Dominus Jesus

x
Gebruik de knoppen om door de historische teksten te lopen:

Informatie over dit document

Dominus Iesus
Dominus Jesus
Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk
Joseph Kardinaal Ratzinger
Congregatie voor de Geloofsleer
6 augustus 2000
Curie - Verklaringen
2000, Katholiek Nieuwsblad, 's Hertogenbosch
6 augustus 2000
Katholiek Nieuwsblad
21 september 2024
78
nl
Toon meer

Referenties naar dit document: 8

Open uitgebreid overzicht

Referenties naar dit document van thema's en berichten

Open uitgebreid overzicht

Extra opties voor dit document

Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social media

Referenties naar alinea 16: 3

Ad Catholicam Profundius ->=geentekst=
Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
- IV - De uniekheid en eenheid van de Kerk
16
De Heer Jezus, de enige Verlosser, heeft niet louter een gemeenschap van gelovigen gesticht. Hij heeft de Kerk als heilsgeheim gevestigd: Hij zelf is in de Kerk en de Kerk is in Hem 1[[b:Joh. 15, 1; Gal. 3, 28; Ef. 4, 15-16; Hand. 9, 5]]; daarom hoort de volheid van het heilsmysterie van Christus ook tot de Kerk, die onlosmakelijk met Hem verbonden is. Want Jezus Christus zet zijn tegenwoordigheid en zijn heilswerk in de Kerk en door de Kerk voort 2[[b:Kol. 1, 24-27]] 3[[[617|14]]] , die zijn lichaam is 4[[b:1 Kor. 12, 12-13.27; Kol. 1, 18]]. 5[[[617|7]]] Zoals het hoofd en de ledematen van een levend lichaam weliswaar niet identiek zijn, maar ook niet gescheiden kunnen worden, zo mogen Christus en de Kerk niet met elkaar verwisseld worden, maar ook niet van elkaar gescheiden. Ze vormen samen de enige "gehele Christus". 6[[838]] 7[[847]] 8[[[t:iiia q. 48 a. 2 ad 1]]] Deze onscheidbaarheid komt in het Nieuwe Testament ook door de analogie van de Kerk als Bruid van Christus tot uitdrukking 9[[b:2 Kor. 11, 2; Ef. 5, 25-29; Openb. 21, 2.9]]. 10[[[617|6]]]

Daarom moet in samenhang met de uniekheid en de universaliteit van de heilsbemiddeling van Jezus Christus de uniekheid van de door Hem gestichte Kerk als waarheid van het katholieke geloof vast geloofd worden. Zoals er slechts één enige Christus bestaat, zo bestaat er slechts één enig Lichaam, één enige Bruid van Christus: "de ene en enige katholieke en apostolische Kerk". 11[[[3379]]] 12[[[1128]]] 13[[[617|8]]] De beloften van de Heer, zijn Kerk nooit in de steek te laten 14[[b:Mt. 16, 18; Mt. 28, 20]] en haar met zijn Geest te leiden 15[[b:Joh. 16, 13]], houden daarenboven volgens het katholieke geloof in dat de uniekheid van de Kerk alsmede alles, wat tot haar integriteit behoort, nooit vernietigd worden. 16[[[618|4]]] 17[[[73|11]]]

De gelovigen zijn ertoe gehouden te belijden dat er een historische, in de apostolische opvolging gewortelde continuïteit 18[[[617|20]]] 19[[[848]]] 20[[[1048]]] 21[[[1129]]] bestaat tussen de door Christus gestichte en de katholieke Kerk: "Dit is de enige Kerk van Christus. (...) Onze Verlosser heeft haar, na zijn verrijzenis, aan Petrus als herder toevertrouwd 22[[b:Joh. 21, 17]]. Aan hem en aan de andere apostelen heeft Hij haar uitbreiding en leiding opgedragen 23[[b:Mt. 28, 18 vv]]. Haar heeft Hij voor eeuwig opgericht als pijler en grondslag van de waarheid 24[[b:1 Tim. 3, 15]]. Deze Kerk, in deze wereld ingesteld en uitgebouwd als een maatschappij, bevindt zich (subsistit) in de katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd." 25[[617|8]] Met de term "subsistit in" wilde het Tweede Vaticaans Concilie[d:4] twee leerstellingen met elkaar in overeenstemming brengen: aan de ene kant, dat de Kerk van Christus ondanks de verdeeldheden die onder christenen bestaan, volledig slechts in de katholieke Kerk voortgaat te bestaan, en aan de andere kant, "dat er ook buiten haar schoot meerdere bestanddelen van heiliging en waarheid te vinden zijn" 26[[617|8]] 27[[[617|15]]] 28[[[618|3]]] 29[[[73|13]]] , namelijk in de Kerken en kerkelijke Gemeenschappen, die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk zijn. 30[[3378]] Met betrekking tot deze Kerken en kerkelijke Gemeenschappen moet men eraan vasthouden dat "zij hun werkzaamheid juist ontlenen aan de volheid van genade en waarheid die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd". 31[[618|3]]

Referenties naar alinea 16: 3

Ad Catholicam Profundius ->=geentekst=
Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Er is dus één enige Kerk van Christus, die in de katholieke Kerk blijft bestaan (subsisteert) en die door de opvolger van Petrus en door de bisschoppen in gemeenschap met hem, wordt geleid. 32[[[437|1]]] De Kerken, die weliswaar niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk staan, maar door zeer nauwe banden, zoals de apostolische opvolging en de geldige Eucharistie, met haar verbonden blijven, zijn echte deelkerken. 33[[[618|14.15]]] 34[[[306|17]]] Daarom is de Kerk van Christus ook in deze Kerken aanwezig en werkzaam, ofschoon zij niet de volledige gemeenschap met de katholieke Kerk hebben, in zoverre zij de katholieke leer over het primaat niet aanvaarden, dat de bisschop van Rome volgens Gods wil objectief bezit en over de hele Kerk uitoefent. 35[[[116]]] 36[[[617|22]]] 37[[[116|4-13]]]

De kerkelijke Gemeenschappen daarentegen, die het geldige bisschopsambt en de oorspronkelijke en volledige werkelijkheid van het eucharistische mysterie niet bewaard hebben 38[[[618|22]]], zijn geen Kerken in de eigenlijke betekenis; degenen die in deze Gemeenschappen zijn gedoopt, zijn echter door het doopsel bij Christus ingelijfd en staan dus in een zekere, zij het niet volkomen, gemeenschap met de Kerk. 39[[[618|3]]] Het Doopsel is immers gericht op de volledige ontplooiing van het leven in Christus door de volledige geloofsbelijdenis, de Eucharistie en de volle gemeenschap in de Kerk. 40[[[618|22]]]

"Daarom mogen de christengelovigen zich niet voorstellen dat de Kerk van Christus niets anders is dan een soort optelsom van Kerken en kerkelijke Gemeenschappen - weliswaar gescheiden, maar in zekere zin nog één; het staat hun geenszins vrij aan te nemen dat de Kerk van Christus momenteel nergens meer waarlijk bestaat, maar alleen als een doel zou zijn te beschouwen, dat alle Kerken en Gemeenschappen moeten zoeken." 41[[437|1]] In werkelijkheid "bestaan de elementen van deze reeds gegeven Kerk in hun hele volheid in de katholieke Kerk en nog zonder deze volheid in de andere Gemeenschappen". 42[[73|14]] Daarom "zijn deze afgescheiden Kerken en Gemeenschappen, ook al hebben zij vanuit onze geloofsovertuiging tekorten, van gewichtige betekenis in het heilsmysterie. De Geest van Christus weigert immers niet ze te gebruiken als heilsmiddelen, die hun kracht juist ontlenen aan de volheid van genade en waarheid, die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd." 43[[618|3]]

De ontbrekende eenheid onder de christenen is zeker een wonde voor de Kerk; maar niet in die zin, dat haar eenheid niet zou bestaan, maar, "voor zover zij haar belet, haar universaliteit in de geschiedenis volledig te verwezenlijken". 44[[306|17]] 45[[[618|4]]]

Referenties naar alinea 17: 3

Ad Catholicam Profundius ->=geentekst=
Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=
Commentaar bij de "Antwoorden op vragen over enige aspecten aangaande de leer over de Kerk" / "Ad Catholicam Profundius" ->=geentekst=

Extra opties voor deze alinea

Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media