Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen
x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:
Informatie over dit document
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen
Zenon Kardinaal Grocholewski
Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten)
4 november 2005
Curie - Instructies
2006, Libreria Editrice Vaticana / rkkerk.nl
2006
25 april 2023
723
nl
Referenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Inleiding
Aansluitend op de leer van het Tweede Vaticaans Concilie en in het bijzonder het Decreet over de priesteropleiding Optatam Totius Ecclesiae[675] heeft de Congregatie voor de Katholieke Vorming[d:119] verschillende documenten doen uitgaan om een passende en alomvattende vorming van toekomstige priesters te bevorderen. Daartoe werden voor de verschillende aspecten hiervan richtlijnen en duidelijke normen voorgelegd. vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica[[[2567]]] vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Secunda editur[[[6329]]] Congregatie voor de...Congregatie voor de Katholieke Vorming: De filosofiestudie in seminaries (20 januari 1972); Een leidraad voor de vorming in het priesterlijk celibaat (11 april 1974); Het kerkelijk recht in de priesteropleiding (2 april 1975); De theologische vorming van toekomstige priesters (22 februari 1976); Epistula circularis de formatione vocotionum adultarum (14 juli 1976); Instructie over de liturgische vorming op seminaries (3 juni 1979); Rondzendbrief over sommige meer urgente aspecten van de spirituele vorming op seminaries (6 januari 1980); Educatieve geleide in de menselijke liefde: schetsen voor seksuele voorlichting (1 november 1983); La Pastorale della mobilità umana nella formazione dei futuri sacerdoti (25 januari 1986); Richtlijnen voor de training van toekomstige priesters over de sociale communicatiemiddelen (19 maart 1986); Lettera circolare riguardante gli studi sulle Chiese Orientali (6 januari 1987); De Maagd Maria in de intellectuele en geestelijke vorming (25 maart 1988); Richtlijnen voor de bestudering en het doceren van de sociale leer van de Kerk in de priesteropleiding (30 december 1988); Instructie over de bestudering van de Kerkvaders in de priesteropleiding (10 november 1989); Richtlijnen betreffende de voorbereidingen van seminariedocenten (4 november 1993); Richtlijnen betreffende de vorming van priesterkandidaten inzake problemen rond huwelijk en gezin (19 maart 1995); Instructie aan de Bisschoppenconferenties over de toelating tot het seminarie van kandidaten afkomstig van andere seminaries of religieuze families (9 oktober 1986 en 8 maart 1996); De propedeuse (1 mei 1998); Lettere circolari circa le norme canoniche relative alle irregolarità e agli impedimenti sia 'ad Ordines recipiendos. sia 'ad Ordines exercendos' (27 juli 1992 en 2 februari 1999). Inmiddels heeft ook de Bisschoppensynode van 1990[d:243] nagedacht over de vorming van priesters onder de huidige omstandigheden, met de bedoeling de leer van het Concilie over dit onderwerp te vervolmaken en in deze wereld duidelijker en effectiever te maken. Aansluitend op deze synode heeft paus Johannes Paulus II de postsynodale apostolische Exhortatie Pastores Dabo Vobis[724] het licht doen zien.
Gegeven deze uitgebreide leer is het niet de bedoeling van deze instructie alle vragen op affectief en seksueel terrein te behandelen, die speciale aandacht verdienen gedurende de gehele periode van vorming. Deze instructie bevat normen aangaande een specifieke vraag, die des te dringender is geworden door de huidige situatie: de vraag of kandidaten die diepgewortelde homoseksuele neigingen hebben al dan niet tot de priesteropleiding en de heilige wijding moeten worden toegelaten.
Aansluitend op de leer van het Tweede Vaticaans Concilie en in het bijzonder het Decreet over de priesteropleiding Optatam Totius Ecclesiae[675] heeft de Congregatie voor de Katholieke Vorming[d:119] verschillende documenten doen uitgaan om een passende en alomvattende vorming van toekomstige priesters te bevorderen. Daartoe werden voor de verschillende aspecten hiervan richtlijnen en duidelijke normen voorgelegd. vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica[[[2567]]] vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Secunda editur[[[6329]]] Congregatie voor de...Congregatie voor de Katholieke Vorming: De filosofiestudie in seminaries (20 januari 1972); Een leidraad voor de vorming in het priesterlijk celibaat (11 april 1974); Het kerkelijk recht in de priesteropleiding (2 april 1975); De theologische vorming van toekomstige priesters (22 februari 1976); Epistula circularis de formatione vocotionum adultarum (14 juli 1976); Instructie over de liturgische vorming op seminaries (3 juni 1979); Rondzendbrief over sommige meer urgente aspecten van de spirituele vorming op seminaries (6 januari 1980); Educatieve geleide in de menselijke liefde: schetsen voor seksuele voorlichting (1 november 1983); La Pastorale della mobilità umana nella formazione dei futuri sacerdoti (25 januari 1986); Richtlijnen voor de training van toekomstige priesters over de sociale communicatiemiddelen (19 maart 1986); Lettera circolare riguardante gli studi sulle Chiese Orientali (6 januari 1987); De Maagd Maria in de intellectuele en geestelijke vorming (25 maart 1988); Richtlijnen voor de bestudering en het doceren van de sociale leer van de Kerk in de priesteropleiding (30 december 1988); Instructie over de bestudering van de Kerkvaders in de priesteropleiding (10 november 1989); Richtlijnen betreffende de voorbereidingen van seminariedocenten (4 november 1993); Richtlijnen betreffende de vorming van priesterkandidaten inzake problemen rond huwelijk en gezin (19 maart 1995); Instructie aan de Bisschoppenconferenties over de toelating tot het seminarie van kandidaten afkomstig van andere seminaries of religieuze families (9 oktober 1986 en 8 maart 1996); De propedeuse (1 mei 1998); Lettere circolari circa le norme canoniche relative alle irregolarità e agli impedimenti sia 'ad Ordines recipiendos. sia 'ad Ordines exercendos' (27 juli 1992 en 2 februari 1999). Inmiddels heeft ook de Bisschoppensynode van 1990[d:243] nagedacht over de vorming van priesters onder de huidige omstandigheden, met de bedoeling de leer van het Concilie over dit onderwerp te vervolmaken en in deze wereld duidelijker en effectiever te maken. Aansluitend op deze synode heeft paus Johannes Paulus II de postsynodale apostolische Exhortatie Pastores Dabo Vobis[724] het licht doen zien.
Gegeven deze uitgebreide leer is het niet de bedoeling van deze instructie alle vragen op affectief en seksueel terrein te behandelen, die speciale aandacht verdienen gedurende de gehele periode van vorming. Deze instructie bevat normen aangaande een specifieke vraag, die des te dringender is geworden door de huidige situatie: de vraag of kandidaten die diepgewortelde homoseksuele neigingen hebben al dan niet tot de priesteropleiding en de heilige wijding moeten worden toegelaten.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
1
Affectieve rijpheid en geestelijk vaderschap
Volgens de voortdurende Traditie van de Kerk kan alleen een gedoopte man geldig de heilige wijding ontvangen. vgl: Codex Iuris Canonici, 1024[[[30|1024]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (754)[[[574|(754)]]] vgl: Ordinatio Sacerdotalis[[[231]]] Door het Sacrament van de Wijding maakt de heilige Geest de kandidaat op een nieuwe en bijzondere wijze gelijkvormig aan Jezus Christus: de priester belichaamt inderdaad op sacramentele wijze Christus, het hoofd, de herder en de Bruidegom van de Kerk. vgl: Presbyterorum Ordinis, 2[[[704|2]]] vgl: Met betrekking tot de gelijkvormigheid van de priester aan Christus, de Bruidegom van de Kerk, stelt Pastores Dabo Vobis dat "De priester is geroepen om een levend beeld te zijn van Jezus Christus, de Bruidegom van de Kerk ... Hij is derhalve geroepen om in zijn geestelijk leven de liefde van Christus, die Bruidegom is ten opzichte van de Kerk, de Bruid, te doen herleven. Zijn leven moet ook verlicht en gericht worden door het besef dat hij geacht wordt te getuigen van de liefde van Christus als Bruidegom (Nr. 22)[[[724|16.22]]] Vanwege deze gelijkvormigheid met Christus moet het gehele leven van de gewijde bedienaar doordrongen zijn van de gave van zijn hele persoon aan de Kerk en door een ware herderlijke liefde. vgl: Presbyterorum Ordinis, 14[[[704|14]]] vgl: Pastores Dabo Vobis, 23[[[724|23]]]
De kandidaat voor het gewijde ambt moet daarom affectieve rijpheid bereiken. Die rijpheid moet hem in staat stellen een juiste relatie te hebben met zowel mannen als vrouwen en bij hem de ware zin van het geestelijk vaderschap ontwikkelen tegenover de kerkelijke gemeenschap die hem wordt toevertrouwd. vgl: Dives Ecclesiæ, (58)[[[1118|(58)]]]
Volgens de voortdurende Traditie van de Kerk kan alleen een gedoopte man geldig de heilige wijding ontvangen. vgl: Codex Iuris Canonici, 1024[[[30|1024]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (754)[[[574|(754)]]] vgl: Ordinatio Sacerdotalis[[[231]]] Door het Sacrament van de Wijding maakt de heilige Geest de kandidaat op een nieuwe en bijzondere wijze gelijkvormig aan Jezus Christus: de priester belichaamt inderdaad op sacramentele wijze Christus, het hoofd, de herder en de Bruidegom van de Kerk. vgl: Presbyterorum Ordinis, 2[[[704|2]]] vgl: Met betrekking tot de gelijkvormigheid van de priester aan Christus, de Bruidegom van de Kerk, stelt Pastores Dabo Vobis dat "De priester is geroepen om een levend beeld te zijn van Jezus Christus, de Bruidegom van de Kerk ... Hij is derhalve geroepen om in zijn geestelijk leven de liefde van Christus, die Bruidegom is ten opzichte van de Kerk, de Bruid, te doen herleven. Zijn leven moet ook verlicht en gericht worden door het besef dat hij geacht wordt te getuigen van de liefde van Christus als Bruidegom (Nr. 22)[[[724|16.22]]] Vanwege deze gelijkvormigheid met Christus moet het gehele leven van de gewijde bedienaar doordrongen zijn van de gave van zijn hele persoon aan de Kerk en door een ware herderlijke liefde. vgl: Presbyterorum Ordinis, 14[[[704|14]]] vgl: Pastores Dabo Vobis, 23[[[724|23]]]
De kandidaat voor het gewijde ambt moet daarom affectieve rijpheid bereiken. Die rijpheid moet hem in staat stellen een juiste relatie te hebben met zowel mannen als vrouwen en bij hem de ware zin van het geestelijk vaderschap ontwikkelen tegenover de kerkelijke gemeenschap die hem wordt toevertrouwd. vgl: Dives Ecclesiæ, (58)[[[1118|(58)]]]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Homoseksualiteit en Wijding
Vanaf het Tweede Vaticaans Concilie tot nu toe hebben verschillende documenten van het leergezag - in het bijzonder de Catechismus van de Katholieke Kerk[1] - de kerkelijke leer over de homoseksualiteit bevestigd. De Catechismus[1] maakt onderscheid tussen homoseksuele handelingen en homoseksuele neigingen.
Wat betreft homoseksuele handelingen wordt geleerd dat de heilige Schrift deze als zware zonden ziet. De Traditie heeft ze altijd beschouwd als intrinsiek immoreel en in strijd met de natuurwet. Daarom kunnen ze onder geen enkele omstandigheid goedgekeurd worden.
Diepgewortelde homoseksuele neigingen, die bij een aantal mannen en vrouwen voorkomen, zijn eveneens objectief ongeordend en vormen dikwijls voor de betrokkenen zelf ook een beproeving. Zulke mensen moeten met eerbied en tact tegemoet getreden worden. Ze mogen in geen enkel opzicht op onrechtvaardige wijze worden gediscrimineerd. Ze zijn geroepen Gods wil in hun leven te vervullen en de moeilijkheden die zij ondervinden te verenigen met het Kruisoffer van de Heer. Catechismus van de Katholieke Kerk, 2357-2358[[1|2357-2358]] Vgl. ook de verschillende...Vgl. ook de verschillende documenten van de Congregatie voor de Geloofsleer vgl: Persona humana[[[8]]] vgl: Wat betreft homoseksuele neigingen stelt de brief Homosexualitatis problema dat "hoewel de bijzondere neiging van de homoseksuele mens op zich geen zonde is, deze toch een min of meer sterke gerichtheid op een in moreel opzicht intrinsiek slecht gedrag is. Daarom moet de neiging zelf als een objectieve ongeregeldheid worden beschouwd"[[[1120|3]]] vgl: Enkele overwegingen omtrent het antwoord op wetsvoorstellen inzake het niet-discrimineren van homoseksuelen[[[1119]]] vgl: Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen[[[96]]].
In het licht van deze leer meent dit dicasterie, in overeenstemming met de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten[d:108] dat het noodzakelijk is duidelijk te stellen dat de Kerk - met alle eerbied voor de betrokken personen Catechismus van de Katholieke Kerk, 2358[[1|2358]] vgl: Codex Iuris Canonici, 208[[[30|208]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (11)[[[574|(11)]]] - geen mensen kan toelaten tot de priesteropleiding of de heilige wijding, die homoseksualiteit in praktijk brengen, diepgewortelde homoseksuele neigingen hebben of een zogenaamde gay cultuur ondersteunen. vgl. Congregatie voor de...vgl. Congregatie voor de Katholieke Vorming, A memorandum to Bishops seeking advice in matters concerning homosexuality and candidates for admission to Seminary (9 juli 1985); Congregatie voor de goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, Brief (16 mei 2002), in: Notitiae 38 (2002), 586.
Zulke mensen verkeren namelijk in een situatie die het hen heel moeilijk maakt juiste betrekkingen met mannen en vrouwen op te bouwen. De negatieve gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het wijden van personen met diepgewortelde homoseksuele neigingen zijn niet te overzien.
Als het echter gaat om homoseksuele neigingen die slechts de uiting van een tijdelijk probleem zijn, zoals bijvoorbeeld een nog niet afgesloten adolescentie, dan moeten deze drie jaar vóór de diakenwijding duidelijk overwonnen zijn.
Vanaf het Tweede Vaticaans Concilie tot nu toe hebben verschillende documenten van het leergezag - in het bijzonder de Catechismus van de Katholieke Kerk[1] - de kerkelijke leer over de homoseksualiteit bevestigd. De Catechismus[1] maakt onderscheid tussen homoseksuele handelingen en homoseksuele neigingen.
Wat betreft homoseksuele handelingen wordt geleerd dat de heilige Schrift deze als zware zonden ziet. De Traditie heeft ze altijd beschouwd als intrinsiek immoreel en in strijd met de natuurwet. Daarom kunnen ze onder geen enkele omstandigheid goedgekeurd worden.
Diepgewortelde homoseksuele neigingen, die bij een aantal mannen en vrouwen voorkomen, zijn eveneens objectief ongeordend en vormen dikwijls voor de betrokkenen zelf ook een beproeving. Zulke mensen moeten met eerbied en tact tegemoet getreden worden. Ze mogen in geen enkel opzicht op onrechtvaardige wijze worden gediscrimineerd. Ze zijn geroepen Gods wil in hun leven te vervullen en de moeilijkheden die zij ondervinden te verenigen met het Kruisoffer van de Heer. Catechismus van de Katholieke Kerk, 2357-2358[[1|2357-2358]] Vgl. ook de verschillende...Vgl. ook de verschillende documenten van de Congregatie voor de Geloofsleer vgl: Persona humana[[[8]]] vgl: Wat betreft homoseksuele neigingen stelt de brief Homosexualitatis problema dat "hoewel de bijzondere neiging van de homoseksuele mens op zich geen zonde is, deze toch een min of meer sterke gerichtheid op een in moreel opzicht intrinsiek slecht gedrag is. Daarom moet de neiging zelf als een objectieve ongeregeldheid worden beschouwd"[[[1120|3]]] vgl: Enkele overwegingen omtrent het antwoord op wetsvoorstellen inzake het niet-discrimineren van homoseksuelen[[[1119]]] vgl: Overwegingen over voorstellen om wettelijke erkenning te geven aan verbintenissen tussen homoseksuele personen[[[96]]].
In het licht van deze leer meent dit dicasterie, in overeenstemming met de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten[d:108] dat het noodzakelijk is duidelijk te stellen dat de Kerk - met alle eerbied voor de betrokken personen Catechismus van de Katholieke Kerk, 2358[[1|2358]] vgl: Codex Iuris Canonici, 208[[[30|208]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (11)[[[574|(11)]]] - geen mensen kan toelaten tot de priesteropleiding of de heilige wijding, die homoseksualiteit in praktijk brengen, diepgewortelde homoseksuele neigingen hebben of een zogenaamde gay cultuur ondersteunen. vgl. Congregatie voor de...vgl. Congregatie voor de Katholieke Vorming, A memorandum to Bishops seeking advice in matters concerning homosexuality and candidates for admission to Seminary (9 juli 1985); Congregatie voor de goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, Brief (16 mei 2002), in: Notitiae 38 (2002), 586.
Zulke mensen verkeren namelijk in een situatie die het hen heel moeilijk maakt juiste betrekkingen met mannen en vrouwen op te bouwen. De negatieve gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het wijden van personen met diepgewortelde homoseksuele neigingen zijn niet te overzien.
Als het echter gaat om homoseksuele neigingen die slechts de uiting van een tijdelijk probleem zijn, zoals bijvoorbeeld een nog niet afgesloten adolescentie, dan moeten deze drie jaar vóór de diakenwijding duidelijk overwonnen zijn.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De vaststelling van de geschiktheid van de kandidaten door de Kerk
Iedere priesterroeping omvat twee, niet van elkaar te scheiden aspecten: de vrije gave van God en de verantwoordelijke vrijheid van de mens. De roeping is een gave van de goddelijke genade, die door de Kerk, in de Kerk en voor de dienst aan de Kerk wordt ontvangen. De mens schenkt zich vrijwillig aan God als hij in liefde op zijn roep antwoordt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 35-36[[[724|35-36]]] Alleen het verlangen priester te worden is niet voldoende en er bestaat geen recht op het ontvangen van de heilige wijding. In haar verantwoordelijkheid de noodzakelijke voorwaarden te bepalen voor het ontvangen van de door Christus ingestelde sacramenten, komt het aan de Kerk toe de geschiktheid vast te stellen van degene die aan de priesteropleiding wil beginnen, vgl: § 1: "Tot het grootseminarie mogen door de diocesane Bisschop alleen degenen toegelaten worden die, rekening houdend met hun menselijke en morele, geestelijke en intellectuele gaven, met hun fysieke en psychische gezondheidstoestand alsmede hun juiste gezindheid, bekwaam geacht worden zich voor het leven te wijden aan de gewijde bedieningen.[[[30|241]]] vgl: § 1[[[574|(342)]]] hem tijdens de jaren van vorming te begeleiden en hem tot de heilige wijding te roepen als bewezen is dat hij over de vereiste eigenschappen beschikt. vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 6[[[675|6]]] vgl: "Wijdingen dienen alleen toegediend te worden aan hen die naar het wijs oordeel van de eigen Bisschop of van de bevoegde hogere Overste, alles in overweging genomen, een ongeschonden geloof hebben, door de juiste intentie geleid worden, de vereiste kennis bezitten, een goede achting genieten, van ongerepte levenswandel zijn en van beproefde deugd, alsook beschikken over de andere fysieke en psychische hoedanigheden in overeenstemming met de te ontvangen wijding."[[[30|1029]]] vgl: 13[[[54|(758)]]] vgl: Iemand die de noodzakelijke eigenschappen mist niet roepen tot de wijding is geen onrechtmatige discriminatie[[[1119]]] In de vorming van de toekomstige priester moeten op een wezenlijk complementaire wijze de vier dimensies van de vorming aan bod komen: de menselijke, de geestelijke, de wetenschappelijke en de pastorale. vgl: -59[[[724|43]]] In deze samenhang moet het bijzondere belang van de menselijke ontwikkeling onderstreept worden als het onmisbare element van de hele vorming. vgl: : "De priester, die geroepen is om een levend beeld te zijn van Jezus Christus, Hoofd en Herder van de Kerk, moet ernaar streven in zichzelf zoveel mogelijk de menselijke volmaaktheid te weerspiegelen die stralend zichtbaar wordt in de mensgeworden Zoon van God en die we zo levendig weerkaatst vinden in zijn houding tegenover de anderen"[[[724|43]]] Om een kandidaat toe te laten tot de diakenwijding moet de Kerk ondermeer nagaan of deze de voor het priesterschap noodzakelijke affectieve rijpheid heeft bereikt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 44,50[[[724|44.50]]] Vgl. ook: Congregatie voor de...Vgl. ook: Congregatie voor de goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, Entre las más delicadas a los Exc.mos y Rev.mos Sefiores Obispos diocesanos y demás Ordinarios canónicamente facultados para llamar a las Sagradas Ordenes, sobre Los escrutinios acerea de la idoneidad de los candidatos (10 november 1997), in: Notitiae 33 (1997), 507-518, in het bijzonder Bijlage V.
De oproep tot de wijding is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de bisschop vgl: Apostolorum successores, (88)[[[1121|(88)]]] of de hogere overste. Met inachtneming van de goedkeuring van degenen aan wie hij de verantwoordelijkheid voor de vorming heeft toevertrouwd moet de bisschop of overste, alvorens de kandidaat toe te laten tot de wijding, tot een moreel zeker oordeel aangaande zijn geschiktheid komen. Als hierover ernstige twijfel bestaat, mag hij niet worden toegelaten tot de wijding. vgl: § 3: "Indien ... de Bisschop om zekere redenen twijfelt of de kandidaat geschikt is voor het ontvangen van de wijdingen, mag hij hem niet wijden."[[[30|1052]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (770)[[[574|(770)]]]
Het onderkennen van de roeping en de rijpheid van de kandidaat is ook een belangrijke taak van de rector en de overige stafleden van de priesteropleiding. Voor iedere wijding moet de rector zijn eigen oordeel geven over de door de Kerk vereiste eigenschappen van de kandidaat. vgl: : "Wat het onderzoek betreft aangaande de vereiste hoedanigheden van de wijdeling, dienen de voorschriften in acht genomen te worden die volgen: er dient een getuigenis te zijn van de rector van het seminarie of vormingshuis over de hoedanigheden die vereist zijn om de wijding te ontvangen, namelijk de rechtgelovigheid van de kandidaat, zijn echte godsvrucht, zijn goede zeden, zijn geschiktheid om het dienstwerk uit te oefenen; eveneens een getuigenis over zijn fysieke en psychische gezondheidstoestand, nadat op de juiste wijze een onderzoek ingesteld is."[[[30|1051]]]
Bij het onderkennen van de geschiktheid voor de wijding heeft de spirituaal een belangrijke taak. Ofschoon hij verplicht is tot geheimhouding, vertegenwoordigt hij toch de Kerk in het forum internum. In zijn gesprekken met de kandidaat moet de spirituaal in het bijzonder wijzen op de eisen van de Kerk wat betreft de priesterlijke kuisheid en de voor de priester vereiste affectieve rijpheid. Ook moet hij hem helpen onderkennen of hij over de noodzakelijke eigenschappen beschikt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 50,66[[[724|50.66]]] vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica, (48)[[[2567|(48)]]] De spirituaal heeft de plicht alle aspecten van de persoonlijkheid te evalueren en zich ervan te vergewissen dat de kandidaat geen problemen op seksueel gebied heeft die onverenigbaar zijn met het priesterschap. Als een kandidaat homoseksualiteit praktiseert of diepgewortelde homoseksuele neigingen heeft, heeft zowel de spirituaal als de biechtvader de plicht te trachten hem van de wijding af te houden.
Natuurlijk is de kandidaat zelf de eerstverantwoordelijke voor zijn eigen vorming. vgl: Pastores Dabo Vobis, 69[[[724|69]]] Hij moet zich vol vertrouwen onderwerpen aan het oordeel van de Kerk, van de bisschop die hem tot de wijding roept, van de rector van de priesteropleiding, van zijn spirituaal en van de andere stafleden aan wie de bisschop of de overste de taak heeft toevertrouwd toekomstige priesters te vormen. Het zou zeer oneerlijk zijn als een kandidaat zijn eigen homoseksualiteit zou verbergen om zo, ondanks alles, toch gewijd te worden. Zo'n onoprechte houding is in strijd met de geest van waarheid, oprechtheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid die karakteristiek moet zijn voor hen die zich geroepen voelen Christus en zijn Kerk in het ambtelijk priesterschap te dienen.
Iedere priesterroeping omvat twee, niet van elkaar te scheiden aspecten: de vrije gave van God en de verantwoordelijke vrijheid van de mens. De roeping is een gave van de goddelijke genade, die door de Kerk, in de Kerk en voor de dienst aan de Kerk wordt ontvangen. De mens schenkt zich vrijwillig aan God als hij in liefde op zijn roep antwoordt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 35-36[[[724|35-36]]] Alleen het verlangen priester te worden is niet voldoende en er bestaat geen recht op het ontvangen van de heilige wijding. In haar verantwoordelijkheid de noodzakelijke voorwaarden te bepalen voor het ontvangen van de door Christus ingestelde sacramenten, komt het aan de Kerk toe de geschiktheid vast te stellen van degene die aan de priesteropleiding wil beginnen, vgl: § 1: "Tot het grootseminarie mogen door de diocesane Bisschop alleen degenen toegelaten worden die, rekening houdend met hun menselijke en morele, geestelijke en intellectuele gaven, met hun fysieke en psychische gezondheidstoestand alsmede hun juiste gezindheid, bekwaam geacht worden zich voor het leven te wijden aan de gewijde bedieningen.[[[30|241]]] vgl: § 1[[[574|(342)]]] hem tijdens de jaren van vorming te begeleiden en hem tot de heilige wijding te roepen als bewezen is dat hij over de vereiste eigenschappen beschikt. vgl: Optatam Totius Ecclesiae, 6[[[675|6]]] vgl: "Wijdingen dienen alleen toegediend te worden aan hen die naar het wijs oordeel van de eigen Bisschop of van de bevoegde hogere Overste, alles in overweging genomen, een ongeschonden geloof hebben, door de juiste intentie geleid worden, de vereiste kennis bezitten, een goede achting genieten, van ongerepte levenswandel zijn en van beproefde deugd, alsook beschikken over de andere fysieke en psychische hoedanigheden in overeenstemming met de te ontvangen wijding."[[[30|1029]]] vgl: 13[[[54|(758)]]] vgl: Iemand die de noodzakelijke eigenschappen mist niet roepen tot de wijding is geen onrechtmatige discriminatie[[[1119]]] In de vorming van de toekomstige priester moeten op een wezenlijk complementaire wijze de vier dimensies van de vorming aan bod komen: de menselijke, de geestelijke, de wetenschappelijke en de pastorale. vgl: -59[[[724|43]]] In deze samenhang moet het bijzondere belang van de menselijke ontwikkeling onderstreept worden als het onmisbare element van de hele vorming. vgl: : "De priester, die geroepen is om een levend beeld te zijn van Jezus Christus, Hoofd en Herder van de Kerk, moet ernaar streven in zichzelf zoveel mogelijk de menselijke volmaaktheid te weerspiegelen die stralend zichtbaar wordt in de mensgeworden Zoon van God en die we zo levendig weerkaatst vinden in zijn houding tegenover de anderen"[[[724|43]]] Om een kandidaat toe te laten tot de diakenwijding moet de Kerk ondermeer nagaan of deze de voor het priesterschap noodzakelijke affectieve rijpheid heeft bereikt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 44,50[[[724|44.50]]] Vgl. ook: Congregatie voor de...Vgl. ook: Congregatie voor de goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, Entre las más delicadas a los Exc.mos y Rev.mos Sefiores Obispos diocesanos y demás Ordinarios canónicamente facultados para llamar a las Sagradas Ordenes, sobre Los escrutinios acerea de la idoneidad de los candidatos (10 november 1997), in: Notitiae 33 (1997), 507-518, in het bijzonder Bijlage V.
De oproep tot de wijding is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de bisschop vgl: Apostolorum successores, (88)[[[1121|(88)]]] of de hogere overste. Met inachtneming van de goedkeuring van degenen aan wie hij de verantwoordelijkheid voor de vorming heeft toevertrouwd moet de bisschop of overste, alvorens de kandidaat toe te laten tot de wijding, tot een moreel zeker oordeel aangaande zijn geschiktheid komen. Als hierover ernstige twijfel bestaat, mag hij niet worden toegelaten tot de wijding. vgl: § 3: "Indien ... de Bisschop om zekere redenen twijfelt of de kandidaat geschikt is voor het ontvangen van de wijdingen, mag hij hem niet wijden."[[[30|1052]]] vgl: Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium, (770)[[[574|(770)]]]
Het onderkennen van de roeping en de rijpheid van de kandidaat is ook een belangrijke taak van de rector en de overige stafleden van de priesteropleiding. Voor iedere wijding moet de rector zijn eigen oordeel geven over de door de Kerk vereiste eigenschappen van de kandidaat. vgl: : "Wat het onderzoek betreft aangaande de vereiste hoedanigheden van de wijdeling, dienen de voorschriften in acht genomen te worden die volgen: er dient een getuigenis te zijn van de rector van het seminarie of vormingshuis over de hoedanigheden die vereist zijn om de wijding te ontvangen, namelijk de rechtgelovigheid van de kandidaat, zijn echte godsvrucht, zijn goede zeden, zijn geschiktheid om het dienstwerk uit te oefenen; eveneens een getuigenis over zijn fysieke en psychische gezondheidstoestand, nadat op de juiste wijze een onderzoek ingesteld is."[[[30|1051]]]
Bij het onderkennen van de geschiktheid voor de wijding heeft de spirituaal een belangrijke taak. Ofschoon hij verplicht is tot geheimhouding, vertegenwoordigt hij toch de Kerk in het forum internum. In zijn gesprekken met de kandidaat moet de spirituaal in het bijzonder wijzen op de eisen van de Kerk wat betreft de priesterlijke kuisheid en de voor de priester vereiste affectieve rijpheid. Ook moet hij hem helpen onderkennen of hij over de noodzakelijke eigenschappen beschikt. vgl: Pastores Dabo Vobis, 50,66[[[724|50.66]]] vgl: Ratio fundamentalis institutionis sacerdotalis - Editio typica, (48)[[[2567|(48)]]] De spirituaal heeft de plicht alle aspecten van de persoonlijkheid te evalueren en zich ervan te vergewissen dat de kandidaat geen problemen op seksueel gebied heeft die onverenigbaar zijn met het priesterschap. Als een kandidaat homoseksualiteit praktiseert of diepgewortelde homoseksuele neigingen heeft, heeft zowel de spirituaal als de biechtvader de plicht te trachten hem van de wijding af te houden.
Natuurlijk is de kandidaat zelf de eerstverantwoordelijke voor zijn eigen vorming. vgl: Pastores Dabo Vobis, 69[[[724|69]]] Hij moet zich vol vertrouwen onderwerpen aan het oordeel van de Kerk, van de bisschop die hem tot de wijding roept, van de rector van de priesteropleiding, van zijn spirituaal en van de andere stafleden aan wie de bisschop of de overste de taak heeft toevertrouwd toekomstige priesters te vormen. Het zou zeer oneerlijk zijn als een kandidaat zijn eigen homoseksualiteit zou verbergen om zo, ondanks alles, toch gewijd te worden. Zo'n onoprechte houding is in strijd met de geest van waarheid, oprechtheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid die karakteristiek moet zijn voor hen die zich geroepen voelen Christus en zijn Kerk in het ambtelijk priesterschap te dienen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Reactie Belgische Bisschoppenconferentie: Naar aanleiding van de recente instructie in verband met de toelating van priesterkandidaten[722]
Slot
Deze Congregatie bevestigt de noodzaak dat bisschoppen, hogere oversten en alle betrokken verantwoordelijken zorgvuldig blijven toezien op de geschiktheid van kandidaten voor de heilige wijding, vanaf de toelating tot de priesteropleiding tot aan de wijding. Dit moet gebeuren in het licht van een priesterbeeld dat beantwoordt aan de kerkelijke leer.
Laten bisschoppen, Bisschoppenconferenties en hogere oversten erop toe zien dat de bepalingen van deze instructie nauwgezet nagevolgd worden, omwille van het welzijn van de kandidaten zelf, en om te waarborgen dat de Kerk altijd geschikte priesters heeft die ware herders zijn naar het Hart van Christus.
Paus Benedictus XVI heeft deze instructie op 31 augustus 2005 goedgekeurd en opdracht gegeven tot publicatie.
Deze Congregatie bevestigt de noodzaak dat bisschoppen, hogere oversten en alle betrokken verantwoordelijken zorgvuldig blijven toezien op de geschiktheid van kandidaten voor de heilige wijding, vanaf de toelating tot de priesteropleiding tot aan de wijding. Dit moet gebeuren in het licht van een priesterbeeld dat beantwoordt aan de kerkelijke leer.
Laten bisschoppen, Bisschoppenconferenties en hogere oversten erop toe zien dat de bepalingen van deze instructie nauwgezet nagevolgd worden, omwille van het welzijn van de kandidaten zelf, en om te waarborgen dat de Kerk altijd geschikte priesters heeft die ware herders zijn naar het Hart van Christus.
Paus Benedictus XVI heeft deze instructie op 31 augustus 2005 goedgekeurd en opdracht gegeven tot publicatie.
Rome, 4 november 2005,
gedachtenis van de H. Carolus Borromeus, patroon van priesteropleidingen.
Zenon kardinaal Grocholewski
Prefect
J. Michael Miller, c.s.b.
Titulair aartsbisschop van Vertara
Secretaris
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Reactie Nederlandse Bisschoppenconferentie: Reactie op Instructie over toelatingseisen voor de priesteropleiding en de wijdingen[721]Reactie Belgische Bisschoppenconferentie: Naar aanleiding van de recente instructie in verband met de toelating van priesterkandidaten[722]
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichthttps://beta.rkdocumenten.nl/toondocument/723-instructie-over-criteria-ter-onderscheiding-van-roepingen-nl