkheid, die ten opzichte van de oudtestamentische traditie en de eisen van veel samenlevingen, zeer radicaal is, is in dit licht van het grootste belang. vgl: Familiaris Consortio, 16[[[267|16]]] Deze roeping ondergraaft iedere poging de vrouw op te sluiten in een louter biologisch lot. Zoals de maagdelijkheid door het lichamelijk moederschap er aan herinnerd wordt dat er geen andere christelijke roeping is dan de concrete zelfgave aan de ander, zo maakt de maagdelijkheid de fundamenteel geestelijke dimensie van het moederschap duidelijk. Om de ander werkelijk het leven te schenken kan men niet volstaan met lichamelijk leven. Dit betekent dat moederschap zich volledig kan verwerkelijken ook al is er geen fysieke voortplanting. vgl: Familiaris Consortio, 41[[[267|41]]] vgl: Donum Vitae, 8[[[72|8]]]
In dit perspectief kunnen we de onvervangbare rol van de vrouw begrijpen in alle aspecten van het gezinsleven en de maatschappij, waar het gaat om menselijke relaties en de zorg voor anderen. Hier wordt wat Johannes Paulus II de genius van de vrouw heeft genoemd heel duidelijk. vgl: Brief aan de Vrouwen, 9[[[117|9]]] Dit impliceert op de eerste plaats dat vrouwen actief en standvastig aanwezig moeten zijn in het gezin, de "oorspronkelijke en in zekere zin 'soevereine' gemeenschap".Gratissimam sane, 17[[565|17]] Hier wordt namelijk op de eerste plaats het aanschijn van een volk gevormd, hier leren de leden de grondslagen. Ze leren liefhebben omdat ze zelf onvoorwaardelijke liefde ontvangen, ze leren anderen respecteren omdat ze zelf gerespecteerd worden, ze leren het gelaat van God kennen, omdat ze deze openbaring ontvangen van een vader en een moeder die alle aandacht voor hen hebben. Als deze fundamentele ervaringen ontbreken wordt aan de samenleving als geheel geweld aangedaan en wordt deze zelf de veroorzaker van veel vormen van geweld. Dit houdt ook in dat vrouwen aanwezig moeten zijn in de wereld van het werk en de samenleving en dat ze toegang moeten hebben tot verantwoordelijke posities, die hen in staat stellen het beleid van naties te inspireren en vernieuwende oplossingen voor economische en sociale problemen te bevorderen.
Hierbij mag men echter niet vergeten dat de verhouding tussen deze twee activiteiten - gezin en werk - voor de vrouw anders ligt dan voor de man. Het met elkaar in overeenstemming brengen van de organisatie van het werk en de daarbij behorende wetten, en de eisen die aan de vrouw worden gesteld met betrekking tot het gezin is een uitdaging. Dit is niet alleen een wettelijke, economische en organisatorische vraag, maar bovenal een vraag van mentaliteit, cultuur en respect. Er wordt gevraagd om een rechtvaardige waardering van het werk dat de vrouw in het gezin verricht. Zo kunnen vrouwen die dat zelf willen in staat worden gesteld al hun tijd aan het huishoudelijk werk te besteden, zonder dat dit negatieve maatschappelijke of financiële consequenties heeft. Vrouwen die ook ander werk willen doen, moeten een aangepast werkrooster kunnen krijgen en niet worden gedwongen te kiezen tussen het opgeven van hun gezinsleven of het voortdurend onder ondragelijke druk staan, met negatieve gevolgen voor zowel het eigen geestelijk evenwicht als de harmonie in het gezin. Zoals Johannes Paulus II heeft geschreven: "Het moet tot eer van een samenleving strekken aan de moeder - zonder belemmeringen te stellen aan haar vrijheid, zonder psychologische of praktische discriminatie, zonder haar achter te stellen ten opzichte van andere vrouwen - de mogelijkheid te geven om haar kinderen op te voeden en zich aan hun vorming te wijden overeenkomstig de verschillende behoeften van hun leeftijd." Laborem Exercens, 19[[712|19]]
Ofschoon het moederschap een sleutelelement is in de identiteit van de vrouw, is het niet juist de vrouw alleen maar te beschouwen vanuit het perspectief van de biologische voortplanting. Op dit gebied kunnen er zware overdrijvingen plaats vinden, die de biologische vruchtbaarheid in louter kwantitatieve termen verheerlijken en dikwijls gepaard gaan met een gevaarlijke onderwaardering van de vrouw. De christelijke roeping tot maagdelijkheid, die ten opzichte van de oudtestamentische traditie en de eisen van veel samenlevingen, zeer radicaal is, is in dit licht van het grootste belang. vgl: Familiaris Consortio, 16[[[267|16]]] Deze roeping ondergraaft iedere poging de vrouw op te sluiten in een louter biologisch lot. Zoals de maagdelijkheid door het lichamelijk moederschap er aan herinnerd wordt dat er geen andere christelijke roeping is dan de concrete zelfgave aan de ander, zo maakt de maagdelijkheid de fundamenteel geestelijke dimensie van het moederschap duidelijk. Om de ander werkelijk het leven te schenken kan men niet volstaan met lichamelijk leven. Dit betekent dat moederschap zich volledig kan verwerkelijken ook al is er geen fysieke voortplanting. vgl: Familiaris Consortio, 41[[[267|41]]] vgl: Donum Vitae, 8[[[72|8]]]
In dit perspectief kunnen we de onvervangbare rol van de vrouw begrijpen in alle aspecten van het gezinsleven en de maatschappij, waar het gaat om menselijke relaties en de zorg voor anderen. Hier wordt wat Johannes Paulus II de genius van de vrouw heeft genoemd heel duidelijk. vgl: Brief aan de Vrouwen, 9[[[117|9]]] Dit impliceert op de eerste plaats dat vrouwen actief en standvastig aanwezig moeten zijn in het gezin, de "oorspronkelijke en in zekere zin 'soevereine' gemeenschap".Gratissimam sane, 17[[565|17]] Hier wordt namelijk op de eerste plaats het aanschijn van een volk gevormd, hier leren de leden de grondslagen. Ze leren liefhebben omdat ze zelf onvoorwaardelijke liefde ontvangen, ze leren anderen respecteren omdat ze zelf gerespecteerd worden, ze leren het gelaat van God kennen, omdat ze deze openbaring ontvangen van een vader en een moeder die alle aandacht voor hen hebben. Als deze fundamentele ervaringen ontbreken wordt aan de samenleving als geheel geweld aangedaan en wordt deze zelf de veroorzaker van veel vormen van geweld. Dit houdt ook in dat vrouwen aanwezig moeten zijn in de wereld van het werk en de samenleving en dat ze toegang moeten hebben tot verantwoordelijke posities, die hen in staat stellen het beleid van naties te inspireren en vernieuwende oplossingen voor economische en sociale problemen te bevorderen.
Hierbij mag men echter niet vergeten dat de verhouding tussen deze twee activiteiten - gezin en werk - voor de vrouw anders ligt dan voor de man. Het met elkaar in overeenstemming brengen van de organisatie van het werk en de daarbij behorende wetten, en de eisen die aan de vrouw worden gesteld met betrekking tot het gezin is een uitdaging. Dit is niet alleen een wettelijke, economische en organisatorische vraag, maar bovenal een vraag van mentaliteit, cultuur en respect. Er wordt gevraagd om een rechtvaardige waardering van het werk dat de vrouw in het gezin verricht. Zo kunnen vrouwen die dat zelf willen in staat worden gesteld al hun tijd aan het huishoudelijk werk te besteden, zonder dat dit negatieve maatschappelijke of financiële consequenties heeft. Vrouwen die ook ander werk willen doen, moeten een aangepast werkrooster kunnen krijgen en niet worden gedwongen te kiezen tussen het opgeven van hun gezinsleven of het voortdurend onder ondragelijke druk staan, met negatieve gevolgen voor zowel het eigen geestelijk evenwicht als de harmonie in het gezin. Zoals Johannes Paulus II heeft geschreven: "Het moet tot eer van een samenleving strekken aan de moeder - zonder belemmeringen te stellen aan haar vrijheid, zonder psychologische of praktische discriminatie, zonder haar achter te stellen ten opzichte van andere vrouwen - de mogelijkheid te geven om haar kinderen op te voeden en zich aan hun vorming te wijden overeenkomstig de verschillende behoeften van hun leeftijd." Laborem Exercens, 19[[712|19]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Het is echter passend hier in herinnering te brengen dat de vrouwelijke waarden die hierboven genoemd zijn bovenal menselijke waarden zijn: de menselijke staat van man en vrouw, geschapen naar het beeld van God, is één en ongedeeld. Alleen omdat vrouwen meer direct afgestemd zijn op deze waarden kunnen ze een oproep en een bevoorrecht teken van zulke waarden zijn. Uiteindelijk is echter iedere mens, man of vrouw, bestemd om er te zijn 'voor de ander'. In dit perspectief is wat 'vrouwelijk' genoemd wordt méér dan een eigenschap van het vrouwelijk geslacht. Het woord duidt namelijk de fundamentele eigenschap van de mens aan voor en door anderen te leven. Daarom moet de bevordering van de rol van de vrouw in de samenleving begrepen worden als een vermenselijking, dankzij de door de vrouwen opnieuw ontdekte waarden. Iedere zienswijze die zich presenteert als een strijd tussen de geslachten is slechts een illusie en een gevaar. Het resultaat zou scheiding van en concurrentie tussen mannen en vrouwen zijn en zou alleen egocentrisme bevorderen, gevoed door een vals idee van vrijheid. Zonder de bevordering van de vrouwenrechten in de samenleving en in het gezin te bagatelliseren, willen deze opmerkingen de opvatting corrigeren dat mannen vijanden zijn die overwonnen moeten worden. De verhouding tussen man en vrouw kan niet bestaan uit een soort wantrouwige, defensieve tegenwerking. De verhouding moet worden beleefd in vrede en het geluk van gedeelde liefde. Op een meer concreet niveau van sociaalpolitiek beleid, op het gebied van opvoeding, werk, gezin, toegang tot dienstverlening en deelname aan het burgerlijk leven, moet aan de ene kant iedere vorm van onrechtvaardige discriminatie naar geslacht worden bestreden, en aan de andere kant moet er ook aandacht zijn voor de verlangens en behoeften van iedereen. De verdediging en bevordering van gelijke waardigheid en gemeenschappelijke persoonlijke waarden moeten in overeenstemming worden gebracht met de zorgvuldige erkenning van het verschil en de wederzijdsheid tussen de geslachten, waar dit van belang is voor het verwerkelijken van ieders menselijkheid, of men nu man of vrouw is.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Het belang van vrouwelijke waarden in het leven van de Kerk
15
In de Kerk is het teken van de vrouw meer dan ooit centraal en vruchtbaar. Dit hangt samen met de identiteit die de Kerk van God ontvangen en in geloof aangenomen heeft. Men moet deze mystieke, fundamentele, essentiële identiteit voor ogen houden als men nadenkt over de rol van mannen en vrouwen in de Kerk. Vanaf het begin van het christendom beschouwt de Kerk zich als een gemeenschap die door Christus in het leven is geroepen en aan Hem verbonden is door een verhouding van liefde, waarvan de bruidservaring de meest bijzondere uitdrukking is. Hieruit volgt dat het de eerste taak van de Kerk is in de aanwezigheid te blijven van dit mysterie van Gods liefde, geopenbaard in Jezus Christus, het te beschouwen en te vieren. Hier vormt Maria het fundamentele referentiepunt in de Kerk. Men zou de beeldspraak kunnen gebruiken dat Maria de Kerk een spiegel voorhoudt, waarin zij haar eigen identiteit moet herkennen, maar ook de gesteltenissen van het hart, de houdingen en de handelingen die God van haar verwacht. Het bestaan van Maria is voor de Kerk een uitnodiging haar bestaan te verankeren in het luisteren naar en het ontvangen van Gods Woord. Het geloof is namelijk niet zozeer het zoeken van de mensen naar God, als wel de erkenning van de mensen dat God tot hen komt, hen bezoekt en tot hen spreekt. Dit geloof dat "bij God niets onmogelijk is" (Gen. 18, 14; Lc. 1, 37)[[b:Gen. 18, 14; Lc. 1, 37]] leeft en groeit door de nederige en liefhebbende gehoorzaamheid waardoor de Kerk kan zeggen: "Mij geschiede naar Uw woord" (Lc. 1, 38)[b:Lc. 1, 38]. Het geloof verwijst altijd naar Jezus: "Doe maar wat Hij u zeggen zal" (Joh. 2, 5)[b:Joh. 2, 5] en volgt Jezus op zijn weg, tot aan de voet van het kruis. In het uur van de duisternis volhardt Maria moedig in het geloof, omdat ze met volledige zekerheid vertrouwt op het woord van God. Van Maria leert de Kerk de vertrouwelijkheid met Christus. Maria, die het kleine kind van Bethlehem in haar armen heeft gedragen, leert ons de oneindige nederigheid van God te erkennen. Zij die het gebroken lichaam van Christus van het kruis ontving, toont de Kerk hoe zij allen moet ontvangen die in deze wereld door geweld en zonde gebroken zijn. Van Maria leert de Kerk de betekenis van de macht van de liefde, zoals God die in het leven van zijn veelgeliefde Zoon toont en openbaart: "Vermetelen drijft Hij uiteen ... eenvoudigen brengt Hij tot aanzien" (Lc. 1, 51-52)[b:Lc. 1, 51-52]. Van Maria ontvangen de leerlingen voortdurend de zin en de vreugde om het werk van Gods handen te prijzen: "omdat Hij aan mij zijn wonderwerken deed, die machtig is" (Lc. 1, 49)[b:Lc. 1, 49]. Ze leren dat ze in de wereld zijn om de herinnering te bewaren aan deze "wonderwerken" en waakzaam te zijn tot de dag van de Heer komt.
Referenties naar alinea 15: 1
De menselijke persoon - hart van de vrede ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Naar Maria kijken en haar navolgen betekent echter niet dat de Kerk een passieve houding zou moeten aannemen, die gebaseerd is op een achterhaald idee van vrouwelijkheid en haar gevaarlijk kwetsbaar maakt in een wereld die gedomineerd wordt door overheersing en macht. De weg van Christus is noch die van overheersing (Fil. 2, 6)[[b:Fil. 2, 6]], noch die van macht in wereldlijke zin (Joh. 18, 36)[[b:Joh. 18, 36]]. Van de Zoon van God kunnen we leren dat deze 'passiviteit' in feite de weg van de liefde is; het is een koninklijke macht die alle geweld overwint; het is 'passie' die de wereld verlost van zonde en dood en de mensheid herschept. De Gekruisigde die de apostel Johannes aan Zijn moeder toevertrouwde nodigt Zijn Kerk uit van Maria het geheim te leren van de liefde die overwint.
De verwijzing naar Maria, en haar houding van luisteren, verwelkomen, nederigheid, trouw, lofprijzing en wachten, geeft de Kerk op geen enkele wijze een identiteit die gebaseerd is op een toevallig, historisch bepaald model van vrouwelijkheid, doch plaatst haar in het verlengde van de geestelijke geschiedenis van Israël. In en door Jezus wordt deze houding de roeping van iedere gedoopte. Onafhankelijk van levensomstandigheden, verschillende roepingen met of zonder openbare verantwoordelijkheid, vormt deze houding een essentieel aspect van het christelijk leven. Terwijl de genoemde eigenschappen kenmerkend zouden moeten zijn voor iedere gedoopte, beleven vrouwen deze op een bijzonder intense en natuurlijke wijze. Zo spelen vrouwen een zeer belangrijke rol in het leven van de Kerk. Ze roepen bij alle gelovigen de houding van Maria in herinnering en dragen op unieke wijze bij tot het tonen van het ware gezicht van de Kerk, de Bruid van Christus en de Moeder van de gelovigen.
In dit perspectief begrijpen we ook dat het feit dat de priesterwijding aan mannen is voorbehouden vgl: Ordinatio Sacerdotalis[[[231]]] vgl: Twijfel over de leer van de Apostolische Brief "Ordinatio Sacerdotalis"[[[150]]] op geen enkele wijze een belemmering is voor de vrouw om door te dringen tot het hart van het christelijk leven. Vrouwen zijn geroepen om unieke voorbeelden en getuigen te zijn voor alle Christenen van de wijze waarop de Kerk als Bruid met liefde op de liefde van de Bruidegom moet antwoorden.
De verwijzing naar Maria, en haar houding van luisteren, verwelkomen, nederigheid, trouw, lofprijzing en wachten, geeft de Kerk op geen enkele wijze een identiteit die gebaseerd is op een toevallig, historisch bepaald model van vrouwelijkheid, doch plaatst haar in het verlengde van de geestelijke geschiedenis van Israël. In en door Jezus wordt deze houding de roeping van iedere gedoopte. Onafhankelijk van levensomstandigheden, verschillende roepingen met of zonder openbare verantwoordelijkheid, vormt deze houding een essentieel aspect van het christelijk leven. Terwijl de genoemde eigenschappen kenmerkend zouden moeten zijn voor iedere gedoopte, beleven vrouwen deze op een bijzonder intense en natuurlijke wijze. Zo spelen vrouwen een zeer belangrijke rol in het leven van de Kerk. Ze roepen bij alle gelovigen de houding van Maria in herinnering en dragen op unieke wijze bij tot het tonen van het ware gezicht van de Kerk, de Bruid van Christus en de Moeder van de gelovigen.
In dit perspectief begrijpen we ook dat het feit dat de priesterwijding aan mannen is voorbehouden vgl: Ordinatio Sacerdotalis[[[231]]] vgl: Twijfel over de leer van de Apostolische Brief "Ordinatio Sacerdotalis"[[[150]]] op geen enkele wijze een belemmering is voor de vrouw om door te dringen tot het hart van het christelijk leven. Vrouwen zijn geroepen om unieke voorbeelden en getuigen te zijn voor alle Christenen van de wijze waarop de Kerk als Bruid met liefde op de liefde van de Bruidegom moet antwoorden.
Referenties naar alinea 16: 1
De menselijke persoon - hart van de vrede ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 Slot
17
In Jezus Christus is alles nieuw gemaakt. (Openb. 21, 5)[[b:Openb. 21, 5]] Vernieuwing door genade kan echter niet plaats vinden zonder bekering van het hart. Als we Jezus aanschouwen en Hem als Heer belijden, moeten we de weg van de liefde herkennen, die de zonde overwint en die Hij zijn leerlingen wijst.
Zo wordt de verhouding van de man met de vrouw omgevormd en de drievoudige begeerte, waarvan de eerste Brief van Johannes spreekt (1 Joh. 2, 16)[b:1 Joh. 2, 16] heeft niet meer de overhand. Het getuigenis van het leven van vrouwen moet met eerbied en waardering worden aanvaard, omdat het waarden openbaart, zonder welke de mensheid ingesloten zou raken in zelfgenoegzaamheid, machtsdromen, en de tragedie van het geweld. Ook de vrouw moet, van haar kant, de weg van de bekering volgen en de unieke waarde, werkzaam in de liefde tot anderen, waarvan ze als vrouw de drager is, erkennen. In beide gevallen gaat het erom dat de mens zich tot God bekeert, zodat man en vrouw God erkennen als hun 'hulp', als Schepper die vol erbarmen is, als de Redder die "de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16].
Zo'n bekering kan niet plaats vinden zonder nederig gebed tot God, om van Hem het inzicht te ontvangen dat ons in staat stelt zowel de eigen zonde te onderkennen als ook de helende genade. In het bijzonder moeten we de heilige Maagd Maria aanroepen, de vrouw naar Gods hart, zij die "gezegend is onder de vrouwen"(Lc. 1, 42)[[b:Lc. 1, 42]], uitverkoren om aan de mensen, mannen en vrouwen, de weg van de liefde te openbaren. Alleen op deze manier kan in iedere man en iedere vrouw, naar ieders genade, het "beeld van God", die heilige gelijkenis (Gen. 1, 27)[[b:Gen. 1, 27]], zichtbaar worden. Alleen op die manier kan de weg van vrede en verwondering worden teruggevonden, zoals de bijbelse traditie in het Hooglied getuigt, waar de lichamen en de harten in dezelfde jubel losbarsten.
De Kerk kent de macht van de zonde, die werkt in individuen en maatschappelijke structuren, en die er vaak toe zou kunnen leiden dat men de hoop op de goedheid van man en vrouw verliest. Maar dankzij haar geloof in de gekruisigde en verrezen Christus kent de Kerk nog beter de kracht van de vergeving en de zelfgave, ondanks alle verwondingen en onrechtvaardigheden. De vrede en de verwondering waarop zij de mannen en vrouwen van deze tijd vertrouwvol wijst, zijn de vrede en de verwondering die in de tuin van de Verrijzenis onze wereld en de hele geschiedenis hebben verlicht met de openbaring: "God is liefde" (1 Joh. 4, 8.16)[b:1 Joh. 4, 8.16].
Zo wordt de verhouding van de man met de vrouw omgevormd en de drievoudige begeerte, waarvan de eerste Brief van Johannes spreekt (1 Joh. 2, 16)[b:1 Joh. 2, 16] heeft niet meer de overhand. Het getuigenis van het leven van vrouwen moet met eerbied en waardering worden aanvaard, omdat het waarden openbaart, zonder welke de mensheid ingesloten zou raken in zelfgenoegzaamheid, machtsdromen, en de tragedie van het geweld. Ook de vrouw moet, van haar kant, de weg van de bekering volgen en de unieke waarde, werkzaam in de liefde tot anderen, waarvan ze als vrouw de drager is, erkennen. In beide gevallen gaat het erom dat de mens zich tot God bekeert, zodat man en vrouw God erkennen als hun 'hulp', als Schepper die vol erbarmen is, als de Redder die "de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven" (Joh. 3, 16)[b:Joh. 3, 16].
Zo'n bekering kan niet plaats vinden zonder nederig gebed tot God, om van Hem het inzicht te ontvangen dat ons in staat stelt zowel de eigen zonde te onderkennen als ook de helende genade. In het bijzonder moeten we de heilige Maagd Maria aanroepen, de vrouw naar Gods hart, zij die "gezegend is onder de vrouwen"(Lc. 1, 42)[[b:Lc. 1, 42]], uitverkoren om aan de mensen, mannen en vrouwen, de weg van de liefde te openbaren. Alleen op deze manier kan in iedere man en iedere vrouw, naar ieders genade, het "beeld van God", die heilige gelijkenis (Gen. 1, 27)[[b:Gen. 1, 27]], zichtbaar worden. Alleen op die manier kan de weg van vrede en verwondering worden teruggevonden, zoals de bijbelse traditie in het Hooglied getuigt, waar de lichamen en de harten in dezelfde jubel losbarsten.
De Kerk kent de macht van de zonde, die werkt in individuen en maatschappelijke structuren, en die er vaak toe zou kunnen leiden dat men de hoop op de goedheid van man en vrouw verliest. Maar dankzij haar geloof in de gekruisigde en verrezen Christus kent de Kerk nog beter de kracht van de vergeving en de zelfgave, ondanks alle verwondingen en onrechtvaardigheden. De vrede en de verwondering waarop zij de mannen en vrouwen van deze tijd vertrouwvol wijst, zijn de vrede en de verwondering die in de tuin van de Verrijzenis onze wereld en de hele geschiedenis hebben verlicht met de openbaring: "God is liefde" (1 Joh. 4, 8.16)[b:1 Joh. 4, 8.16].
Paus Johannes Paulus II heeft, in de audiëntie verleend aan ondergetekende kardinaalprefect, deze brief goedgekeurd, die is aangenomen in de gewone zitting van deze Congregatie, en heeft de publicatie ervan bevolen. Rome, van de Congregatie voor de Geloofsleer[d:106], 31 mei 2004, het feest van het bezoek van de heilige Maagd Maria aan Elisabeth (Maria Visitatie).
+ Joseph Kardinaal Ratzinger
Prefect
+ Angelo Amato, s.d.b.
Titulair aartsbisschop van Sila
Secretaris
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/412-brief-aan-de-bisschoppen-van-de-katholieke-kerk-over-de-samenwerking-nl